ECLI:NL:RBMNE:2023:2427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/5385
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een subsidieaanvraag in het kader van Covid-19-maatregelen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2023, wordt de ontvankelijkheid van het bezwaar van Masters of Classic Productions B.V. tegen de afwijzing van hun subsidieaanvraag door Fonds Podiumkunsten beoordeeld. Eiseres, een organisatie die klassieke muziekevenementen organiseert, had op 21 februari 2022 een aanvraag ingediend voor subsidie op basis van de Regeling ter tegemoetkoming van geleden verlies door Covid-19-maatregelen. De aanvraag werd op 31 mei 2022 afgewezen, waarna eiseres op 7 juli 2022 bezwaar maakte. Echter, verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift niet tijdig zou zijn ingediend. Eiseres betwistte deze beslissing en stelde dat het poststuk niet op de juiste wijze was bezorgd.

De rechtbank oordeelde dat de ontvangsttheorie onjuist was toegepast door verweerder. Eiseres had bewijs geleverd van de verzending van het bezwaarschrift en de rechtbank concludeerde dat het poststuk op regelmatige wijze was aangeboden, ondanks dat verweerder dit ontkende. De rechtbank stelde vast dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, gezien de problemen met de postbezorging door PostNL, vooral in de context van de coronamaatregelen. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het bezwaar inhoudelijk moet worden beoordeeld. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5385

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2023 in de zaak tussen

Masters of Classic Productions B.V., uit 's-Graveland, eiseres

(gemachtigde: mr. W.F.C. Smeets),
en

Fonds Podiumkunsten, verweerder

(gemachtigde: V. van Hulst).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Eiseres is een onderneming dat (klassieke) muziekevenementen organiseert. Zij heeft op 21 februari 2022 een aanvraag gedaan voor subsidie op grond van de de Regeling ter tegemoetkoming van geleden verlies door Covid-19-maatregelen bij concerten en voorstellingen in de periode van 28 november 2021 tot 1 februari 2022.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 31 mei 2022 afgewezen. Tegen dat besluit heeft eiseres bij aangetekende brief van 7 juli 2022 bezwaar gemaakt.
Eiseres heeft op 15 september 2022 contact opgenomen met verweerder om te vragen naar de stand van zaken van de beslissing op bezwaar. Omdat volgens verweerder het bezwaarschrift niet was ontvangen, heeft eiseres het bezwaarschrift diezelfde dag (nogmaals) verstuurd.
Bij besluit van 6 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. Tegen dat besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: dhr. [A] en dhr. [B] in hun hoedanigheid als bestuurders van eiseres, dhr. [C] in zijn hoedanigheid als fiscaal adviseur van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. De rechtbank acht de volgende wetsartikelen van belang:
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Op grond van het tweede lid is een bezwaarschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.
Artikel 6:9, tweede lid van de Awb bepaalt dat bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Het bestreden besluit
2. Volgens verweerder is het bezwaarschrift van eiseres niet tijdig ontvangen en heeft eiseres niet aangetoond dat deze te late indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar is. Bij e-mail van 15 september 2022 heeft verweerder aan eiseres verzocht de (aangetekende) verzending van het bezwaarschrift aan te tonen. Eiseres heeft een verzendbewijs van PostNL aan verweerder toegezonden. Uit dat verzendbewijs blijkt dat eiseres op 9 juli 2022 – binnen de zes weken termijn – een aangetekende brief aan het juiste postbusadres van verweerder heeft gestuurd. Uit de overgelegde informatie blijkt verder dat PostNL de brief die dag in ontvangst heeft genomen, maar niet dat de brief ook daadwerkelijk op het adres van verweerder is bezorgd. dan wel op dat adres is aangeboden. De laatste melding van PostNL dateert van 12 juli 2022 en daarin staat: “
Sorry het bezorgoment in bijgewerkt. Bezorgtijd onbekend”. Ook wordt vermeld dat er een handtekening voor ontvangst is vereist. Uit de informatie blijkt niet dat er een handtekening voor ontvangst is gezet. Daarnaast is er geen bewijs van een door PostNL bij verweerder achtergelaten afhaalbericht overgelegd. Verweerder heeft het bezwaar dus niet tijdig ontvangen en dit komt volgens verweerder voor rekening en risico van eiseres. De bezwaartermijn waarborgt de rechtszekerheid en slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan daarvan worden afgeweken. Daarbij acht verweerder relevant dat eiseres pas op 15 september 2022 aan verweerder kenbaar heeft gemaakt nog niets op het bezwaarschrift te hebben vernomen en zij zelf niet aan de hand van de track & trace-code is nagegaan of het poststuk daadwerkelijk door verweerder is ontvangen.
Aangeboden poststuk
3. Eiseres voert aan dat verweerder de ontvangsttheorie onjuist heeft toegepast en het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak van de Hoge Raad van 7 mei 2021 legt uit hoe rechters bij de beoordeling of een bezwaar ontvankelijk is, onderzoek moet doen naar de aanbieding van via aangetekende post verzonden stukken. [1] Om te onderzoeken of het poststuk aan verweerder is aangeboden, dienen de gegevens van PostNL geraadpleegd te worden. Volgens de track & trace-informatie is het poststuk onderweg geweest naar verweerder. Deze is aangeboden op het afleveradres, maar zonder succes. Naar aanleiding daarvan is de status in de track & trace-informatie gewijzigd. Eiseres heeft contact opgenomen met een medewerker van PostNL en die gaf aan dat het poststuk minimaal één keer is aangeboden aan verweerder. Na de eerste aanbieding van het poststuk is de bezorginformatie gewijzigd naar: “Sorry, bezorgmoment is bijgewerkt. Bezorgtijd nog onbekend”. Volgens de medewerker van PostNL betekent deze melding dat het poststuk nogmaals is aangeboden aan verweerder, maar dat vergeten is de melding te wijzigen. De feitelijke postbezorging wijkt daarmee af van de digitale administratie. Dit rechtvaardigt het bewijsvermoeden dat het stuk op regelmatige wijze op het adres is aangeboden. Bovendien is het voor eiseres feitelijk onmogelijk om te controleren of aangetekende stukken aankomen bij verweerder. Verweerder hanteert voor post een postbusnummer en niet haar feitelijke bezoekadres. Dit maakt het voor de verzender van aangetekende post moeilijker om inzicht te krijgen of te traceren of een poststuk is ontvangen. Wegens privacyredenen wordt de exacte plaats van een postbusnummer niet verstrekt door PostNL. Daardoor kan niet worden gecontroleerd of er van 9 juli 2022 tot en met 12 juli 2022 mogelijk wegwerkzaamheden of dergelijke waren wat de bezorging van de aangetekende brief heeft belemmerd. Daarnaast wordt een afhaalbericht dat in de postbus is gedeponeerd niet verwerkt in het administratiesysteem van verweerder. Deze wordt dus niet ingescand, waardoor niet zeker is dat het poststuk niet één of twee maal is aangeboden. Ook is PostNL sinds juli 2022 overgegaan tot het uitfaseren van fysieke afhaalberichten, waardoor bij verweerder ook een digitaal afhaalbericht zou kunnen zijn achtergelaten.
4. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak, als de verzender een document, dat rechtens van belang is, per aangetekende post heeft verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, moet worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. [2]
5. Wanneer PostNL bij aanbieding van het stuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de ontvanger. Stelt de ontvanger geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. [3]
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het poststuk voor het einde van de bezwaartermijn aan PostNL is aangeboden. De bezwaartermijn verliep op 13 juli 2022 en het bezwaarschrift is op 9 juli 2022 aan PostNL aangeboden. Evenmin is in geschil dat het poststuk was voorzien van de juiste adressering van verweerder. Tussen partijen is wel in geschil of het poststuk door PostNL op het adres van verweerder is aangeboden.
7. Uit de door eiseres overgelegde track & trace-informatie blijkt dat de bezorginformatie van PostNL twee keer is gewijzigd. Op 11 juli 2022 is de status gewijzigd naar: “
door grote drukte duurt het wat langer dan normaal. We doen er alles aan om je pakket zo snel mogelijk te bezorgen”. Op 12 juli 2022 is aangegeven dat de bezorger onderweg was en is vervolgens gewijzigd naar: “
Sorry, bezorgmoment is bijgewerkt. Bezorgtijd nog onbekend”.
8. Uit deze informatie blijkt niet zoals eiser onder verwijzing naar een telefoongesprek met een medewerker van PostNL stelt dat het poststuk twee keer aan verweerder is aangeboden. Deze informatie wijkt zodanig af van hetgeen eiser stelt dat de rechtbank de enkele, niet-onderbouwde, verwijzing naar het telefoongesprek van eiser met PostNL onvoldoende vindt om aan te nemen dat het poststuk op het adres van verweerder is aangeboden.
9. De overige stellingen van eiseres doen aan die conclusie niet af. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat er aan de zijde van verweerder zich problemen hebben voorgedaan, waardoor het poststuk niet in ontvangst is genomen. Door verweerder is ter zitting toegelicht dat het bezoekadres zich bevindt in een gebouw met meerdere bedrijven en dat bij die bedrijven is nagevraagd of het poststuk mogelijk bij hen is aangeboden/door hen in ontvangst is genomen. Verder is toegelicht dat het postbusadres weliswaar niet precies gelijk is aan het bezoekadres van verweerder, maar dat dit postadres zich wel in hetzelfde gebouw bevindt. Verweerder heeft verder toegelicht dat niet is gebleken dat er een afhaalbericht op het postbusadres van verweerder is achtergelaten. Dat een dergelijk bericht op het postbusadres dan wel via het digitale systeem van PostNL zou zijn achtergelaten, blijkt immers niet uit de track & trace-informatie. De beroepsgrond van eiseres slaagt daarom niet.

Verschoonbare termijnoverschrijding

10. Subsidiair voert eiseres aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat de oorzaak daarvan buiten haar invloedssfeer ligt. Het systeem van aangetekende stukken is immers helemaal vastgelopen bij PostNL. Uit meerdere artikelen volgt dat de rechtspraak klaagt over problemen met de postbezorging. Volgens PostNL is dit deels terug te voeren op de coronatijd, waarbij geen ontvangst-handtekeningen werden gezet. Dit volgt uit het overgelegde artikel uit het Financieel Dagblad van 25 februari 2023. Dat de (digitale administratie van de) postbezorging nog altijd niet op orde is, blijkt ook uit het feit dat eisers geen definitieve uitnodiging heeft ontvangen voor het onderzoek ter zitting.
11. De rechtbank stelt voorop dat uit het door eiseres overgelegde artikel van het Financieel Dagblad blijkt dat als gevolg van de werkwijze van PostNL gedurende Covid-19 – waarbij het contactloos bezorgen was toegestaan – aangetekende poststukken niet altijd op de juiste wijze ontvangen worden, onder andere doordat postbezorgers hun eigen handtekening onder de ontvangstbevestiging zetten. Dat laatste in dit geval niet aan de orde en de rechtbank kan niet beoordelen of het poststuk van eiseres door de nasleep van problemen met de postbezorging door de Covid-19-maatregelen van PostNL niet bij verweerder is aangekomen. Dit doet echter niet af aan het feit dat uit de track & trace-informatie blijkt dat sprake was van vertraging met de postbezorging door PostNL. Het is niet bij verweerder bezorgd zegt verweerder, en het is niet bij PostNL en niet geretourneerd aan eiseres volgens eiseres. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Het feit dat het bezwaarschrift zoek is, wordt ook onderstreept door de digitale track & trace-informatie. Uit eigen waarneming is de rechtbank enige tijd voor de zitting is gebleken dat de digitale track & trace-informatie sinds 12 juli 2022 daadwerkelijk overeenkomstig de hiervoor aangehaalde informatie in het digitale systeem stond. Uit de informatie blijkt niet dat het poststuk aan eiseres is geretourneerd. De stelling van eiseres dat zij het poststuk nooit heeft teruggekregen – hetgeen wel gebruikelijk is indien aangetekende post niet kan worden bezorgd en dat het stuk door toedoen van PostNL kwijt is geraakt, vindt de rechtbank dan ook aannemelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
12. De stelling van verweerder dat het aan eiseres kan worden tegengeworpen dat zij pas op 15 september 2022 navraag heeft gedaan bij verweerder over de stand van zaken van de behandeling van het bezwaar, maakt dit niet anders. Ondanks dat de rechtbank verweerder kan nageven dat dat vrij laat is, omdat de eerste beslistermijn voor het afhandelen van het bezwaar al was verstreken, ziet de rechtbank in het licht van wat eiseres op de zitting heeft aangevoerd over het feit dat het een vakantieperiode was en dat zij verweerder niet onder druk had willen zetten te beslissen, geen reden om eiseres daarvan een verwijt te maken. Daarbij vindt de rechtbank het ook van belang dat verweerder op de zitting heeft aangegeven een coulante houding te hebben gehad jegens andere aanvragers bij wie de bezwaartermijn ook was overschreden.
13. Omdat de rechtbank heeft geoordeeld dat het overschrijden van de beslistermijn verschoonbaar is, behoeven de overige beroepsgronden van eiseres die zien op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de hardheidsclausule geen nadere bespreking.
Conclusie
14. Het beroep is gegrond, omdat er sprake is van een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Zij ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Dit omdat verweerder de inhoudelijke bezwaren van eiseres in bezwaar nog moet beoordelen en eiseres ook mogelijk nog dient te horen in bezwaar. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank in dit geval geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
15. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dit betekent dat verweerder het bezwaar van eiseres inhoudelijk moet beoordelen. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zes weken.
16. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De proceskostenvergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 6 oktober 2022;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres van € 1.674,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 juni 2022 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2022:1448.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State van, ECLI:NL:RVS:2018:2865, en van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:84.