ECLI:NL:RBMNE:2023:2191

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
22/4112
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om verlenging van de inburgeringstermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om verlenging van de inburgeringstermijn beoordeeld. Eiseres, die sinds 17 september 2018 inburgeringsplichtig is, heeft op 30 juni 2021 verzocht om verlenging van deze termijn, omdat zij door medische klachten niet in staat zou zijn om aan haar inburgeringsplicht te voldoen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit verzoek afgewezen met een besluit van 11 augustus 2021, en na bezwaar is deze afwijzing bevestigd op 3 augustus 2022.

De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2023 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Eiseres voert aan dat zij door haar medische aandoeningen niet in staat is om in te burgeren en dat haar rol als fulltime huisvrouw met drie jonge kinderen haar verder belemmert. De rechtbank stelt vast dat de minister een medisch advies van Argonaut heeft ingeschakeld, waaruit blijkt dat eiseres niet gedurende drie aaneengesloten maanden geen onderwijs kan volgen. Dit advies wordt door de rechtbank als deskundigenadvies beschouwd en er zijn geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de inhoud ervan.

De rechtbank concludeert dat de minister het verzoek om verlenging van de inburgeringstermijn terecht heeft afgewezen. De omstandigheden van eiseres, zoals de zorg voor haar kinderen en de onregelmatige werktijden van haar partner, zijn al meegenomen in de bepaling van de inburgeringstermijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4112

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

(gemachtigde: mr. H. Bauhuys).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing het verzoek van eiseres om verlenging van de inburgeringstermijn.
De minister heeft het verzoek om verlenging met het besluit van 11 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
1. Eiseres is sinds 17 september 2018 inburgeringsplichtig en zij heeft op 30 juni 2021 verzocht om verlenging van de inburgeringstermijn. Aan het verzoek heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij door haar medische klachten niet in staat is om op tijd aan de inburgeringsplicht te voldoen. Om dit te kunnen beoordelen heeft de minister heeft een medisch adviseur ingeschakeld. Op 29 juli 2022 heeft de verzekeringsarts van Argonaut geconcludeerd dat op grond van de aangeleverde medische gegevens niet is vast te stellen dat eiseres gedurende een periode van ten miste drie aaneengesloten maanden geen onderwijs kan volgen. De minister heeft vervolgens het verzoek om verlenging afgewezen.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar verzoek en voert aan dat zij niet in staat is om in te burgeren omdat zij medisch beperkt is. Eiseres heeft meerdere medische aandoeningen waarover de minister informatie heeft ontvangen van haar huisarts. Verder voert eiseres aan dat zij niet in staat is om aan haar inburgeringsplicht te voldoen omdat zij fulltime huisvrouw is, zij drie (jonge) kinderen heeft en omdat haar partner onregelmatige diensten werkt. Zij wil graag vrijstelling van haar inburgeringsplicht.
Oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat eiseres een verzoek om verlenging van de inburgeringstermijn heeft gedaan. De minister heeft dat als zodanig beoordeeld waardoor die besluitvorming nu aan de rechtbank voorligt. Dat eiseres in beroep kenbaar heeft gemaakt dat zij vrijstelling wenst, kan zijn maar dan moet zij daartoe een onderbouwd verzoek indienen bij verweerder.
4. De minister hanteert het criterium uit de Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt dat medische klachten kunnen leiden tot verlenging van de termijn indien de inburgeringsplichtige gedurende drie aaneengesloten maanden niet in staat is geweest om onderwijs te volgen. Volgens vaste jurisprudentie is dit criterium niet onredelijk. [1]
5. De rechtbank stelt vast dat het medisch advies van Argonaut dat de minister aan besluit ten grondslag heeft gelegd, kan worden aangemerkt als deskundigenadvies. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] moet een bestuursorgaan, indien het een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Dat betekent dat er bijvoorbeeld geen tegenstrijdigheden in het advies mogen staan en dat de conclusies die in het advies zijn getrokken logisch volgen op wat er daarvoor is vastgesteld. Het is aan eiseres om met argumenten aan te geven waarom de inhoud van het advies onjuist is of waarom er iets anders mee mis is. Eiseres kan bijvoorbeeld met een contra-expertise de inhoudelijke juistheid van een deskundigenadvies betwisten. Met stukken van behandelaars kan zij de zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie van een deskundigenadvies aan de orde stellen, dan wel concrete aanknopingspunten aanvoeren voor twijfel aan de inhoud ervan.
6. De rechtbank is van oordeel dat geen concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de inhoud van het medisch advies dat de minister ten grondslag heeft gelegd aan zijn besluitvorming. De rechtbank stelt vast dat de minister alle overgelegde informatie heeft voorgelegd aan Argonaut. Uit het advies volgt dat de aangeleverde informatie bestudeerd is en dat er ook nog nader onderzoek is gedaan door middel van het bestuderen van diverse patiënten folders nu niet bekend was in welk ziekenhuis de gastric bypass (maagverkleining) operatie heeft plaatsgevonden. Op basis van wat in beroep is aangevoerd bestaan geen aanwijzingen dat het advies vanuit Argonaut niet zorgvuldig, inzichtelijk en concludent zou zijn. Eiseres heeft in beroep geen medische gegevens overgelegd waaruit volgt dat zij daadwerkelijk vanwege haar gezondheid niet in staat was om gedurende drie aaneengesloten maanden geen onderwijs te volgen. Dit had wel op haar weg gelegen. In het machtigingsformulier dient eiseres aan te geven bij wie en wanneer zij onder behandeling is zodat de minister bij deze zorgverleners informatie kan opvragen. Nu eiseres alleen haar huisarts op het machtigingsformulier heeft vermeld, en haar huisarts slechts een opsomming van klachten heeft verstrekt, is dit onvoldoende. Uit deze informatie blijkt namelijk niet dat eiseres vanwege deze klachten (bijvoorbeeld door de operatie) drie aaneengesloten maanden niet in staat is geweest om onderwijs te volgen of dat zij - zoals ter zitting is gesteld - door hoofdpijnen en duizeligheden zich in het geheel niet kan concentreren en leren. De medisch adviseur heeft zich enkel op de verstrekte informatie kunnen baseren en heeft extra zorgvuldig gehandeld door zelf nog patiënten folders te raadplegen over de operatie van eiseres. De rechtbank is daarom van oordeel dat het medisch advies van Argonaut deugdelijk is en om die reden mocht de minister dit ten grondslag leggen aan de afwijzing van het verzoek van eiseres om verlenging van haar inburgeringstermijn.
7. Ook de omstandigheden dat eiseres - ten tijde van de besluitvorming - de zorg draagt voor haar minderjarige kinderen en dat haar man onregelmatige diensten werkt, kunnen niet leiden tot een verlenging van de inburgeringstermijn. Zoals de minister ook op zitting heeft toegelicht is de omstandigheid dat eiseres de zorg draagt voor haar minderjarige kinderen al verdisconteerd in de inburgeringstermijn. [3] Dit betekent dat er bij het bepalen van die termijn al rekening is gehouden met de situatie dat eiseres zorg draagt voor haar kinderen.
8. Gelet op het bovenstaande, komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de minister het verzoek van eiseres om verlenging van de inburgeringstermijn af heeft kunnen wijzen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 september 2020, (ECLI:NL:RVS:2020:2189).
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:516).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, (ECLI:NL:RVS:2020:2189).