Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter van de rechtbank kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster spoedeisend belang bij een beslissing op haar verzoek nu zij door de besluitvorming haar woning voor drie maanden dient te verlaten. De voorzieningenrechter beoordeelt vervolgens of het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft, en of er aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening.
3. De Alliantie verhuurt sinds 8 april 2015 de woning aan eiseres. Op 3 februari 2023 is naar aanleiding van relevante informatie door de politie een nader onderzoek ingesteld naar de woning. Deze informatie betrof dat er mogelijk in verdovende middelen gehandeld zou worden vanuit de woning.
4. Uit de bestuurlijke rapportage, opgemaakt op 20 februari 2023, blijkt dat de politie de volgende goederen in de woonkamer, de vriezer van de keuken, de slaapkamer, de zolder en de berging van de woning heeft aangetroffen:
- 548,2 gram amfetamine (pasta);
- 78,64 gram amfetamine (72 wikkels poeder)
- 1,24 gram MDMA (2 pillen);
- 0,75 gram MDMA (1 wikkel poeder)
- 9,24 gram 2CB (27 pillen);
- 43,13 gram antidepressiva (117 hele pillen);
- 33,8 gram (61 groene pillen) van onbekende stof;
- 33,29 gram (55 gele pillen) van onbekende stof;
- 68,33 gram (118 gele/groene/blauwe pillen) van onbekende stof.
De pillen van onbekende stof zijn aan het Nederlands Forensisch Instituut voor onderzoek aangeboden. In de bestuurlijke rapportage staat verder dat meerdere buurtbewoners bij de wijkagent hebben gemeld dat er vanuit de woning [adres] door de bewoners en anderen gehandeld wordt in verdovende middelen.
5. Uit de aanvullende bestuurlijke rapportage, opgemaakt op 19 april 2023, blijkt welk soort meldingen er door buurtbewoners op welke data gedaan zijn. Bij e-mailbericht van 9 mei 2023 heeft verweerder de meldingen opgesomd die bij de wijkagent zijn gedaan en de MMA meldingen, op basis waarvan er een politie onderzoek is opgestart.
6. Verweerder heeft naar aanleiding van de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage besloten de woning voor de duur van drie maanden te sluiten.Gelet op de hoeveelheid in de woning aangetroffen hard- en softdrugs is er volgens verweerder sprake van een ruimschootse overschrijding van een gebruikershoeveelheid en kan deze hoeveelheid worden aangemerkt als een handelshoeveelheid. Bovendien zijn er volgens verweerder meerdere meldingen van buurtbewoners dat vanuit de woning gehandeld wordt in verdovende middelen.
7. Daarnaast vindt verweerder het noodzakelijk om over te gaan tot sluiting van de woning ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs kan als een ernstig geval worden aangenomen. Daarnaast ligt de woning middenin een woonwijk en is volgens verweerder gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare buurt. De meldingen van buurtbewoners bevestigen dat vanuit de woning is gehandeld in verdovende middelen. De sluiting geeft ook een signaalfunctie af naar de bij de woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners.
8. Verder vindt verweerder de sluiting van de woning niet onevenredig. Daarbij vindt verweerder van belang dat verzoekster een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. Daarnaast is inherent aan de sluiting van de woning dat verzoekster de woning dient te verlaten. Verzoekster is volgens verweerder zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte en heeft volgens verweerder niet met objectieve gegevens onderbouwd dat zij (financieel) niet in staat is om voor een periode van drie maanden vervangende woonruimte te bekostigen, dan wel alternatieve huisvesting te krijgen. Mocht blijken dat verzoekster dat niet kan regelen, dan zal verweerder verzoekster helpen met het krijgen van noodopvang. Tot slot zal de sluiting van de woning mogelijk tot gevolg hebben dat het huurcontract van verzoekster door de Alliantie wordt ontbonden. Dit staat volgens verweerder niet aan sluiting in de weg, omdat sprake is van een zeer ernstige overtreding en verzoekster verwijtbaar heeft gehandeld, aldus verweerder.
9. Verzoekster voert aan dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat er een handelshoeveelheid drugs in de woning is aangetroffen. De enkele hoeveelheid aangetroffen drugs is daarvoor niet doorslaggevend. Er zal moeten worden gekeken naar alle feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat er geen aanwijzingen zijn van handel in drugs en dat de aangetroffen drugs betrekking heeft op het eigen gebruik van drie personen, namelijk van verzoekster, haar vriend en een andere vriend.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder op grond van artikel 13b, eerste lid onder sub a, van de Opiumwet en het door verweerder gehanteerde beleid, bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan. Verweerder heeft op grond van de bevindingen in de bestuurlijke rapportages mogen concluderen dat er sprake was van een overschrijding van de toegestane gebruikershoeveelheid hard- en softdrugs in de woning.Dit is ook het geval indien de aangetroffen hoeveelheid drugs betrekking zou hebben op drie personen, zoals door verzoekster wordt gesteld. Daarnaast heeft verweerder mogen vinden dat de manier waarop bepaalde drugs is aangetroffen – namelijk bijvoorbeeld dat de amfetamine in poedervorm in 72 wikkels verpakt was – een indicatie geeft dat de drugs in de woning bestemd was voor de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan. Ook de aangetroffen attributen op de foto’s, namelijk een weegschaaltje en gripzakjes wijzen daarop en ook de aanwezigheid van een grote hoeveelheid amfetaminepasta wijst daarop, nu daarmee geproduceerd kan worden.
11. Verder heeft verweerder mogen betrekken dat er meldingen zijn van buurtbewoners die de verkoop van drugs vanuit de woning hebben waargenomen. Volgens een anonieme melding van 24 november 2022 komen al ruim een jaar lang op verschillende tijdstippen mensen voor een kort bezoek naar de woning, waarbij bezoekers soms geld in hun hand hebben. Volgens een melding van 7 december 2022 heeft een buurtbewoner gezien dat er in het portiek van de woning in verdovende middelen werd gehandeld door verzoekster en haar zoon. Volgens een melding van 1 februari 2023 wordt vanuit hun woning in [woonplaats] , de wijk [wijk] , dagelijks door een persoon en zijn vriendin, genaamd [verzoekster] in allerlei soorten drugs gedeald. De voorzieningenrechter vindt deze meldingen anders dan betoogt door verzoekster, voldoende concreet en verweerder heeft de meldingen dan ook kunnen betrekken. De voorzieningenrechter vindt het ook van belang dat deze meldingen grotendeels stroken met de verklaringen die de zoon van verzoekster tegenover de politie heeft afgelegd namelijk dat hij wel eens groot drugs inkoopt en het vervolgens aan vrienden verkoopt. Hoewel de zoon van verzoekster geen verklaring heeft afgelegd over waar hij de drugs bestemd voor verkoop heeft bewaard, heeft hij ook niet verklaard dat de drugs zich niet in de woning bevond. De combinatie van de aangetroffen handelshoeveelheid drugs, de wijze waarop de drugs is aangetroffen, de aangetroffen attributen, de amfetaminepasta, de meldingen van buurtbewoners en de eigen verklaring van de zoon van verzoekster duiden er daarom op dat de drugs in de woning bestemd was voor de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan. Verzoekster heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
12. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelt verweerder overeenkomstig het beleid, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In dat verband moet in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. In dat verband is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Vervolgens moeten in het kader van de evenredigheid onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting in aanmerking worden genomen.
13. Verder voert verzoekster aan dat verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Er zijn namelijk geen aanwijzingen van handel in drugs in of vanuit de woning. Er is geen handel of loop naar de woning waargenomen en hierover zijn geen meldingen bekend. Verweerder baseert zich op de bestuurlijke rapportage en de daarin opgenomen meldingen van buurtbewoners, maar deze meldingen zijn niet gebaseerd op eigen waarnemingen, maar betreffen slechts aannames. Bovendien kan uit de bestuurlijke rapportage niet dan wel onvoldoende worden opgemaakt dat er sprake is van overlast en verstoring van de openbare orde. Dat de woning zich volgens verweerder bevindt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk is gebaseerd op de Veiligheidsmonitor opgesteld in 2021, maar deze is niet actueel. De wijk is namelijk inmiddels enorm verbeterd, waardoor verweerder zich niet zonder nader onderzoek op dit standpunt kan stellen volgens verzoekster.
14. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk is. Verweerder heeft de aanwezigheid van de hoeveelheid drugs in de woning als een ernstig geval mogen aanmerken, omdat er sprake is van een ruime overschrijding van de gebruikershoeveelheid hard- en softdrugs en er ook verschillende soorten harddrugs aanwezig waren, waaronder amfetamine en GHB. Dit is op zichzelf een aanwijzing dat er vanuit de woning drugs werd verhandeld en de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel, wat al een belang bij sluiting oplevert. Dat er sprake was van een loop naar de woning wordt ook bevestigd door de eerder aangehaalde meldingen gedaan door wijkbewoners. Daarnaast heeft verweerder mogen betrekken dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk ligt. Uit de informatie van de Veiligheidsmonitor blijkt dat er in veel overlast wordt ervaren door drugsgebruik en drugshandel in de wijk. Ter zitting heeft de Alliantie, die meerdere woningen in de wijk ‘ [wijk] ’ verhuurt, de stelling dat er sprake is van een kwetsbare wijk beaamd. Bovendien heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de Veiligheidsmonitor weliswaar dateert uit 2021, maar maandelijks geactualiseerd wordt. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Verweerder kan in het besluit op bezwaar evenwel nader motiveren hoe dat in zijn werk gaat. Verzoekster heeft daarnaast ook niet concreet gemaakt dan wel onderbouwd dat de wijk in de afgelopen jaren op het gebied van drugshandel en druggerelateerde overlast verbeterd is. Verweerder mocht zich daarom op het standpunt stellen dat hij in dit geval niet met een minder ingrijpend middel kon volstaan. Met een sluiting van enige duur wordt namelijk de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de loop naar de woning eruit gehaald, waarmee de woning aan het drugscircuit wordt onttrokken.
15. Verzoekster voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het evidente belang van verzoekster om in de woning te mogen blijven. Verzoekster heeft aangegeven dat zij bij een gedwongen vertrek uit de woning nergens anders terecht kan. Zij zal op straat komen te staan en daarnaast loopt zij het risico dat de omgangsregeling met haar dochter komt te vervallen. Daarnaast zal haar verhuurder de huurovereenkomst willen beëindigen en is aangekondigd dat een ontbindingsprocedure zal worden gestart. Verder heeft sluiting ook grote financiële consequenties; namelijk opslagkosten, verhuiskosten en kosten voor het vinden van andere woonruimte. Verzoekster staat echter onder bewind en moet van een minimum inkomen rondkomen, waardoor dus aannemelijk is dat zij de kosten die het besluit met zich brengt niet kan dragen. De door verweerder verrichte belangenafweging is daarom volgens verzoekster onvoldoende gemotiveerd.
16. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de sluiting evenwichtig is. Daartoe acht zij van belang dat verweerder verzoekster verantwoordelijk heeft kunnen houden voor wat zich in de woning heeft afgespeeld. Verzoekster heeft niet bestreden dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in de woning. Verder lag de drugs ook door de hele woning verspreid en was er sprake van grote hoeveelheden. Gelet daarop valt verzoekster een verwijt te maken. Daarnaast is het inherent aan de sluiting van de woning dat verzoekster de woning moet verlaten. Dit heeft verweerder niet ten onrechte niet als een bijzondere omstandigheid aangemerkt. In dit kader dient verweerder te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting, indien verzoekster geen vervangende woonruimte kan vinden of nergens anders terecht kan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder kunnen vinden dat verzoekster dat laatste niet aannemelijk heeft gemaakt, terwijl zij in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor het vinden van vervangende woonruimte. Dat zij dit niet kon omdat zij in hechtenis was genomen, volgt de voorzieningenrechter niet, nu ter zitting is verklaard dat haar zoon en partner niet in hechtenis zijn genomen. Zij had aldus bijvoorbeeld een beroep op hen kunnen doen voor het regelen van vervangende woonruimte. Verweerder heeft overwogen dat indien verzoekster daadwerkelijk geen vervangende woonruimte kan vinden zij met de hulp van verweerder terecht kan bij een noodopvang. Verweerder heeft dit punt aldus kenbaar betrokken. Verweerder heeft ook op de zitting toegezegd dat indien verzoekster geen tijdelijke verblijfplaats kan regelen, zij op kosten van verweerder terecht kan bij het Leger des Heils.
17. Verder leidt het feit dat de Alliantie overgaat tot ontbinding van de huurovereenkomst, niet tot de conclusie dat de sluiting onevenredig is. De voorzieningenrechter acht daartoe van belang dat de Alliantie ter zitting heeft aangegeven een ontbindingsprocedure te starten los van de uitkomst van deze procedure vanwege de aangetroffen hoeveelheid drugs in de woning. Verweerder heeft mogen overwegen dat het belang van de sluiting alsnog groter is, ondanks dat verzoekster mogelijk haar woning wordt uitgezet, gelet de ernst van de situatie en de verwijtbaarheid van verzoekster. Bovendien heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de vriend en de zoon van verzoekster op dit moment nog toegang hebben tot het huis en door kunnen gaan met eventuele druggerelateerde activiteiten, wat het belang van de sluiting nog groter maakt. De voorzieningenrechter kan dit volgen.
18. De voorzieningenrechter acht verder van belang dat ter zitting is gebleken dat de dochter feitelijk, dus het grootste gedeelte van de tijd, bij haar vader woont, en slechts staat ingeschreven op het adres van verzoekster. Bovendien volgt uit de zienswijze, welke in het besluit is weergegeven, dat is geregeld dat de dochter bij haar vader kan verblijven. Voor de dochter geldt daarom dat zij vervangende woonruimte heeft wanneer tot sluiting van de woning wordt overgegaan. De gestelde omstandigheid dat de omgangsregeling die verzoekster met haar dochter heeft door de sluiting mogelijk komt te vervallen, leidt ook niet tot de conclusie dat de sluiting onevenredig is. Verzoekster heeft namelijk de omgangsregeling niet onderbouwd en daarnaast niet concreet gemaakt dat als gevolg van dit besluit de omgangsregeling op de tocht zou komen te staan. Gelet op het voorgaande is het evenredigheidsbeginsel niet geschonden en heeft verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken.