ECLI:NL:RBMNE:2023:2210

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
22/5040
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de minister om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) af te geven aan een koerier op basis van strafbare feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister voor Rechtsbescherming over de weigering van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Eiser had de VOG nodig om als koerier te kunnen werken, maar de minister weigerde deze op basis van gegevens in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) die binnen de terugkijktermijn waren geregistreerd. De minister stelde dat de strafbare feiten van eiser, waaronder drugsdelicten en snelheidsovertredingen, een belemmering vormden voor de afgifte van de VOG. Eiser voerde aan dat er geen sprake was van recidive en dat de strafbare feiten niet relevant waren voor zijn functie als koerier. De rechtbank oordeelde echter dat de minister op goede gronden de VOG had geweigerd. De rechtbank concludeerde dat de strafbare feiten een risico voor de samenleving vormden en dat de minister terecht had gesteld dat er een sterke relatie bestond tussen de functie van koerier en de strafbare feiten van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen VOG zal ontvangen en geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5040

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Melliti),
en

de minister voor Rechtsbescherming, (de minister)

(gemachtigde: mr. C.M.A.V. van Kleef).

Inleiding

Het gaat in deze zaak om de weigering van de minister om eiser een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te geven. Eiser heeft die VOG nodig om als koerier te kunnen werken bij [bedrijf] B.V. te [vestigingsplaats] . De minister heeft de VOG in zijn besluit van 16 maart 2022 geweigerd, omdat er binnen de terugkijktermijn gegevens van eiser zijn opgenomen in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) die maken dat de afgifte van een VOG niet gerechtvaardigd is.
Met het bestreden besluit van 19 september 2022 op het bezwaar van eiser is de minister bij dat besluit gebleven.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2023 op de zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. S.J. Flier, die waarneemt voor de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of de minister op goede gronden de VOG heeft mogen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de weigering van de VOG in stand kan blijven en dat het beroep van eiser dus ongegrond is. Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Op de aanvraag van eiser voor een VOG als koerier is het algemene screeningsprofiel met de risicogebieden informatie, geld, goederen, diensten en proces van toepassing verklaard. [1]
4. Bij de beoordeling van de aanvraag heeft de minister de criteria toegepast die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2022 (de beleidsregels). Daarin is bepaald dat als een aanvrager voorkomt in het JDS de minister aan de hand van een objectief en een subjectief criterium bekijkt of de afgifte van een VOG gerechtvaardigd is. Bij de toetsing aan het objectieve criterium bekijkt de minister of de justitiële gegevens, indien herhaald en gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak of bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Is daarvan sprake, dan zal de aanvraag in beginsel worden afgewezen. Bij het subjectieve criterium beoordeelt de minister, als is voldaan aan het objectieve criterium, of de omstandigheden van het geval ertoe moeten leiden dat een VOG toch moet worden afgegeven.
5. De minister heeft de aanvraag afgewezen en het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, omdat binnen de terugkijktermijn in het JDS de volgende feiten zijn geregistreerd.
- Op 31 mei 2022 is eiser volgens registratie in het JDS met politie/justitie in aanraking gekomen wegens overschrijden van de maximumsnelheid. Deze zaak staat nog open.
- Op 1 november 2021 is eiser veroordeeld wegens straathandel/drugsrunner, het aanwezig hebben van drugs, het voorbereiden van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en bezit van een valse of vervalste reispas tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen. Deze uitspraak is op 16 november 2021 onherroepelijk geworden.
- Bij strafbeschikking van 3 september 2020 is aan eiser een geldboete van € 470,- opgelegd wegens overschrijden van de maximumsnelheid.
6. De minister stelt zich op het standpunt dat aan zowel het objectieve, als het subjectieve criterium is voldaan.
7. Eiser bestrijdt deze conclusie. Hij stelt zich op het standpunt dat uit het JDS niet volgt dat hij in aanraking is gekomen met Justitie wegens meerdere drugsdelicten. Uit het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank volgt een bewezenverklaring voor drie Opiumwetfeiten, maar al deze feiten zien op handelingen van eiser op één dag. Bovendien geldt voor de feiten 1 en 2 dat sprake is van een (gedeeltelijke) eendaadse samenloop met feit 3. Er is dus geen sprake van recidive. Er is ook geen sprake van meerdere verkeersdelicten. Het gaat om maximaal twee antecedenten en de tweede overtreding staat nog niet onherroepelijk vast. Eiser ontkent niet dat een snelheidsovertreding enig risico met zich meebrengt, maar er is wel verschil tussen de verschillende verkeersovertredingen en de daarbij behorende gevaarzetting. Eiser vertoont namelijk geen problematisch rijgedrag. Volgens eiser is er ook geen relatie tussen de stafbare feiten en de functie. Hij wijst erop dat in het screeningsprofiel overtreding van de Opiumwet niet wordt genoemd bij de aandachtsgebieden. Dat moet betrokken worden bij de beoordeling.
8. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De minister heeft de genoemde strafbare feiten bij de beoordeling kunnen betrekken. Het gaat hier - anders dan eiser stelt- wel om meerdere drugsdelicten. Dat deze delicten op dezelfde dag zijn gepleegd, maakt dat niet anders. De feiten zijn ook los van elkaar afgedaan. De minister heeft terecht gesteld dat sprake is van recidive ten aanzien van deze drugsfeiten. Ook bij de snelheidsovertreding is sprake van recidive. De tweede snelheidsovertreding is weliswaar nog niet afgehandeld, maar dat hoeft ook niet. [2]
9. De minister heeft zich vervolgens op het standpunt mogen stellen dat er een sterke relatie bestaat tussen de functie die eiser wil uitoefenen en de strafbare feiten. Die link is volgens de minister duidelijk aanwezig - en wordt ook specifiek genoemd in het functieprofiel- tussen de functie van koerier en de snelheidsovertredingen. De rechtbank vindt dat ook. Snelheidsovertredingen vormen een gevaar voor anderen in het verkeer. Een koerier is vaak op de weg en van hem wordt verwacht dat hij zich dan aan de verkeersregels houdt. Tijdens de zitting heeft eiser gezegd dat de tweede snelheidsovertreding is begaan tijdens het werk, omdat hij haast had en het druk was op de weg. Als koerier zal eiser echter vaker haast hebben en in Nederland is het doorgaans druk op de weg. Juist dan mag worden verwacht dat een koerier zich aan de regels houdt.
10. Er is ook een sterkte relatie tussen de functie van koerier en de drugsdelicten. Deze strafbare feiten worden weliswaar niet in het toepasselijke functieprofiel genoemd, maar dat hoeft ook niet. [3] Als de minister motiveert waaruit de link dan bestaat, is dat voldoende. Dat heeft de minister in het bestreden besluit en op de zitting ook gedaan. De minister heeft erop gewezen dat eiser het netwerk van zijn werkgever zou kunnen gebruiken voor de distributie van drugs. Ook heeft hij meegewogen dat eiser andere mensen, met wie hij in contact komt via zijn werk als koerier, zou kunnen betrekken bij drugshandel. Van een koerier verwacht de minister dat hij betrouwbaar is en dat mag hij ook verwachten.
11. De strafbare feiten vormen als zij worden herhaald dan ook een risico voor de samenleving en vormen een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie.
11. Eiser heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat de beroepsgronden zo moeten worden gelezen dat vindt dat toetsing aan het subjectieve criterium moet leiden tot een VOG. Hoewel dat niet zo duidelijk blijkt uit de gronden van het beroep, bespreekt de rechtbank deze beroepsgronden hier wel. De minister heeft hierop namelijk op de zitting adequaat kunnen reageren.
11. Eiser vindt dat het risico op herhaling in zijn geval niet groot is, althans niet groter dan voor andere mensen. Hij heeft zijn leven inmiddels op orde en hij heeft van zijn fouten geleerd. Hij is getrouwd en is gelukkig. Hij wil graag verder in de koeriersbranche, maar dat kan nu niet zonder VOG. Zijn leven staat nu ‘on hold’ en eiser wil graag verder.
11. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat toetsing aan het subjectieve criterium niet leidt tot afgifte van een VOG. Eiser zegt dat hij zijn leven heeft gebeterd, maar hij is nog maar kort geleden opnieuw met Justitie in aanraking gekomen, namelijk in mei 2022. De minister heeft dat mee mogen wegen bij zijn beoordeling en dat voor eiser negatief mogen uitleggen. Tijdens de zitting heeft eiser daarover gezegd dat een snelheidsovertreding in zijn ogen minder ernstig is dan andere strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld diefstal en moord. Eiser lijkt zich dus niet te realiseren dat snelheidsovertredingen niet samengaan met zijn functie als koerier. Dat is een extra onderbouwing voor het standpunt van de minister dat het nog te snel is om aan eiser alsnog een VOG te verstrekken. Daarbij heeft de minister bij zijn beoordeling mogen meewegen dat de drugsdelicten niet licht zijn afgedaan. Zoals hiervoor is overwogen is er zowel recidive ten aanzien van de drugsdelicten, als ten aanzien van de verkeersdelicten en dat vormt een zeker risico dat eiser opnieuw de fout in zal gaan. Dat de minister dat wil voorkomen, is begrijpelijk. De rechtbank begrijpt dat eiser een VOG nodig heeft voor zijn werkzaamheden in de koeriersbranche, maar dat belang weegt niet op tegen het belang van de samenleving bij weigering van de VOG.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2023.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd de uitspraakte ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 28
Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon..
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
[…]
Artikel 36
1. Onze Minister kan bij zijn onderzoek met betrekking tot de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijk persoon kennis nemen van op de aanvrager betrekking hebbende justitiële gegevens alsmede van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet politiegegevens, met uitzondering van de gegevens waarover op grond van artikel 21, eerste lid, onderdeel e, geen mededeling kan worden gedaan aan de verzoeker, die gebruik maakt van zijn recht, als bedoeld in artikel 18, eerste lid.
[…].

Voetnoten

1.De screeningsprofielen zijn te vinden op https://justis.nl/producten/verklaring-omtrent-het-gedrag-vog justis.nl onder “Verklaring Omtrent het Gedrag”.
2.Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 mei 2022 ECLI:NL:RVS:2022:1301.
3.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2991.