ECLI:NL:RBMNE:2023:2749
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling gezamenlijke huishouding in het kader van de AOW en de criteria voor wederzijdse zorg
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland of de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank terecht heeft aangenomen dat eiseres een gezamenlijke huishouding voert in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 6 oktober 2022, waarin haar een pensioen naar de gehuwdennorm was toegekend. Eiseres stelde dat zij in aanmerking wilde komen voor de alleenstaande norm. Het bestreden besluit van 29 november 2022 handhaafde het primaire besluit, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en betrokkene op hetzelfde adres hun hoofdverblijf hebben, wat voldoet aan het huisvestingscriterium. De discussie concentreert zich echter op het criterium van wederzijdse zorg. Eiseres en betrokkene hebben een huurovereenkomst, maar de rechtbank oordeelt dat de wederzijdse zorg die zij elkaar bieden verder gaat dan wat gebruikelijk is in een commerciële relatie. De rechtbank wijst op verschillende feiten, zoals het gezamenlijk nuttigen van maaltijden, het samen doorbrengen van avonden, en de zorg voor elkaar in geval van ziekte.
De rechtbank concludeert dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding en dat de Sociale Verzekeringsbank terecht een AOW-pensioen naar de gehuwdennorm heeft toegekend aan eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij heeft geen recht op vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 mei 2023.