ECLI:NL:GHARL:2021:10719

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
20/00835
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardevaststelling van een woning onder de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning aan de [adres1] 11 te [woonplaats] voor het kalenderjaar 2019, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen op € 575.000 per waardepeildatum 1 januari 2018. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft de waarde gehandhaafd. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de zitting op 20 oktober 2021 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelt dat de vastgestelde waarde te hoog is en vraagt om een verlaging naar € 356.000. De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met een taxatierapport, waarin de waarde van de woning is getaxeerd op € 584.000. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende, waaronder de vergelijking met een buurpand en de toepassing van afnemend grensnut, beoordeeld. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de vergelijkbaarheid van referentieobjecten en dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende zijn om de vastgestelde waarde te betwisten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 20/00835
uitspraakdatum: 16 november 2021
Uitspraak van de negentiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 juli 2020, nummer AWB 19/6300, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
de gemeente Nijmegen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres1] 11 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 575.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (eigenarenbelasting) vastgesteld.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2021. Daarbij is namens belanghebbende verschenen en gehoord [naam1] . Namens de heffingsambtenaar is verschenen en gehoord [naam2] .

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het gaat om een tussenwoning uit 1939. De woning beschikt over een berging/schuur van 13 m³ en twee dakkapellen. De inhoud van de woning is ongeveer 595 m³ en het perceel is ongeveer 162 m².

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de waarde van de woning op waardepeildatum 1 januari 2018 te hoog is vastgesteld.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de vastgestelde waarde naar € 356.000 en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden aanslag.
3.3.
De heffingsambtenaar beantwoordt de onder 3.1 vermelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ moet de waarde van de woning worden bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger het object in de staat waarin dat zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de woning meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de woning zou zijn besteed.
4.2.
Belanghebbende bepleit gemotiveerd een lagere waarde dan door de heffingsambtenaar is vastgesteld. In dat geval rust op de heffingsambtenaar de last aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog is.
4.3.
Ter onderbouwing van de vastgestelde waarde verwijst de heffingsambtenaar naar een taxatierapport, waarin de waarde van de woning is getaxeerd op € 584.000 naar waardepeildatum en toestandsdatum 1 januari 2018. De waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode waarbij drie nabijgelegen panden in de gemeente Nijmegen als referentieobject zijn gebruikt.
Object
Bouw- jaar
Li, oh, kw, ut, dm, vz
Woning (m3)
Prijs per m3 (€)
Perceel (m2)
Prijs per m2 (€)
Bijgebouwen
Economische waarde
Verkoop-datum
Verkoop-prijs
[adres1] 11
1939
3-4-2-3-3-4
595
€ 827
162
€ 500
Berging € 2.600
€ 584.665
1-4-2016
€ 530.000
Dakkapel € 9.000
[adres2] 319
1928
3-4-4-3-3-4
387
€ 970
175
€ 500
Aanbouw € 92.344
€ 559.734
24-3-2017
€ 525.000
Dakkapel € 4.500
[adres1] 31
1938
3-3-3-3-3-3
512
€ 750
162
€ 500
Berging € 3.400
€ 472.900
4-7-2018
€ 499.000
Dakkapel € 4.500
[adres1] 5
1938
3-3-4-3-3-4
575
€ 820
161
€ 500
Dakkapel € 9.000
€ 561.000
24-5-2017
€ 536.000
4.4.
Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de waarde van de woning niet voorbij had mogen gaan aan de beschikbare (verkoop)gegevens van het buurpand, [adres1] 9 (hierna: het buurpand). Het buurpand is verkocht rond de peildatum en is volgens belanghebbende vrijwel identiek aan de woning. Uit de beschikbare gegevens van het buurpand zou volgen dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. Daarnaast is bij de waardering volgens belanghebbende onvoldoende rekening gehouden met afnemend grensnut. Ter onderbouwing van dit laatste standpunt heeft belanghebbende een drietal matrices overgelegd, waaruit zou volgen dat, gelet op de grootte van de woning, een lagere prijs per kubieke meter in aanmerking moet worden genomen dan waarvan de heffingsambtenaar is uitgegaan.
4.5.
Het Hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en overweegt daartoe als volgt.
4.6.
De heffingsambtenaar komt een zekere vrijheid toe bij het opvoeren van referentieobjecten mits deze voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Naar volgt uit het taxatierapport, is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. De opgevoerde referentieobjecten zijn, net als de woning, tussenwoningen die wat betreft bouwjaar, bouwstijl, ligging, uitstraling en doelmatigheid vergelijkbaar zijn met de woning. Daarbij geldt dat referentieobjecten niet in alle opzichten overeen hoeven te stemmen met de woning, omdat bij de waardebepaling rekening wordt gehouden met verschillen tussen de woning enerzijds en de referentieobjecten anderzijds. Met het taxatierapport maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentieobjecten voor wat betreft bouwjaar, onderhoud, kwaliteit en voorzieningen.
4.7.
Hetgeen belanghebbende heeft gesteld over het buurpand doet aan het voorgaande niet af. Nog daargelaten dat het buurpand een hoekwoning met een garage betreft en zich in een zeer verouderde staat bevond ten tijde van de verkoop, acht het Hof de beschikbare gegevens niet betrouwbaar genoeg om daaraan een conclusie te verbinden over de te hanteren prijs per kubieke meter voor de woning. In het licht van de door de heffingsambtenaar overgelegde verkoopbrochure en kuberingsstaat acht het Hof met name niet aannemelijk dat het buurpand een aanmerkelijk grotere inhoud (636 m3 tegen 595 m3) zou hebben dan de woning. Uit de foto op de verkoopbrochure volgt namelijk dat de nok- en goothoogte van het buurpand juist aanmerkelijk lager zijn dan die van de woning, terwijl de afmetingen van beide objecten het verschil in inhoud evenmin verklaren. Het Hof ziet evenmin aanleiding om rekening te houden met een lagere prijs per kubieke meter op basis van afnemend grensnut. Belanghebbende heeft in het geheel niet aangegeven vanaf welke inhoud een toename van het aantal kubieke meters geen dan wel een lagere meerwaarde heeft dan waarvan de heffingsambtenaar is uitgegaan. De door belanghebbende overgelegde matrices bieden in ieder geval geen afdoende aanknopingspunten nu in twee daarvan aansluiting wordt gezocht bij de niet betrouwbare gegevens van het buurpand en ook uit de derde matrix niet volgt dat, en zo ja vanaf welke inhoud, in dit geval rekening moet worden gehouden met een afnemend grensnut.
4.8.
Het Hof merkt ten overvloede nog op dat de heffingsambtenaar erop heeft gewezen dat de vastgestelde waarde mede wordt ondersteund door het geïndexeerde eigen verkoopcijfer van de woning, ook al heeft de verkoop eenentwintig maanden voor de waardepeildatum plaatsgevonden. Belanghebbende heeft hiertegen ingebracht dat in dit geval het eigen verkoopcijfer niets zegt over de waarde van de woning op de waardepeildatum, omdat het door de heffingsambtenaar gebruikte indexatiecijfer uit het rapport van Vastgoedpro onvoldoende specifiek is.
4.9.
Hoewel de algemene aard van het indexatiecijfer in het rapport van Vastgoedpro beperkingen met zich brengt voor het gebruik daarvan in een concrete casus, doet dat in dit geval niet af aan het oordeel dat de vastgestelde waarde niet te hoog is nu deze waarde reeds aannemelijk is gemaakt aan de hand van de vergelijkingsmethode. In het licht van de beschikbare gegevens over de referentieobjecten en rekening houdend met een situatie van krapte op de huizenmarkt, acht het Hof het overigens aannemelijk dat het indexatiecijfer een goede indicatie biedt voor de waardeontwikkeling van de woning.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.H.J. Verhagen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. P.W.L. van den Bersselaar als griffier.
De beslissing is op 16 november 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter,
te ondertekenen.
(P.W.L. van den Bersselaar) (T.H.J. Verhagen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 november 2021.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.