ECLI:NL:RBMNE:2023:3355

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
FT HO 23/281
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de afkoelingsperiode in de besloten akkoordprocedure van een besloten vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2023 een beschikking gegeven in het kader van de afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor de besloten vennootschap [verzoekster] B.V. De rechtbank had eerder, op 21 april 2023, een afkoelingsperiode gelast voor een periode van twee maanden, waarbij [verzoekster] de verplichting had om voor 19 mei 2023 een liquiditeitsprognose en behaalde resultaten over te leggen. Tijdens de zitting op 24 mei 2023 bleek dat [verzoekster] niet in staat was om de gevraagde bescheiden te overleggen en ook niet zou verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoekster] niet voldeed aan de voorwaarden voor de afkoelingsperiode, aangezien de liquiditeitsbegroting en resultaten niet waren ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat de afkoelingsperiode niet langer het belang van de gezamenlijke schuldeisers diende. De rechtbank heeft daarom ambtshalve de afkoelingsperiode opgeheven, met inachtneming van de belangen van de schuldeisers, waaronder [onderneming 2] B.V. die ter zitting had aangegeven dat [verzoekster] haar verplichtingen niet nakwam. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Toezicht
locatie Utrecht
zaaknummer: FT HO 23/281
uitspraakdatum: 24 mei 2023
Beschikking tot opheffing afkoelingsperiode in de besloten akkoordprocedure van:
de besloten vennootschap
[verzoekster] B.V.
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. M.D.B. Stap.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:
- de startverklaring van 1 maart 2023,
- de beschikking van 21 april 2023.
- het emailbericht van mr. Stap van 19 mei 2023;
- het emailbericht van mr. Stap van 23 mei 2023;
- het emailbericht van [onderneming 1] B.V. van 24 mei 2023.
1.2.
Bij beschikking van 21 april 2023 heeft de rechtbank een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw gelast voor een periode van twee maanden. Voorts heeft de rechtbank aan [verzoekster] een termijn gesteld tot uiterlijk 19 mei 2023 15.00 uur om een met stukken onderbouwde liquiditeitsprognose alsmede de behaalde resultaten tot 19 mei 2023 over te leggen aan de rechtbank. De rechtbank heeft ten slotte een tussentijdse zitting bepaald op 24 mei 2023 om te worden voorgelicht over de financiële situatie van de onderneming op dat moment. Voor deze zitting zijn ook de belanghebbenden bij het verzoek afkoelingsperiode uitgenodigd. Dit zijn Rabobank, [onderneming 1] en [onderneming 2] B.V.
1.3.
Op 19 mei 2023 heeft mr. Stap namens [verzoekster] laten weten niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn de liquiditeitsprognose en de behaalde resultaten te kunnen overleggen, maar zich in te spannen om deze bescheiden voor de mondelinge behandeling op 24 mei 2023 met de rechtbank te delen.
1.4.
Op 23 mei 2023 heeft mr. Stap laten weten dat het niet mogelijk is voor [verzoekster] om de gevraagde bescheiden aan te leveren, dat [verzoekster] niet zal verschijnen tijdens de zitting op 24 mei 2023 en zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
1.5.
[onderneming 1] heeft op 23 mei 2023 laten weten dat zij niet zal verschijnen bij de zitting op 24 mei 2023.
1.6.
Op 24 mei 2023 heeft een terechtzitting plaatsgevonden middels een videoverbinding. Daarbij is mevrouw mr. [A] verschenen namens [onderneming 2] B.V.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 376 lid 10 Fw heft de rechtbank ambtshalve of op verzoek van de schuldenaar de afkoelingsperiode op als niet langer wordt voldaan aan het eerste en vierde lid van artikel 376 Fw. [verzoekster] heeft de liquiditeitsbegroting en de behaalde resultaten over de periode vanaf 13 maart 2023 tot 19 mei 2023 niet overgelegd. Daarmee is niet voldaan aan het door de rechtbank in de beschikking van 21 april 2023 bepaalde. Nu [verzoekster] het gevraagde niet heeft overgelegd en ook niet anderszins summierlijk van het tegendeel is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat niet langer redelijkerwijs valt aan te nemen dat de afkoelingsperiode het belang dient van de gezamenlijke schuldeisers. Daarbij speelt mede een rol dat [onderneming 2] ter zitting naar voren heeft gebracht dat ook lopende de afkoelingsperiode [verzoekster] haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet stipt is nagekomen. De slotsom moet zijn dat de afkoelingsperiode ambtshalve wordt opgeheven, omdat niet meer is voldaan aan het vierde lid van artikel 376 Fw.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
heft op de afkoelingsperiode, zoals gelast bij beschikking van 21 april 2023.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.G. van de Streek, mr. F. Damsteegt en mr. M.P. de Valk en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.F.B. van den Berg op 24 mei 2023.