ECLI:NL:RBMNE:2023:3111

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
C/16/543231
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslacht en voornaamswijziging van een minderjarige met een non-binaire genderidentiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van ouders tot wijziging van het geslacht en de voornamen van hun minderjarige kind, dat zich identificeert als non-binair. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat, hebben het verzoek ingediend om de geboorteakte van hun kind aan te passen, zodat het geslacht wordt gewijzigd naar 'X' en de voornamen worden gewijzigd in een nieuwe samenstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over het kind hebben en dat het kind de Nederlandse nationaliteit bezit.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2023 was de minderjarige aanwezig, evenals de ouders en een vertegenwoordiger van de gemeente. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat zij bevoegd is om te oordelen, aangezien de geboorteakte in de registers van de gemeente is ingeschreven.

De rechtbank heeft het verzoek tot wijziging van de voornaam toegewezen, omdat de ouders voldoende hebben aangetoond dat het kind een zwaarwegend belang heeft bij deze wijziging. De rechtbank heeft echter het verzoek tot doorhaling van de geboorteakte afgewezen, omdat dit bezwaren met zich meebrengt voor de reconstructie van de persoonshistorie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de huidige wetgeving geen mogelijkheid biedt voor een non-binaire geslachtsaanduiding, maar dat er een maatschappelijke trend is naar erkenning van genderneutrale identiteiten. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand opgedragen om de geboorteakte aan te passen en de wijziging van het geslacht naar 'X' door te voeren, met inachtneming van de juridische en maatschappelijke context.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/543231 / FO RK 22-901 (wijziging geslacht en voornaamswijziging)
Beschikking van 16 maart 2023
in de zaak van
[A],
hierna te noemen: de moeder,
en
[B],
hierna te noemen: de vader,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. N.A. de Kock,
als wettelijk vertegenwoordigers van het kind:
[voornaam 1] [voornaam 2] [voornaam 3] [achternaam van B],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam 4] ,
met als belanghebbende:
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
van de gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de ABS.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • een verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 9 augustus 2022;
  • het gewijzigde verzoekschrift van de ouders met bijlagen, binnengekomen op 9 december 2022.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 16 februari 2023. Hierbij waren aanwezig:
  • de minderjarige [voornaam 4] ;
  • de ouders;
  • mevrouw [C] namens de gemeente [gemeente] .
1.3.
Namens de Raad voor de Kinderbescherming is niemand verschenen.
1.4.
De advocaat van de ouders heeft tijdens de zitting nog een brief van het [ziekenhuis] overgelegd.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Het minderjarige kind van de ouders is:
-
[voornaam 1] [voornaam 2] [voornaam 3] [achternaam van B]is geboren op [2006] in [geboorteplaats] (hierna: [voornaam 4] ).
2.2.
Van de geboorte van [voornaam 4] is op [2006] door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] een geboorteakte opgemaakt met nummer [nummer] .
2.3.
Op de geboorteakte staat vermeld dat [voornaam 4] van het F (vrouwelijk) geslacht is.
2.4.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [voornaam 4] .
2.5.
De ouders en [voornaam 4] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.6.
De ouders verzoeken de rechtbank:
I.
primair:de ABS te gelasten de geboorteakte van [voornaam 4] door te halen en opnieuw op te maken met daarin de wijziging dat het geslacht ‘X’ is;
subsidiair:de ABS te gelasten de geboorteakte van [voornaam 4] te verbeteren in die zin dat een latere vermelding wordt toegevoegd waarbij bij het geslacht wordt opgenomen ‘X’;
meer subsidiair:de ABS te gelasten de geboorteakte van [voornaam 4] te verbeteren in die zin dat bij geslacht wordt vermeld ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’;
II. de voornamen van [voornaam 4] te wijzigen in: [voornaam 4] [voornaam 5] [voornaam 6] [voornaam 1] .
2.7.
De ABS van de gemeente [gemeente] heeft tijdens de zitting verklaard dat zij geen verweer voert tegen het verzoek tot wijziging van de geboorteakte.

3.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.1.
Omdat de geboorteakte van [voornaam 4] is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] , is deze rechtbank bevoegd om te oordelen over de verzoeken. [1]
3.2.
Op de verzoeken is Nederlands recht van toepassing omdat de ouders en [voornaam 4] de Nederlandse nationaliteit hebben.
Voornaamswijziging
3.3.
De rechtbank wijst het verzoek toe en zal opdracht geven aan de ABS om de voornaam van [voornaam 4] te wijzigen in ‘ [voornaam 4] [voornaam 5] [voornaam 6] [voornaam 1] ’. De ouders hebben namelijk voldoende duidelijk gemaakt dat [voornaam 4] een zwaarwegend belang heeft bij de voornaamswijziging. Daarnaast zijn de gevraagde voornamen niet ongepast en geen geslachtsnaam. [2]
3.4.
Zodra deze beslissing onherroepelijk is, zal de ABS de geboorteakte van [voornaam 4] aanpassen (door een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte).
Wijziging geslacht op de geboorteakte
Conclusie
3.5.
De rechtbank zal opdracht geven aan de ABS om de geboorteakte van [voornaam 4] te verbeteren, in die zin dat bij geslacht wordt vermeld ‘X’. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Het juridisch kader
3.6.
De rechtbank moet allereerst beoordelen of het mogelijk is om een non-binaire geslachtsidentiteit op te nemen in de geboorteakte en de vermelding van het geslacht op de geboorteakte van [voornaam 4] te wijzigen naar ‘X’ vanwege het feit dat [voornaam 4] de overtuiging heeft niet of niet alleen te behoren tot het mannelijke of het vrouwelijke geslacht. De huidige wetgeving laat een dergelijke aanpassing van de geboorteakte niet toe.
3.7.
Al enige tijd is sprake van een trend naar maatschappelijke en juridische erkenning van een genderneutrale identiteit. In eerste instantie hebben diverse rechtbanken verzoeken tot aanpassing van de geslachtsaanduiding toegewezen door in de geboorteakte op te nemen ‘geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’, waaronder deze rechtbank in de uitspraak van 10 februari 2020 (ECLI:RBMNE:2020:522). Nadien hebben rechtbanken dergelijke verzoeken tot aanpassing van de geslachtsaanduiding ook toegewezen door in de geboorteakte een ‘X’ op te nemen.
3.8.
In 2003 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens al bevestigd, dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) vormt en genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en één van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt. De rechtbank stelt vast dat het gebrek aan wettelijke mogelijkheden voor een non-binaire geslachtsaanduiding, terwijl de wet die mogelijkheid wel biedt aan mannen en vrouwen die de overtuiging hebben “tot het andere geslacht te behoren” in de artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW, in strijd is met artikel 8 EVRM.
3.9.
De rechtbank Den Haag heeft over dit onderwerp bij beschikking van 17 december 2021 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. [3] De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 4 maart 2022 afgezien van beantwoording van de prejudiciële vragen. [4] De Hoge Raad heeft daarbij onder andere overwogen dat het Tweede Kamerlid Van Ginneken op 30 november 2021 een amendement heeft ingediend op het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte. Dit amendement strekt ertoe een nieuw artikel 1:28e BW aan het Burgerlijk Wetboek toe te voegen dat de registratie van ‘X’ als geslachtsaanduiding voor non-binaire personen in de geboorteakte mogelijk maakt zonder tussenkomst van een rechter. Naar aanleiding van dit amendement heeft de minister voor Rechtsbescherming op 17 december 2021 een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd waaruit blijkt dat er advies wordt gevraagd over het amendement. In het licht van deze nieuwe ontwikkelingen, waaruit blijkt dat wetgeving in voorbereiding is, heeft de Hoge Raad zich onthouden van beantwoording van de gestelde prejudiciële vragen omdat dit de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten zou gaan. Zolang er geen wetgeving is, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen.
3.10.
De rechtbank stelt vast dat er nog geen nadere wetgeving in werking is getreden die de geslachtsregistratie ‘X’ mogelijk maakt. Na de uitspraak van de Hoge Raad heeft de Afdeling advisering van de Raad van State op 6 april 2022 advies uitgebracht aan de minister voor Rechtsbescherming ten aanzien van het amendement en het voorliggende wetsvoorstel. De Afdeling heeft geadviseerd om de mogelijkheid tot wijziging naar een neutrale geslachtsregistratie via een zelfstandig wetsvoorstel te regelen. Van Ginneken heeft daarop laten weten het amendement in te trekken en een initiatiefwet op te gaan stellen. Het is dan ook nog onduidelijk hoe het wetgevingsproces zal verlopen en hoelang het zal duren voordat er een wet op dit gebied in werking treedt. De rechtbank overweegt dat zolang er geen wetgeving is, in deze concrete zaak, aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval moet worden beslist.
De zaak van [voornaam 4]
3.11.
[voornaam 4] is, hoewel ouder dan 16 jaar maar nog minderjarig, niet bevoegd om zelf dit verzoek in te dienen. De ouders hebben daarom als wettelijk vertegenwoordigers namens [voornaam 4] het verzoek ingediend. De rechtbank vindt dat de ouders voldoende hebben onderbouwd dat de vermelding van het vrouwelijke geslacht op de geboorteakte van [voornaam 4] (en daarmee ook diens paspoort) niet in overeenstemming is met de innerlijke genderbeleving van [voornaam 4] . Al sinds [voornaam 4] 13 jaar oud was heeft die genderdysfore gevoelens en een sterke wens om geen vrouwelijke geslachtskenmerken meer te hebben. In 2019 is [voornaam 4] daarom aangemeld bij [instelling] in [plaats] , met daarbij ook de hulpvraag voor begeleiding bij het bij [voornaam 4] vastgestelde autismespectrumstoornis (ASS). [voornaam 4] heeft toen al diens kledingstijl en kapsel aangepast. Vervolgens is [voornaam 4] aangemeld bij het [ziekenhuis] voor een diagnostisch traject en in maart 2022 is gestart met een testosteronbehandeling. Hiermee is de daadwerkelijke fysieke transitie van [voornaam 4] van start gegaan. Binnenkort zal [voornaam 4] ook een mastectomie ondergaan om een meer geslachtsneutraal uiterlijk te krijgen. Het verzoek is een logische en belangrijke vervolgstap voor [voornaam 4] en zal hen veel rust geven. De rechtbank is ervan overtuigd dat het verzoek in overeenstemming is met de wens van [voornaam 4] en acht [voornaam 4] bovendien zelf in staat om de consequenties van het verzoek te overzien.
3.12.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek op dezelfde manier moet worden benaderd als is omschreven in de artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW voor mensen die de overtuiging hebben tot ‘het andere geslacht te behoren’. De rechtbank zal daarom opdracht geven aan de ABS om de geboorteakte van [voornaam 4] te verbeteren door een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht, in die zin dat het geslacht zal zijn ‘X’.
3.13.
De rechtbank zal het verzoek afwijzen voor zover is verzocht om doorhaling van de geboorteakte. Aan het doorhalen van de huidige geboorteakte en het opmaken van een nieuwe geboorteakte zijn bezwaren verbonden. De oude akte is in dat geval niet meer voorhanden om de persoonshistorie te reconstrueren en in dwingend bewijs te voorzien. De rechtbank verwijst hiervoor naar de brief van de Minister voor Rechtsbescherming in het kader van de evaluatie van de Transgenderwet [5] en ook de uitspraak van de Hoge Raad van 20 oktober 1995. [6]
Gevolgen van de wijziging van het geslacht
3.14.
De wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte heeft gevolgen vanaf de dag waarop de ABS een latere vermelding van wijziging van het geslacht toevoegt aan de geboorteakte. De wijziging van de vermelding van het geslacht heeft geen invloed op de bestaande familierechtelijke betrekkingen en de daaruit voortvloeiende rechten, bevoegdheden en verplichtingen. [7]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.15.
Voor zover er is verzocht om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal de rechtbank dit afwijzen. De ABS kan de geboorteakte namelijk pas aanpassen (door een latere vermelding bij de geboorteakte op te maken) wanneer de beslissing onherroepelijk is.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
geeft opdracht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] om aan de geboorteakte met nummer [nummer] van het jaar 2006 de latere vermelding toe te voegen van de wijziging van:
  • de voornaam in: ‘ [voornaam 4] [voornaam 5] [voornaam 6] [voornaam 1] ’;
  • het geslacht, in die zin dat het geslacht zal zijn: ‘X’;
4.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 263 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 1:4 lid 4 jo. lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
3.Rechtbank Den Haag 17 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:13948
4.Hoge Raad 4 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:336
5.Kamerstukken I, 2019-2020, 33351, nr. I, p. 13
6.ECLI:NL:HR:1995:ZC1853 m.nt. J. de Boer
7.Artikel 1:28c BW