In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Op 14 juni 2021 heeft eiser aan de staatssecretaris verzocht om alle documenten, inclusief correspondentie, openbaar te maken over – kort samengevat – alle relevante rechtshulpverzoeken vanaf 1 januari 2014 tot nu tussen Nederland en Australië betreffende Nederlandse (rechts)personen in strafzaken die gaan over fraude.
Op 29 juni 2021 heeft de staatssecretaris aan eiser gevraagd om het verzoek nader te specificeren. Op 8 juli 2021 heeft eiser aangegeven dat hij zijn verzoek reeds voldoende toegelicht acht.
Met het besluit van 30 augustus 2021 heeft de staatssecretaris het verzoek afgewezen, omdat er geen documenten zijn aangetroffen die voor openbaarmaking in aanmerking komen met betrekking tot het Wob-verzoek.
Met het bestreden besluit van 18 januari 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Met een nieuwe motivering heeft de staatssecretaris het verzoek alsnog afwezen. De staatssecretaris heeft één rechtshulpverzoek aangetroffen dat onder de reikwijdte van het Wob-verzoek valt. Hij weigert echter om dit document openbaar te maken met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het verzoek op juiste wijze heeft behandeld, of de zoekslag zorgvuldig is verricht en zo ja, of de staatssecretaris voldoende documenten openbaar heeft gemaakt. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank stelt vast dat de Wob inmiddels is vervangen door de Wet open overheid (Woo), maar dat de toetsing van het bestreden besluit plaatsvindt aan de hand van het ten tijde van dat besluit geldende recht. Dat was nog de Wob. Pas op het moment dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, kan toetsing aan de Woo in beeld komen.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennisgenomen van het document dat de staatssecretaris vertrouwelijk heeft overgelegd.
Het Wob-verzoek van eiser kan in drie categorieën worden verdeeld. De rechtbank zal hieronder per categorie bespreken of de beroepsgronden van eiser slagen of niet.
Inkomende rechtshulpverzoeken
12. Eiser stelt zich op het standpunt dat de zoekslag naar inkomende rechtshulpverzoeken onzorgvuldig is verricht. In het bestreden besluit staat niks over de manieren waarop er door de staatssecretaris is gezocht naar documenten. Het is onduidelijk in welke systemen er is gezocht, welke zoektermen zijn gebruikt en door wie er is gezocht.
12. De staatssecretaris erkent dat uit het bestreden besluit niet duidelijk volgt hoe er is gezocht binnen de organisatie. Op de zitting legt de staatssecretaris uit dat rechtshulpverzoeken vanuit het buitenland binnenkomen bij het Openbaar Ministerie (OM). Een rechtshulpverzoek wordt, indien dat relevant wordt geacht door het OM, doorgestuurd aan het team Internationale opsporing van de FIOD. De staatssecretaris legt uit dat bij het team Internationale opsporing is gevraagd om te kijken welke rechtshulpverzoeken onder de reikwijdte van het Wob-verzoek van eiser vallen. Op de zitting is gebleken dat er in eerste instantie drie rechtshulpverzoeken zijn aangetroffen van Australië uit de relevante periode. Nader onderzoek wees volgens de staatssecretaris uit dat slechts één van die rechtshulpverzoeken zag op een Nederlandse (rechts)persoon. Dat verzoek is genoemd in het bestreden besluit.
12. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris – ook gelet op deze aanvullende motivering – de zoekslag onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft niet duidelijk uiteengezet hoe en op welke (combinaties/delen van) termen er is gezocht. Op de zitting heeft de staatssecretaris toegelicht bij welke afdeling navraag is gedaan, maar het is niet duidelijk geworden in welke systemen er is gezocht en welke vragen er zijn gesteld. Evenmin is hiermee inzichtelijk gemaakt hoe het Wob-verzoek door de staatssecretaris in het algemeen, en door de verschillende relevante personen in het bijzonder, is geïnterpreteerd en hoe die interpretatie van invloed is geweest op de zoekslag die is gemaakt.Bovendien staat er over deze zoekslag niets vermeld in het bestreden besluit. Het beroep is reeds daarom gegrond.
Is het aannemelijk dat er meer stukken zijn?
17. De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat er één inkomend rechtshulpverzoek is aangetroffen dat voldoet aan de door eiser gestelde eisen. Dat er bij een Wob-verzoek bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het OM kennelijk meerdere rechtshulpverzoeken zijn aangetroffen, maakt niet dat eiser aannemelijk maakt dat er ook bij de FIOD meer stukken moeten zijn.
17. De rechtbank is van oordeel dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat het, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door de staatssecretaris, aannemelijk is dat meer rechtshulpverzoeken vanuit Australië bij de FIOD berusten. Dit volgt onder meer uit de Excel-lijsten die eiser heeft overgelegd afkomstig van een Wob-verzoek bij de minister van Justitie en Veiligheid. Dat slechts één van deze (ongeveer) 80 inkomende rechtshulpverzoeken van Australië voldoet aan de elementen van eisers Wob-verzoek, vindt de rechtbank met eiser onaannemelijk, mede gelet op het feit dat uit de lijsten volgt dat de onderwerpen van deze rechtshulpverzoeken grotendeels fiscaal van aard zijn en binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek lijken te vallen. Ook is van belang dat de staatssecretaris geen inzicht heeft gegeven in de wijze waarop is gezocht zodat bijvoorbeeld onduidelijk is op welke fiscale feiten is gezocht en op basis van welke zoektermen is geselecteerd of er sprake was van een Nederlandse (rechts)persoon. De staatssecretaris heeft de stelling van eiser dat er meer moet zijn in het bestreden besluit – en tevens ter zitting – naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kunnen weerleggen. De rechtbank wijst er in dit kader nog op dat – mede gelet op dat wat in punt 14 is overwogen over de zoekslag – het feit dat de staatssecretaris de rechtshulpverzoeken niet heeft aangetroffen, in dit geval geen concrete aanwijzing is dat die stukken er ook niet zijn.
17. De rechtbank is verder van oordeel dat het aannemelijk is dat de staatssecretaris het Wob-verzoek ten onrechte beperkt heeft tot het zoeken naar rechtshulpverzoeken. Eiser heeft ook gevraagd naar alle correspondentie die verband houdt met dergelijke rechtshulpverzoeken. Eiser heeft er terecht op gewezen dat het onaannemelijk is dat er bij de FIOD geen enkele correspondentie omtrent (het) rechtshulpverzoek(en) is aangetroffen. Zoals de staatssecretaris heeft toegelicht op zitting komen rechtshulpverzoeken via het OM binnen bij het team Internationale opsporing. Zij pakken het verzoek vervolgens op. De rechtbank is met eiser van oordeel dat het gelet op deze werkwijze onaannemelijk is dat er geen correspondentie bij het FIOD berust over (dat) rechtshulpverzoek(en); zowel tussen het team Internationale opsporing en het OM als binnen het team Internationale opsporing.
17. Omdat hiervoor is overwogen dat de staatssecretaris de zoekslag opnieuw zal moeten uitvoeren, zal hij daarbij ook inzichtelijk moeten maken óf en zo ja, hoe er is gezocht naar correspondentie rondom rechtshulpverzoeken. Indien er door de staatssecretaris documenten worden aangetroffen zal hij deze openbaar moeten maken of moeten motiveren welke weigeringsgronden van toepassing zijn.
17. Omdat aangenomen moet worden dat er meer documenten zijn dan dat nu zijn verstrekt, is het besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is tevens om deze reden gegrond.
Zijn de weigeringsgronden juist toegepast?
17. De staatssecretaris heeft één rechtshulpverzoek aangetroffen dat volgens hem valt onder de reikwijdte van het Wob-verzoek. De staatssecretaris weigert om dit document openbaar te maken omdat artikel 8 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken (het Verdrag) zich daartegen zou verzetten. Dat artikel ziet op de “bescherming van het vertrouwelijk karakter van de gegevens en beperking van het gebruik van het bewijsmateriaal en de inlichtingen”. In het rechtshulpverzoek is volgens de staatssecretaris expliciet een beroep gedaan op deze geheimhoudingsclausule. Openbaarmaking zou een verdragsschending inhouden en zou de verhoudingen tussen Nederland en Australië ernstig schaden. De staatssecretaris weigert de openbaarmaking met een beroep op artikel 10, tweede lid, onder a, van de Wob.
17. Eiser stelt zich op het standpunt dat de weigeringsgrond te strikt is toegepast. Het rechtshulpverzoek betreft mogelijk een oude zaak en de vraag is of Australië nog wel geheimhouding wenst aangezien de zaak mogelijk al bekend is in het publieke domein. De staatssecretaris had een zienswijze kunnen vragen aan de Australische autoriteiten. Verder wijst eiser er op dat de staatssecretaris ten onrechte niet per document of onderdeel van een document heeft beslist. Dat is volgens hem in strijd met vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
17. Artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) is niet aan de weigering van het rechtshulpverzoek ten grondslag gelegd. De staatssecretaris heeft op de zitting verklaard dat artikel 67 van de Awr niet bij ieder individueel rechtshulpverzoek van toepassing is omdat de FIOD op meer terreinen onderzoek doet dan alleen fiscaal. De rechtbank concludeert daaruit dat artikel 67 van de Awr voor het overgelegde rechtshulpverzoek geen bijzondere openbaarmakingsregeling is.De rechtbank kan de weigering dan ook beoordelen op basis van de Wob.
25. De rechtbank heeft, met toestemming van eiser, kennisgenomen van het vertrouwelijk overgelegde rechtshulpverzoek. Dat rechtshulpverzoek bestaat uit het verzoek zelf, de bijlagen bij dat verzoek en een begeleidende brief. Het verzoek en de bijlagen zijn in de Engelse en Nederlandse taal. De rechtbank is van oordeel dat met de in het bestreden besluit gegeven motivering en de toelichting daarop ter zitting de weigering tot openbaarmaking gerechtvaardigd is. De staatssecretaris wijst er terecht op dat een rechtshulpverzoek per definitie een aangelegenheid is tussen twee staten en dat in het interstatelijk diplomatiek verkeer deze verzoeken als strikt vertrouwelijk worden aangemerkt. Dit volgt ook uit het feit dat er in het rechtshulpverzoek door Australië expliciet is verzocht om geheimhouding. Alleen al daarom is er voldoende grond om aan te nemen dat openbaarmaking van een dergelijk verzoek als voorzienbaar gevolg heeft dat het internationale contact stroever zal verlopen. Uit de aard van de gevraagde informatie volgt namelijk dat deze voor de andere staat vertrouwelijk is.De staatssecretaris heeft om die reden naar het oordeel van de rechtbank geen zienswijze hoeven te vragen aan Australië. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat het enkele feit dat een onderzoek zou zijn afgerond reden is om de vertrouwelijkheid op te heffen. Bovendien vindt de rechtbank het door de staatssecretaris ingenomen standpunt ter zitting, dat enkel het stellen van de vraag aan de Australische autoriteiten de verhoudingen tussen de staten onder druk kan zetten omdat het dan lijkt dat Nederland het stuk openbaar wil maken, niet onaannemelijk. Verweerder heeft het rechtshulpverzoek verkregen met een verzoek om geheimhouding op basis van het Verdrag. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in zo’n situatie niet per document of onderdeel van een document hoeft te beoordelen of er gegevens in staan die niet onder de geheimhouding vallen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Uitgaande rechtshulpverzoekenIs het verzoek voldoende specifiek?
28. De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien waarom het verzoek ten aanzien van uitgaande rechtshulpverzoeken onvoldoende gespecificeerd zou zijn, terwijl het verzoek ten aanzien van inkomende rechtshulpverzoeken voor de staatssecretaris kennelijk wel voldoende duidelijk omschreven is. Uit het verzoek kan worden afgeleid dat het ziet op alle rechtshulpverzoeken tussen Australië en Nederland in een betreffend tijdvak in specifieke (fraude)zaken betreffende Nederlandse (rechts)personen. De rechtbank ziet niet op voorhand in hoe eiser zijn verzoek nog nader had kunnen specificeren. Bovendien volgt uit de toelichting van de staatssecretaris op de zitting niet dat hij eiser behulpzaam is geweest bij het specificatieverzoek. De staatssecretaris heeft namelijk niet aan eiser uitgelegd wat hij kon doen om het verzoek nader te concretiseren zodat hij het verzoek inhoudelijk in behandeling kon nemen. Op de zitting heeft de staatssecretaris verklaard dat er alleen gezocht kan worden als eiser specifieke dossiers noemt, omdat het verzoek anders niet in behandeling kan worden genomen. De rechtbank volgt dit standpunt van de staatssecretaris niet. Een dergelijke concretisering kan niet van eiser verlangd worden omdat hij, zoals hij op de zitting heeft verklaard, niet op zoek is naar één of meerdere specifieke dossiers maar meer naar een overzicht van het soort rechtshulpverzoeken en de frequentie daarvan. Daarnaast kan niet van hem verwacht worden dat hij over specifieke dossiernummers of dossiernamen beschikt. De staatssecretaris heeft niet aannemelijk gemaakt dat op basis van het verzoek elke zoekslag onmogelijk is. Dat de stukken lastig te vinden zijn, maakt verder ook niet dat het verzoek reeds om die reden onvoldoende concreet is.
Is de zoekslag zorgvuldig uitgevoerd?
28. Eiser stelt zich op het standpunt dat de Wob niet voorziet in een mogelijkheid om een (deel van een) verzoek als “niet uitvoerbaar” te bestempelen. Dat de staatssecretaris geen overzicht bijhoudt van deze informatie is onvoldoende voor de weigering om de zoekslag te maken. Eiser stelt dat de staatssecretaris op zijn minst een uitvraag had kunnen doen bij de medewerkers van de FIOD of zij zich dossiers kunnen herinneren waarin een rechtshulpverzoek aan de Australische autoriteiten aan de orde was. Niet is gebleken óf en zo ja, hoe er is gezocht. Verder geldt ook in dit kader dat eiser niet alleen heeft gevraagd naar de verzoeken, maar ook naar alle onderliggende correspondentie.
28. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er geen centrale administratie van deze verzoeken wordt bijgehouden door de FIOD. Het OM handelt dergelijke verzoeken inhoudelijk af. Omdat de parameters van het verzoek van eiser zo breed zijn, en het verzoek ziet op een kernactiviteit van de FIOD, zou dit betekenen dat handmatig alle onderzoeken die binnen de door eiser gestelde voorwaarden vallen, moeten worden doorzocht naar aanknopingspunten dat er een rechtshulpverzoek is uitgegaan. Een dergelijke grote inspanning kan niet in redelijkheid van de FIOD worden verwacht.
31. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris – ook gelet op deze aanvullende motivering ter zitting – de zoekslag onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Op de zitting heeft de staatssecretaris uitgelegd dat er feitelijk niet gezocht is omdat dit niet mogelijk is. Er is volgens de staatssecretaris geen centraal systeem waarin uitgaande rechtshulpverzoeken worden bijgehouden. Elk lokaal onderzoeksteam doet dergelijke verzoeken in samenspraak met het OM, maar daar wordt geen landelijke registratie van bijgehouden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het doorzoeken van alle dossiers van de FIOD veel werk oplevert, maakt dat enkele feit niet dat de staatssecretaris het verzoek naast zich neer kon leggen. Nu niet in geschil is dat de gevraagde informatie mogelijk in individuele dossiers bij het FIOD berust kan het opzoeken van de door eiser gevraagde informatie bovendien niet worden aangemerkt als het vergaren van informatie om een nieuw document te maken, waartoe de Wob niet verplicht.De staatssecretaris heeft het verzoek dan ook ten onrechte afgewezen op de grond dat het verzoek te veel werk met zich meebrengt.Zoals eiser terecht stelt heeft de staatssecretaris in het besluit in zijn geheel niet uitgelegd hoe hij heeft gezocht. Ook is niet gebleken dat het niet mogelijk is geweest voor de staatssecretaris om op een minder ingrijpende manier toch aan informatie te komen die onder de reikwijdte van het verzoek van eiser valt. Zo wijst eiser er terecht op dat er aan de medewerkers van de FIOD had kunnen worden gevraagd of zij zich dossiers herinnerden waarin een rechtshulpverzoek naar de Australische autoriteiten is gedaan. Uit het bestreden besluit volgt op geen enkele wijze dat de staatssecretaris dergelijke uitvragen heeft gedaan. Het beroep is tevens om deze reden gegrond.
32. De staatssecretaris zal bij de voorbereiding van het nieuw te nemen besluit alsnog een zoekslag moeten verrichten naar uitgaande rechtshulpverzoeken van Nederland aan Australië die binnen de reikwijdte van het verzoek vallen. De staatssecretaris zal moeten uitleggen hoe hij gezocht heeft, en indien er stukken worden aangetroffen, waarom er al dan niet weigeringsgronden aanwezig zijn om ze openbaar te maken. Bij de zoekslag dient de staatssecretaris te betrekken dat er niet alleen is gevraagd om de rechtshulpverzoeken, maar ook om alle correspondentie daaromtrent.
J5-documentenIs de zoekslag volledig uitgevoerd?
32. Ten aanzien van de J5-samenwerking overweegt de staatssecretaris dat in de beslissing op bezwaar ten onrechte is genoemd dat het alleen zou gaan om spontane informatie-uitwisseling. De zoekslag is volgens de staatssecretaris wel juist verricht. Er zijn geen documenten aangetroffen.
32. Vast staat dat de FIOD een van de partners is in het J5-samenwerkingverband. In die hoedanigheid worden zij betrokken bij gegevensuitwisseling over fiscale criminaliteit en witwassen tussen de deelnemende landen.De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende inzicht heeft gegeven in de zoekslag naar documenten in dit kader. De enkele stelling dat de zoekslag niks heeft opgeleverd is daartoe onvoldoende. De staatssecretaris zegt dat hij ruime zoektermen heeft gebruikt, maar het is onduidelijk wat dit inhoudt. De rechtbank kan uit die stelling niet afleiden welke zoekvragen er aan wie zijn gesteld, welke zoektermen zijn gebruikt en in welke systemen er is gezocht. Ook in dit kader is het relevant dat eiser heeft verzocht om alle correspondentie, en dat betekent dat het verzoek zich ook uitstrekt tot het informele contact tussen Australië en Nederland in het kader van de J5. De staatssecretaris zal een nieuwe zoekslag moeten verrichten, dan wel nader moeten toelichten hoe hij is gekomen tot de conclusie dat er geen documenten onder hem berusten.
35. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er geen documenten zijn over gegevensuitwisseling met de Australische autoriteiten. Dat er in openbare bronnen staat dat er tussen de J5-partners sprake is geweest van gegevensuitwisseling maakt nog niet dat dit ook specifiek ziet op de relatie Nederland-Australië.
35. Dat er helemaal geen documenten zijn die aan dit deel van het verzoek voldoen vindt eiser onwaarschijnlijk. Het J5-samenwerkingsverband is opgericht met als uitdrukkelijk doel het delen van informatie en inlichtingen en de FIOD is hier lid van. Uit openbare bronnen blijkt dat er al honderden gegevensuitwisselingen hebben plaatsgevonden tussen de
J5-partners. Als de stukken niet meer berusten bij het FIOD dan had van de staatssecretaris verwacht mogen worden dat hij al het redelijkerwijs mogelijke had gedaan om de documenten die wel bij het FIOD hadden behoren te berusten, te achterhalen.
35. De rechtbank is van oordeel dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat er, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door de staatssecretaris, wel stukken van de J5 bij de FIOD (behoren te) berusten. Dit volgt onder meer uit het jaarbericht FIOD 2020 en het nieuwsbericht op de website van de FIOD van 23 januari 2020.Eiser heeft deze stukken overgelegd. In het jaarverslag van de FIOD staat op pagina 3 vermeld dat er in januari 2020 een internationale actiedag in J5-verband heeft plaatsgevonden, die als doel had om een einde te maken aan het vermoedelijke faciliteren van offshore belastingontduiking. De FIOD schrijft dat de verwachting is dat deze operatie in alle landen tot verder strafrechtelijk en bestuurlijk optreden leidt. In het nieuwsbericht staat bovendien dat er tijdens de gecoördineerde actie met doorzoekingen, vorderingen, verhoren en dagvaardingen belangrijke bewijsmiddelen, inlichtingen en informatie verzameld is en dat er nog onderzoeken gaande zijn. Verder staat er in het nieuwsbericht dat de directeur van de FIOD heeft verklaard dat het wereldwijde onderzoek is gestart op grond van informatie van de FIOD. Ook staat er in het artikel dat de Australian Tax Office verklaart dat de operatie aantoont dat de samenwerking tussen de J5-landen werkt. De rechtbank vindt het gelet op deze berichtgeving onaannemelijk dat er in de relevante periode geen enkele gegevensuitwisseling heeft plaatsgevonden tussen Nederland en Australië in het
J5-samenwerkingsverband. De staatssecretaris heeft zijn stelling dat er desondanks niks is aangetroffen in het bestreden besluit – en ook op de zitting – naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Daarbij komt dat de staatssecretaris ook in zijn algemeenheid niet heeft kunnen uitleggen hoe de informatie-uitwisseling in het kader van het J5 in zijn werk gaat, of er periodieke (bilaterale) overleggen worden gevoerd en of er agenda’s en verslagen van dergelijke overleggen beschikbaar zijn. Ook dergelijke correspondentie kan immers onder het verzoek van eiser vallen. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
38. Gelet op dat wat is overwogen in de punten 14, 18 t/m 22, 28, 31, 34 en 37 is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, behalve voor zover daarbij is geweigerd het vertrouwelijk overgelegde rechtshulpverzoek openbaar te maken. Zoals uit punt 26 volgt heeft de staatsecretaris de openbaarmaking van dat rechtshulpverzoek terecht geweigerd. De vernietiging ziet ook op de herroeping van het primaire besluit en dat betekent dat de staatssecretaris opnieuw op het bezwaar tegen dat besluit moet beslissen.
38. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. In dat besluit dient de staatssecretaris gemotiveerd uiteen te zetten met welke zoektermen dan wel combinaties van termen is gezocht, bij welke afdelingen zoekvragen zijn uitgezet, hoe die zoekvragen luiden, wat het resultaat daarvan is, of naar aanleiding daarvan een nadere zoekslag is verricht, en zo ja, wat deze zoekslag inhoudt.
38. Verder zal de staatssecretaris met inachtneming van deze uitspraak nader moeten toelichten waarom er niet meer documenten onder hem berusten, dan wel welke documenten er alsnog zijn aangetroffen die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Indien de staatssecretaris (deels) weigert om de documenten openbaar te maken, dan zal hij moeten toelichten welke weigeringsgrond er volgens hem van toepassing is. Dit moet de staatssecretaris in beginsel per alinea van elk document doen. Bij weigering op grond van artikel 5.1, tweede lid onder a, van de Woo kan dat anders zijn, zoals overwogen onder punt 25.
38. De rechtbank wijst de staatssecretaris er op dat het nieuwe besluit zal moeten worden genomen op grond van de Woo.
38. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.|
38. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.