7.2De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn bezwaarschrift met een beroep op artikel 40 van de Wet WOZ heeft verzocht om alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem te verstrekken. Eiser doelt hierbij op alle stukken/gegevens die verweerder bij de initiële waardebepaling en bij de behandeling van het bezwaar heeft betrokken.
Doordat het verslag van de hoorzitting vormvrij is, kan de rechtbank de uitleg van verweerder volgen. In de uitspraak op bezwaar is niet opgenomen dat eiser opnieuw om informatie tijdens de hoorzitting heeft verzocht. Eiser heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Eiser heeft pas op de zitting voor het eerst aangevoerd dat de inhoud van het verslag van de hoorzitting niet correct is. Eiser heeft op de hoorzitting in de bezwaarfase niet aangegeven welke stukken hij nog meer nodig had. Als eiser tijdens de hoorzitting niet opnieuw aanvoert dat hij informatie mist door het niet toesturen van de gevraagde stukken, dan mag in beginsel worden aangenomen dat hij die stukken kennelijk niet (meer) nodig heeft.Pas in de beroepsfase voert eiser aan dat verweerder niet alle gevraagde op de zaak betrekking hebbende stukken heeft verstrekt. De rechtbank laat deze beroepsgrond buiten beschouwing, omdat eiser deze beroepsgrond te laat in het geding heeft gebracht, hetgeen in strijd is met de goede procesorde.
Heeft verweerder de waarde aannemelijk gemaakt?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat zij in dezelfde buurt ( [buurt] ) liggen, waarbij één referentiewoning in dezelfde straat is gelegen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat bouwjaar en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer gebruiksoppervlakte door voor de woningwaarde de laagste eenheidsprijs te hanteren (€ 2.352,-). [adres 2] heeft namelijk een m2-prijs van € 3.015,-, [adres 3] heeft een m2-prijs van € 2.624,- en [adres 4] heeft een m2-prijs van € 2.442,-. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
9. Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
De door verweerder gehanteerde referentiewoningen
10. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de betere voorzieningen van [adres 3] . Daarnaast stelt eiser dat deze woning ook een balkon heeft van 18 m2. Verweerder heeft hierover op de zitting toegelicht dat de verschillen in de KOUDV-factoren naar voren komen in de m2-prijzen en de woning ook een balkon van 18 m2 heeft. De rechtbank kan deze toelichting van verweerder volgen. Uit de taxatiematrix blijkt dat de voorzieningen van de woning zijn gewaardeerd als ‘eenvoudig/verouderd’ en de voorzieningen van [adres 3] als ‘normaal’. De m2-prijs van [adres 3]
(€ 2.624,-) is ook hoger dan de m2-prijs van de woning (€ 2.352,-). Bovendien heeft eiser niet gemotiveerd onderbouwd waarom de voorzieningen van [adres 3] hoger moeten worden gewaardeerd. Verder blijkt uit de taxatiematrix dat de woning ook een balkon heeft van 18 m2. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
11. Eiser voert daarnaast aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de betere onderhoudstoestand van [adres 4] . Volgens eiser moet dit hoger worden gewaardeerd. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet gemotiveerd onderbouwd waarom de staat van onderhoud hoger moet worden gewaardeerd. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Op de zitting heeft eiser aangevoerd dat [adres 2] een gemeentelijk monument is. Volgens eiser is het een commune-woning die erg gewild is. Volgens eiser heeft dit een waardeverhogend effect en hiermee is geen rekening gehouden in de taxatiematrix. Verweerder heeft hierover op de zitting toegelicht dat deze woning niet wordt gebruikt als commune-woning. In de informatie van [adres 2] die verweerder tijdens de zitting heeft opgezocht wordt de gemeenschappelijke ruimte omschreven als een ruime hal dat gebruikt kan worden als speelruimte of ontmoetingsruimte. De gemeenschappelijke ruimte heeft geen meerwaarde. Eiser heeft dit niet weersproken. Daarnaast heeft een gemeentelijk monument volgens verweerder juist een waardedrukkend effect, omdat deze woningen aan meer regels met betrekking tot verduurzaming moet voldoen. Ook dit heeft eiser niet betwist. De rechtbank kan daarom het standpunt van verweerder volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
De aanwezigheid van liften in de referentiewoningen
13. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van een lift in het flatgebouw bij de referentiewoningen [adres 2] en [adres 4] . Verweerder heeft hierover op de zitting toegelicht dat het algemeen bekend is dat een gebouw hoger dan vier verdiepingen een lift moet hebben. Het appartementencomplex van de woning van eiser bestaat echter uit de begane grond en de eerste verdieping. Bovendien komt niet uit de prijzen naar voren dat de aanwezigheid van een lift een prijsverschil veroorzaakt. De rechtbank kan deze toelichting van verweerder volgen. Er is daarom geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van een lift bij [adres 2] en [adres 4] . De beroepsgrond slaagt niet.
14. Eiser stelt ten slotte dat verweerder geen rekening heeft gehouden met het afnemend grensnut. De woning heeft namelijk een gebruiksoppervlakte van 125 m2, [adres 2] heeft een gebruiksoppervlakte van 98 m2 en [adres 4] heeft een gebruiksoppervlakte van 104 m2. Verweerder heeft hierover op de zitting toegelicht dat het afnemend grensnut alleen bij grote objecten speelt en niet bij appartementen. De rechtbank kan dit standpunt van verweerder volgen. De verschillen in de gebruiksoppervlakten zijn namelijk klein. Zo heeft [adres 2] 25 m2 minder gebruiksoppervlakte en [adres 4] 21 m2 minder gebruiksoppervlakte. Bovendien heeft eiser in het geheel niet aangegeven vanaf welke gebruiksoppervlakte een toename van het aantal m2 geen dan wel een lagere meerwaarde heeft dan waarvan verweerder is uitgegaan.De beroepsgrond slaagt niet.