ECLI:NL:RBMNE:2023:2587

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
22/458 en 22/589
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 1 mei 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van 13 december 2021 behandeld. De zitting vond plaats via een MSTeams-verbinding op 20 maart 2023, waarbij eiseres niet zelf aanwezig was, maar vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels. De verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente, was afwezig na telefonische afmelding. De rechtbank behandelt de kwestie van het griffierecht, dat eiseres op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet betalen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet-ontvankelijk is omdat zij het griffierecht niet volledig heeft betaald binnen de gestelde termijn. Eiseres had een verzoek om uitstel van betaling ingediend, maar dit werd afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de griffierechtnota correct was verzonden naar de gemachtigde en dat de verantwoordelijkheden voor de betaling bij de gemachtigde lagen. Eiseres heeft slechts een deel van het griffierecht betaald en de rechtbank concludeert dat er geen geldige redenen zijn om de niet-ontvankelijkheid te weerleggen. Daarnaast wordt het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de termijn niet is overschreden. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er wordt geen vergoeding voor proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/458 en 22/589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] , verweerder,

(gemachtigde: dhr. B.A. Schras).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van
13 december 2021.
De zitting heeft middels een MSTeams verbinding plaatsgevonden op 20 maart 2023. Eiseres is zelf niet verschenen, maar haar gemachtigde wel. Verweerder is, na telefonische afmelding, niet verschenen.

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht betalen. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald, verklaart de rechtbank op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als eiseres een geldige reden heeft waarom zij het griffierecht niet (op tijd) heeft betaald. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
2. Beoordeeld moet worden of aan het niet (op tijd en/of volledig) betalen van het griffierecht omstandigheden ten grondslag hebben gelegen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat eiseres ter zake niet in verzuim is geweest.
3. Bij brief van 16 maart 2022 is door de gemachtigde een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van het betalen van griffierecht. Ter onderbouwing hiervan heeft hij verschillende brieven van rechtbanken en een draagkrachtverklaring van zijn vennootschap [vennootschap] overlegd. Dit verzoek is naar het oordeel van de rechtbank terecht bij brief van 23 augustus 2022 afgewezen. Aangezien gemachtigde namens eiseres beroep heeft ingesteld, is de financiële positie van eiseres van belang. Een onderbouwing daarvan is achterwege gebleven.
4. In beroep is – voor zover van belang – verder het volgende aangevoerd:
De griffierechtnota’s staan op naam van de B.V. van de gemachtigde in plaats van op naam van eiseres (p/a het postadres van de B.V. van de gemachtigde);
Het adres van het desbetreffende object staat niet op de griffierechtnota’s.
Ad a) en b) tenaamstelling en gegevens griffierechtnota
5. Eiseres heeft aangevoerd dat de griffierechtnota op haar naam gesteld had moeten
worden en niet op naam van de B.V. van haar gemachtigde. De gemachtigde heeft in de beroepsprocedure verzocht om de nota aan te passen. Volgens de gemachtigde willigen andere rechtbanken verzoeken om aanpassing van de griffierechtnota’s wel in.
6. De rechtbank overweegt dat de griffierechtnota en de betalingsherinnering aan
mr. D.A.N. Bartels zijn verzonden naar het postadres van zijn B.V. Wanneer een beroepschrift wordt ingediend door een gemachtigde loopt de correspondentie van de rechtbank via de gemachtigde. Dit geldt ook voor de griffierechtnota en de betalingsherinnering. Nu [vennootschap] in de persoon van mr. D.A.N. Bartels optreedt voor eiseres, acht de rechtbank de tenaamstelling en adressering van zowel de nota als de herinnering juist.
7.1
De rechtbank overweegt verder dat op zowel de griffierechtnota als de betalingsherinnering onder “kenmerk van uw zaak” het zaaknummer van het ingestelde beroep is vermeld en de namen van eiseres en verweerder. In de griffierechtnota en de betalingsherinnering is verder vermeld dat beroep is ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland en is – voor zover mogelijk – het object waar het om gaat vermeld. Daarbij merkt de rechtbank op dat de zaak om administratieve redenen na toekenning van een (eerste) zaaknummer is gesplitst en daarom een tweede zaaknummer heeft gekregen, gelet op het feit dat er twee adressen aan de orde zijn. De gemachtigde kent de werkwijze van de rechtbank in dergelijke zaken, dat na splitsing slechts eenmaal griffierecht wordt geheven in de hoofdzaak, en zo is hier ook geschied.
7.2
De rechtbank oordeelt dat er voldoende informatie op de griffierechtnota en de
betalingsherinnering staat om vast te kunnen stellen om welk(e) object(en) en welke za(a)k(en) het gaat. Dat het voor de bedrijfsvoering van gemachtigde van eiseres beter uit zou komen als de nota anders zou zijn vormgegeven of meer informatie zou bevatten of dat eiseres vindt dat de nota op haar naam moet worden gesteld, maakt niet dat de nota onjuist is. Het is de verantwoordelijkheid van de gemachtigde, die namens eiseres het beroep heeft ingesteld om voor de betaling van het griffierecht zorg te dragen en eiseres alle daarvoor benodigde informatie te verschaffen. Dat de gemachtigde dat heeft nagelaten komt voor zijn rekening en risico. Dat andere rechtbanken mogelijk een andere praktische werkwijze hebben, betekent niet dat deze rechtbank gehouden is deze zonder meer te volgen.
8. De griffier heeft bij aangetekende brief van 23 augustus 2022 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht van € 365,- te betalen binnen vier weken na de dagtekening van die brief. De rechtbank heeft via de Track&Trace van PostNL vastgesteld dat de brief door of namens de gemachtigde van eiseres op 24 augustus 2022 is afgehaald bij een PostNL-locatie. Eiseres heeft op 11 april 2022 een bedrag van € 36,- betaald en op 20 september 2022 een bedrag van € 50,-. In totaal heeft eiseres dus een bedrag van € 86,- betaald.
9. Eiseres heeft het griffierecht niet volledig betaald.
10. Gelet op het voorstaande is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
Overschrijding redelijke termijn
11. De gemachtigde heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
12. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit verzoek uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016 [1] en in zijn latere uitspraken.
13. Het is niet uitgesloten dat in een procedure over een niet-ontvankelijk beroep een vergoeding kan worden toegekend voor geleden immateriële schade. Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) moeten belastinggeschillen immers binnen een redelijke termijn worden berecht. Er geldt dan wel als voorwaarde dat sprake is van een situatie waarin het geschil inhoudelijk aan de rechter is voorgelegd. Aan die voorwaarde is niet voldaan als er geen toereikende machtiging is overlegd. De rechtbank verwijst hiervoor naar een arrest van de Hoge Raad van 2 december 2016 [2] . Uit dat arrest volgt dat er in beginsel geen uitspraak hoeft te worden gedaan over een verzoek tot toekenning van immateriële schadevergoeding wegens een overschrijding van de redelijke termijn, als het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens het niet-betalen van griffierecht.
14. Dat is slechts anders als de rechtbank uitspraak doet op het beroep nadat sinds het instellen van het beroep meer dan anderhalf jaar is verstreken. Gelet op het feit dat de termijn op 13 december 2021 is aangevangen - op het moment van ontvangen van het beroepschrift - en de rechtbank uitspraak doet op 1 mei 2023 - is er geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt dan ook afgewezen.
15. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.