In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van een lopende strafzaak, waarin eiseres wordt verdacht van het plegen van misdrijven onder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige vermoedens bestaan dat eiseres een gevaar vormt voor de openbare orde, wat in strijd is met artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Eiseres heeft aangevoerd dat zij onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen en dat er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt echter dat de lopende strafzaak en de bijbehorende verdenkingen voldoende grond vormen voor de afwijzing van het verzoek. De rechtbank benadrukt dat het beleid, zoals neergelegd in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap, als uitgangspunt dient en dat er zeer grote terughoudendheid moet worden betracht bij afwijkingen hiervan. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de afwijzing onterecht maken en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.