In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning aan de [adres1] 11 te [woonplaats] voor het kalenderjaar 2019, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen op € 575.000 per waardepeildatum 1 januari 2018. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft de waarde gehandhaafd. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 20 oktober 2021 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelt dat de vastgestelde waarde te hoog is en vraagt om een verlaging naar € 356.000. De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met een taxatierapport, waarin de waarde van de woning is getaxeerd op € 584.000. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende, waaronder de vergelijking met een buurpand en de toepassing van afnemend grensnut, beoordeeld. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de vergelijkbaarheid van referentieobjecten en dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende zijn om de vastgestelde waarde te betwisten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.