ECLI:NL:RBMNE:2023:329

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
16.112916.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling van een baby met TBS-maatregel en gevangenisstraf

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een baby van acht maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 mei 2022 in Austerlitz meerdere geweldshandelingen heeft gepleegd op het slachtoffer, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het slachtoffer meerdere keren heeft geslagen en op andere manieren geweld heeft toegepast. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit van poging tot zware mishandeling.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan verschillende stoornissen, waaronder een posttraumatische stressstoornis en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in sterk verminderde mate verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. Daarom is aan hem een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, evenals een TBS-maatregel met voorwaarden, die gericht is op behandeling en begeleiding. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en zijn er gedragsbeïnvloedende maatregelen getroffen.

De ouders van het slachtoffer hebben zich als benadeelde partij gevoegd en vorderden schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering tot materiële schade toegewezen en een immateriële schadevergoeding vastgesteld op €3.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente. De vader van het slachtoffer werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering wegens onvoldoende onderbouwing van geestelijk letsel. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.112916.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Syrië),
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 12 augustus 2022, 8 november 2022 en 17 januari 2023. Op 17 januari 2023 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. R. Schreudering, de officier van justitie mr. A. Dam en de advocaat van de benadeelde partijen mr. L. van Gaalen-van Beuzekom. De rechtbank heeft ook geluisterd naar het spreekrecht van de ouders van het slachtoffer.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van betrokkenheid bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
op 6 mei 2022 in Austerlitz [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), toen acht maanden oud, heeft geprobeerd te doden (
primair),
dan welop die datum en in die plaats [slachtoffer] , die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (
subsidiair),
dan welop die datum en in die plaats heeft geprobeerd [slachtoffer] , die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
meer subsidiair),
dan welop die datum en in die plaats [slachtoffer] , die aan zijn zorg was toevertrouwd, heeft mishandeld (
meest subsidiair).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
meer subsidiair). Hij verzoekt verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat is het eens met de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het primair en het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag, nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte geen opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] , ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Bij voorwaardelijk opzet moet er volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad sprake zijn van een aanmerkelijke kans op een gevolg, welke kans verdachte ook bewust heeft aanvaard. Nu in deze zaak niet duidelijk is geworden met welke duur en met welke kracht verdachte de geweldshandelingen heeft gepleegd en ook niets bekend is over de mogelijke gevolgen van de geweldshandelingen, is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat in deze zaak sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling, nu de rechtbank van oordeel is dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel (meerdere ribbreuken) geen zwaar lichamelijk letsel is. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang wat de aard van het letsel is, wat de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen is en/of er uitzicht is op (volledig) herstel. Niet gebleken is dat er medisch is ingegrepen om de ribbreuken te herstellen. Daarnaast is duidelijk geworden dat de breuken snel en volledig zijn genezen.
4.3.2.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
Verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij het meer subsidiair tenlastegelegde feit – voor zover bewezen verklaard door de rechtbank – heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
  • de verklaring van verdachte op de zitting;
  • het rapport van forensisch arts H. Stigter van 27 mei 2022

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 6 mei 2022 te Austerlitz ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [2021] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (bij) die [slachtoffer]
- eenmaal een hand op de mond heeft geduwd/gedrukt en
- meerdere malen heeft geslagen tegen het gezicht, en
- eenmaal met het gezicht in een deken heeft geduwd/gedrukt en
- eenmaal verwurging heeft toegepast op de hals en
- meerdere malen geweld heeft toegepast op de borstkas,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten uit de tenlastelegging in de bewezenverklaring verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt het door verdachte gepleegde feit:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte een heel ernstig feit heeft gepleegd, waarbij volgens hem alleen een gevangenisstraf past. De officier vindt dat verdachte niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat hij heeft gedaan, gelet op wat de psychiater en de psycholoog in hun rapport hebben geschreven. Hij verzoekt het feit daarom in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De officier van justitie vindt dat verdachte naast een straf ook behandeling moet krijgen en eist daarom dat de maatregel TBS met voorwaarden aan verdachte wordt opgelegd.
De officier van justitie eist dat verdachte wordt veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden;
  • een TBS-maatregel met voorwaarden, met daarbij de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van de contactverboden met [slachtoffer] en haar moeder;
  • een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaren, die een contactverbod met [slachtoffer] inhoudt;
  • een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (op basis van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht).
De officier van justitie eist dat de voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat kan zich vinden in het voorstel van de officier van justitie. De advocaat is ook van mening dat het plegen van het feit sterk verminderd aan verdachte moet worden toegerekend. Verdachte heeft negen maanden in voorarrest gezeten en over twee maanden is er een plek in een kliniek. Omdat de behandeling van verdachte volgens de advocaat voorop moet staan, verzoekt de advocaat een gevangenisstraf van elf maanden op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder verdachte dat feit heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte de straf en maatregelen op die de officier van justitie heeft geëist. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte had ten tijde van het bewezenverklaarde een relatie met de moeder van [slachtoffer] . Op 6 mei 2022 paste hij een paar uurtjes op. [slachtoffer] , toen pas acht maanden oud, begon te huilen. Terwijl het verdachte eerder altijd lukte om [slachtoffer] te troosten, kreeg hij [slachtoffer] deze keer niet stil. Hij heeft toen zijn hand op haar mond gelegd om het gehuil niet meer te horen. Daarna heeft hij haar meerdere keren in haar gezicht geslagen. Vervolgens is hij met [slachtoffer] naar boven gelopen, waar hij haar met haar gezichtje in de dekens op het bed heeft gedrukt om haar stil te krijgen en waarbij ook andere geweldshandelingen zijn gepleegd. Uiteindelijk heeft verdachte zelf de politie gebeld.
Bij de ernst van het feit vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en noodzakelijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een mishandeling. Omdat die veroordeling niet in verhouding staat tot de ernst van het nu door verdachte gepleegde feit en in een geheel andere context is gepleegd, zal de rechtbank die veroordeling niet in het nadeel van verdachte meewegen bij het bepalen van een straf.
Advies van de psychiater en de psycholoog
Verdachte is in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) onderzocht door een psychiater, C.A.M. van der Meijs, en een psycholoog, A.J. van Eck. De psychiater en de psycholoog hebben een rapport over verdachte geschreven.
Volgens de psychiater en de psycholoog lijdt verdachte aan een posttraumatische stress stoornis, een persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door borderline- en narcistische trekken (dan wel een narcistisch-afhankelijke dynamiek) en een stoornis in cannabisgebruik. Volgens de psychiater is ook sprake van een beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel, dat verdachte heeft opgelopen door een scooterongeluk aan het begin van 2022.
De genoemde psychische stoornissen hebben het gedrag en de keuzes van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloed. Als gevolg van het verkeersongeval verdween bij verdachte het zicht op perspectief. Hij raakte zijn baan kwijt, verloor zijn hoop op een toekomst als worstelaar en vreesde dat zijn vriendin – de moeder van [slachtoffer] – de relatie zou verbreken als hij niet meer beter zou worden. In de maanden voorafgaand aan het bewezenverklaarde kwamen de herbelevingen en emoties over wat hij had meegemaakt in Syrië weer terug. In combinatie met de emotionele instabiliteit vanuit de persoonlijkheidsproblematiek en zijn prikkelgevoeligheid door het hersenletsel ontstonden in toenemende mate emotie- en agressieregulatieproblemen. Tot slot had verdachte op de dag van het bewezenverklaarde een lastig gesprek gehad, omdat de stichting waar hij onder begeleiding woonde informatie over zijn relatie met zijn vriendin had verstrekt aan de werkgever van zijn vriendin, waardoor zij was ontslagen. Verdachte kwam aangeslagen en opgefokt terug van het gesprek. Tijdens het oppassen veroorzaakte het herhaaldelijk huilen van [slachtoffer] herbelevingen aan de periode in Syrië. De herbelevingen gingen gepaard met dezelfde gevoelens van angst en gejaagdheid als toen. De spanning is toen te hoog opgelopen.
Door de ernst van de psychische problematiek en de doorwerking daarvan in het gedrag van verdachte op 6 mei 2022, adviseren de psychiater en de psycholoog om het bewezenverklaarde minimaal in verminderde mate en mogelijk in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op herhaling van agressief gedrag schatten zij in als hoog.
De complexiteit van de persoonlijkheidsstoornis in combinatie met de ernstig traumatische voorgeschiedenis maken een intensieve en langdurige behandeling noodzakelijk. De psychiater en de psycholoog adviseren daarom om de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen.
Advies van de reclassering
Verdachte heeft ook gesprekken gevoerd met R. Liekens-Willems van reclasseringsinstantie Fivoor. Liekens-Willems heeft een rapport over verdachte geschreven.
De reclassering kan zich vinden in het advies van de psychiater en de psycholoog. De reclassering vindt de maatregel TBS met voorwaarden het best passend door de duurzaamheid van het traject en het kunnen borgen van de noodzakelijke behandeling en resocialisatie. Naast die maatregel vindt de reclassering dat ook de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte moet worden opgelegd, zodat de reclassering verdachte ook na beëindiging van de TBS maatregel kan ondersteunen, begeleiden en monitoren.
Aan de maatregel TBS met voorwaarden moeten volgens de reclassering de volgende voorwaarden worden verbonden:
  • afzien van het plegen van nieuwe strafbare feiten;
  • meewerken aan het reclasseringstoezicht;
  • opname in een zorginstelling;
  • meewerken aan een time-out;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • ambulante behandeling;
  • middelenverbod en meewerken aan middelencontrole;
  • contactverbod met [A] en [slachtoffer] ;
  • meewerken aan dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind;
  • reisverbod.
De reclassering adviseert tot slot om de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Verdachte heeft op de zitting aangegeven dat hij zich aan alle voorwaarden wil houden, behalve het contactverbod met [A] , de moeder van [slachtoffer] . Als de rechtbank toch nodig vindt dat verdachte geen contact heeft met [A] , zal verdachte zich wel aan het contactverbod houden.
8.3.3
Conclusie
Alles afwegend vindt de rechtbank de straf en maatregelen die de officier van justitie heeft geëist passend. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank eens dat het bewezenverklaarde in sterk verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Dat betekent dat de rechtbank verdachte niet volledig verantwoordelijk houdt voor wat hij heeft gedaan.
Straf
Alhoewel bij de ernst van het feit een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou passen, vindt de rechtbank door de beperkte toerekenbaarheid van verdachte en het belang van behandeling dat een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest in dit geval passend is.
TBS-maatregel met voorwaarden
De rechtbank zal daarnaast de maatregel van TBS met voorwaarden aan verdachte opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van TBS is voldaan. De algemene veiligheid van personen eist de oplegging van de maatregel. Dit volgt uit de hiervoor weergegeven rapportage van het PBC. Verder is vast komen te staan dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Ook is het door hem begane feit een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
De rechtbank verbindt aan de TBS-maatregel de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, met uitzondering van de contactverboden. Verdachte heeft zich bereid verklaard om deze voorwaarden na te leven.
De TBS-maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Contactverbod
Het contactverbod met [slachtoffer] legt de rechtbank op in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van 5 jaar, met 7 dagen hechtenis per overtreding (met een maximum van 6 maanden). De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod met [A] op te leggen, nu zij daar niet om heeft verzocht.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank legt tot slot een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op, zodat de reclassering verdachte ook na afloop van de TBS-maatregel kan ondersteunen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank verklaart de voorwaarden die aan de TBS-maatregel zijn verbonden dadelijk uitvoerbaar. Daarnaast verklaart de rechtbank ook de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar, omdat de rechtbank op basis van de hiervoor besproken rapportage van het PBC van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt.

9.BESLAG

De rechtbank bepaalt dat de onder verdachte in beslag genomen kleding aan hem moet worden teruggegeven.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
[slachtoffer]
De ouders van [slachtoffer] hebben zich namens [slachtoffer] als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij vorderen een bedrag van € 5.217,-. Dit bedrag bestaat uit € 217,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
De officier van justitie vindt dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van € 3.217,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat voert geen verweer over de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat de materiële schade betreft voldoende is onderbouwd en zij zal de vordering op dat punt dan ook toewijzen. Nu [slachtoffer] door toedoen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft zij ook recht op een immateriële schadevergoeding. [slachtoffer] heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 3.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De ouders van [slachtoffer] kunnen de vergoeding van dat deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.217,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 42 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de ouders van [slachtoffer] – in het kader van deze vordering – gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
De advocaat van [slachtoffer] heeft verzocht om te bepalen dat een geblokkeerde rekening voor [slachtoffer] wordt geopend waar het geldbedrag op wordt gestort. Die rekening zou dan pas gedeblokkeerd worden als [slachtoffer] 18 jaar oud is. Dit wordt ook wel een BEM-clausule genoemd. De rechtbank zal die clausule niet opnemen, omdat de rechtbank geen redenen heeft om aan te nemen dat de ouders van [slachtoffer] het geldbedrag niet voor haar zullen bewaren.
10.2
[benadeelde]
De vader van [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade (schokschade).
De officier van justitie vindt dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat vindt dat [benadeelde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van psychisch letsel.
Iemand die een onrechtmatige daad tegen een ander begaat, kan ook onrechtmatig handelen tegenover iemand bij wie de confrontatie met die daad of de gevolgen ervan een hevige emotionele schok teweegbrengt. Schokschade betreft immateriële of materiële schade die ontstaat door het waarnemen van zo'n gebeurtenis of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door de onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel. Het gaat bij toekenning van schokschade dus niet zozeer om vergoeding van leed, maar degene die vergoeding vordert moet zelf geestelijk letsel hebben opgelopen als direct gevolg van die waarneming of confrontatie.
Voor vergoeding van schokschade is op grond van art. 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. In de jurisprudentie werd aangenomen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Hiermee is bedoeld tot uitdrukking te brengen dat de emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar(vgl. HR 4 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2241 en HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2201). Uit een recente uitspraak van de Hoge Raad volgt dat, als de rechter op grond van een rapportage van een deskundige tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld (vgl. HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958).
De rechtbank is van oordeel dat de vader van [slachtoffer] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij als gevolg van de confrontatie van de ernstige gevolgen van de mishandeling van [slachtoffer] geestelijk letsel heeft opgelopen. De vader van [slachtoffer] heeft ook geen rapportage van een deskundige overgelegd. Alhoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat de confrontatie met [slachtoffer] in het ziekenhuis heel heftig voor de vader van [slachtoffer] moet zijn geweest en pijn en verdriet heeft veroorzaakt, is voor de toekenning van schokschade vereist dat kan worden vastgesteld dat de vader van [slachtoffer] door die confrontatie geestelijk letsel heeft opgelopen. Dat kan de rechtbank op basis van de vordering niet vaststellen. De rechtbank zal [benadeelde] daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38v, 38w, 38z, 45, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het
primairen
subsidiairten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het
meer subsidiairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de
volgende voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
* verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
* verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
* verdachte laat zich opnemen en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. De opname start direct aansluitend aan de detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling of plaatsing;
* verdachte zal aansluitend aan de klinische opname verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* verdachte laat zich aansluitend aan de klinische behandeling behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* verdachte gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
* verdachte zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden/regels die hem gesteld worden;
* verdachte geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind;
* verdachte zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
  • geeft opdracht aan Fivoor om de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • bepaalt dat de opgelegde voorwaarden
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] , geboren op [2021] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 7 dagen hechtenis per overtreding, met een maximum van zes maanden hechtenis;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking(artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht);
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een t-shirt (goednummer G2986856);
  • een broek (goednummer G2986859);
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.217,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.217,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 42 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde]
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Austerlitz, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (geboren op [2021] ) opzettelijk van het leven te beroven, (bij) die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)
- een hand op/tegen de mond, althans het gezicht heeft geduwd/gedrukt (gehouden) en/of
- heeft geslagen/gestompt in/op/tegen het gezicht en/of de arm en/of het been, althans op/tegen het lichaam en/of
- ( met het gezicht) in (een) deken(s) heeft geduwd/gedrukt (gehouden) en/of
- geweld, al dan niet verwurging heeft toegepast op/tegen de hals en/of
- geweld heeft toegepast op de borstkas, althans het bovenlichaam, en/of
- ( met kracht) op (een) bed heeft gegooid, althans doen terecht komen, in ieder geval door (fors en/of met kracht) geweld uit te oefenen op het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Austerlitz, in elk geval in Nederland, aan de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [2021] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere breuken met callusvorming van vrijwel alle (niet zwevende) ribben ter plaatse van de ventrale costochondrale overgang (overgang van kraakbeen dat grenst aan het borstbeen naar het bot van een rib aan de voorzijde van de borstkas), heeft toegebracht door bij die [slachtoffer] (fors en/of met kracht) geweld toe te passen op de borstkas, althans het bovenlichaam, en/of die [slachtoffer] (met kracht) op (een) bed te gooien, althans doen terecht komen;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Austerlitz, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige LA. Stijl (geboren op [2021] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (bij) die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)
- een hand op/tegen de mond, althans het gezicht heeft geduwd/gedrukt (gehouden) en/of
- heeft geslagen/gestompt in/op/tegen het gezicht en/of de arm en/of het been, althans op/tegen het lichaam en/of
- ( met het gezicht) in (een) deken(s) heeft geduwd/gedrukt (gehouden) en/of
- geweld, al dan niet verwurging heeft toegepast op/tegen de hals en/of
- geweld heeft toegepast op de borstkas, althans het bovenlichaam, en/of
- ( met kracht) op (een) bed heeft gegooid, althans doen terecht komen,
in ieder geval door (fors en/of met kracht) geweld uit te oefenen op het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Austerlitz, in elk geval in Nederland, de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toe vertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [2021] ) opzettelijk heeft mishandeld door (bij) die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)
- een hand op/tegen de mond, althans het gezicht te duwen/drukken en/of gedrukt te gehouden) en/of
- te slaan/stompen in/op/tegen het gezicht en/of de arm en/of het been, althans op/tegen het lichaam en/of
- ( met het gezicht) in (een) deken(s) te duwen/drukken en/of gedrukt te houden en/of
- geweld, al dan niet verwurging toe te passen op/tegen de hals en/of
- geweld toe te passen op de borstkas, althans het bovenlichaam, en/of
- ( met kracht) op (een) bed te gooien, althans doen terecht komen,
in ieder geval door (fors en/of met kracht) geweld uit te oefenen op het lichaam van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan die [slachtoffer] pijn en/of letsel heeft bekomen.
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Een geschrift, te weten: een rapport van forensisch arts H. Stigter, p. 111-114.