ECLI:NL:RBMNE:2023:2154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/4672-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake afwijzing verzoek naturalisatie door gerede twijfel aan identiteit en nationaliteit

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 20 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie beoordeeld. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had het verzoek afgewezen op basis van gerede twijfel over de identiteit en nationaliteit van eiser, die van Sierra Leoonse afkomst zou zijn. Eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel gekregen, maar er waren twijfels over zijn nationaliteit naar aanleiding van een taalanalyse uit 2006, die concludeerde dat hij niet herleidbaar was tot de spraakgemeenschap van Sierra Leone.

Eiser heeft in zijn bezwaar verschillende documenten overgelegd, waaronder paspoorten en verklaringen van de Sierra Leoonse ambassade, om de gerede twijfel weg te nemen. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze documenten niet als bewijs van identiteit en nationaliteit kunnen dienen. De rechtbank constateert een motiveringsgebrek en een zorgvuldigheidsgebrek in de voorbereiding van het bestreden besluit. De rechtbank geeft de Staatssecretaris de gelegenheid om eiser alsnog te horen en het motiveringsgebrek te herstellen binnen een termijn van twaalf weken.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, en benadrukt dat de Staatssecretaris binnen twee weken moet aangeven of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4672
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris)

(gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie.
De staatssecretaris heeft dit verzoek met het besluit van 17 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. In dat verweerschrift is ook medegedeeld dat er niemand namens de staatssecretaris bij de zitting zal verschijnen.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging er aan het bestreden besluit vooraf?
1. Eiser stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn. Aan hem is op 30 oktober 2002 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Later heeft hij ook gevraagd om een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Omdat er twijfel bestond aan de nationaliteit van eiser, is op 24 april 2006 een taalanalyse door Bureau Land en Taal (BLT) uitgevoerd. In het rapport taalanalyse van 8 mei 2006 staat dat eiser eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone, maar wel tot de spraakgemeenschap binnen Guinee. Gelet hierop bestond bij verweerder twijfel over de identiteit en nationaliteit van eiser en daarom is aan hem geen verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verleend. Het beroep tegen deze afwijzing is ongegrond verklaard. [1] Op 15 juni 2007 is aan eiser wel een verblijfsvergunning verleend in het kader van de Regeling Afdoening Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (RANOV). Hij is daarvoor nog in de gelegenheid gesteld om zijn werkelijke identiteit met stukken aan te tonen. Hij heeft toen een verklaring van de Sierra Leoonse ambassade overgelegd waarin wordt gesteld dat hij over de Sierra Leoonse nationaliteit beschikt.
Waarom heeft de staatssecretaris het verzoek om naturalisatie afgewezen?
2. Eiser heeft op 1 februari 2021 een verzoek om naturalisatie ingediend. De staatssecretaris heeft dit afgewezen, omdat er gerede twijfel is over de gestelde identiteit en nationaliteit van eiser. Uit een taalanalyse uit 2006 blijkt dat eiser eenduidig niet herleidbaar is tot de taalgemeenschap in Sierra Leone. Er is destijds en ook nu geen contra-expertise tegen de taalanalyse ingediend. Aan de verder door eiser overgelegde documenten wordt geen waarde gehecht, gelet op de uitkomst van de taalanalyse. Bovendien heeft eiser zijn stelling dat hij de documenten op de juiste manier heeft aangevraagd volgens de staatssecretaris niet nader met daartoe bestemde stukken onderbouwd.
Wat is het standpunt van eiser?
3. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat sprake is van gerede twijfel aan zijn identiteit en nationaliteit. Eiser heeft namelijk verschillende gezaghebbende stukken overgelegd om die gerede twijfel weg te nemen. Hij heeft destijds al een nationaliteitsverklaring, een geboorteakte en een kopie van zijn paspoort overgelegd die allen authentiek zijn bevonden. Bovendien heeft hij bij zijn naturalisatieverzoek een kopie van een nieuw paspoort en een verklaring van de ambassade van 25 september 2020 gevoegd over de wijze van verkrijging van dit paspoort. Vervolgens heeft hij in bezwaar nog een nieuw verkregen paspoort met een verklaring van de ambassade over de wijze van verkrijging van dit paspoort verstrekt. Ook heeft eiser in het bezwaarschrift nog uitgelegd hoe het identificatieproces bij de ambassade is gelopen. Verweerder is volgens eiser ten onrechte niet ingegaan op deze uitleg en heeft ook niet uitgelegd waarom hij de in bezwaar overgelegde documenten niet heeft onderzocht of goed genoeg heeft bevonden.
Is sprake van gerede twijfel aan de identiteit en nationaliteit van eiser?
4. De rechtbank stelt voorop dat een verzoeker bij de indiening van een naturalisatieverzoek, voor zover mogelijk, gegevens moet verstrekken over zijn nationaliteit en identiteit. In beginsel dient in dat verband een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig buitenlands reisdocument te worden verstrekt. [2] Eiser, als houder van een vergunning op basis van de RANOV-regeling, is echter van dat vereiste vrijgesteld. [3] Dat neemt evenwel niet weg dat ook bij eiser gerede twijfel over de identiteit en nationaliteit kan leiden tot afwijzing van een verzoek om naturalisatie. [4] Juist in een procedure over het verlenen van het Nederlanderschap moet de identiteit en nationaliteit van een verzoeker zoals eiser voorwerp van onderzoek zijn, omdat het verlenen van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht is. Dat betekent dat de identiteit en nationaliteit van eiser buiten twijfel moet zijn. [5] Volgens de staatssecretaris is dat niet zo. De vraag is of de staatssecretaris dit terecht zo ziet en of er bij eiser dus inderdaad gerede twijfel is over zijn identiteit en nationaliteit.
Gerede twijfel op basis van taalanalyse?
5. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de bij hem bestaande gerede twijfel baseert op de taalanalyse in het rapport van 8 mei 2006 van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT, voorheen BLT). In dat rapport concludeert TOELT dat eiser eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone, maar wel tot de spraakgemeenschap binnen Guinee. De rechtbank vindt dat de staatssecretaris dit rapport aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Het rapport van TOELT is een deskundigenadvies. De staatssecretaris mag van zo’n advies uitgaan als is nagegaan dat dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [6] Dit heeft de staatssecretaris gedaan en dit is door eiser ook niet weersproken. Eiser heeft daarnaast – in deze of in de vorige procedures zoals zijn asielprocedure in 2006 – geen contra-expertise overgelegd. Het standpunt van eiser op de zitting dat het niet mogelijk is om een contra-expertise in te brengen, omdat er geen taalbureau meer zou zijn die deze expertise kan leveren, maakt dat niet anders. De verantwoordelijkheid voor het indienen van een contra-expertise ligt bij eiser en de enkele stelling dat er geen taalbureau meer zou zijn is onvoldoende voor de conclusie dat de staatssecretaris daarom niet van het rapport van TOELT zou mogen uitgaan. De rechtbank volgt eiser daarnaast ook niet in zijn stelling dat een taalanalyse niets zegt over zijn nationaliteit. Uit de taalanalyse volgt immers dat eiser niet in staat was uitgebreide, gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn beweerde leefomgeving en land van herkomst. Ook staat er dat eiser Pular spreekt met een tongval die hem eenduidig buiten Sierra Leone plaatst en dat hij geen Krio spreekt, de voertaal van Sierra Leone. Dit is opvallend voor iemand die stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben, waardoor de staatssecretaris aan de identiteit en nationaliteit van eiser heeft mogen twijfelen.
6. De staatssecretaris heeft dus op basis van het rapport van TOELT mogen aannemen dat er sprake is van gerede twijfel aan eisers nationaliteit en identiteit.
Wordt met de verstrekte documenten de gerede twijfel weggenomen?
7. De vraag is vervolgens of eiser erin is geslaagd om die gerede twijfel weg te nemen met de door hem overgelegde drie paspoorten, een geboorteakte en twee verklaringen van de Sierra Leoonse ambassade. Volgens de staatssecretaris is eiser daarin niet geslaagd, omdat deze documenten – kort gezegd – niet kunnen dienen ter staving van de identiteit en nationaliteit van eiser, aangezien al uit de taalanalyse blijkt dat eiser niet uit Sierra Leone komt. Dat eiser stelt de documenten op de juiste wijze te hebben aangevraagd, maakt dat volgens de staatssecretaris niet anders omdat dit niet nader is onderbouwd met daartoe bestemde gegevens.
8. De rechtbank vindt deze motivering onvoldoende. Bureau Documenten heeft op 28 april 2015 vastgesteld dat de geboorteakte echt is en door de bevoegde instanties is opgemaakt en afgegeven, maar dat niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Over de verstrekte kopie van het paspoort van 5 juli 2012 merkt Bureau Documenten op dat als eiser het paspoortaanvraagformulier zelf heeft ingevuld, het document echt is, maar dat als hij dat niet heeft gedaan, het paspoort frauduleus is verkregen. Bij zijn naturalisatieverzoek heeft eiser vervolgens een kopie van zijn paspoort verstrekt van 25 juni 2020 en een verklaring van de ambassade van Sierra Leonne van 25 september 2020. In de bezwaarfase heeft eiser een kopie overgelegd van zijn nieuwe paspoort van 9 februari 2022 en een verklaring van de ambassade van 7 maart 2022. Deze bij het naturalisatieverzoek en in bezwaar overgelegde stukken heeft de staatssecretaris niet aan Bureau Documenten voorgelegd. De staatssecretaris heeft niet gemotiveerd waarom hij dat niet heeft gedaan.
9. Ook heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd waarom er niet van deze documenten kan worden uitgegaan. De enkele verwijzing naar de taalanalyse uit 2006 is daarvoor onvoldoende, want de documenten zijn juist overgelegd om de gerede twijfel die op basis van die taalanalyse bij de staatssecretaris is ontstaan, weg te nemen. Door te stellen dat die documenten sowieso niet kunnen afdoen aan de conclusie van de taalanalyse zegt de staatssecretaris in feite dat als er een taalanalyse is, het geen nut meer heeft om documenten te overleggen. Dat is onjuist. [7] Voor zover de staatssecretaris heeft willen zeggen dat ervan wordt uitgegaan dat de documenten echt zijn, maar dit niets zegt over de juistheid van de inhoud daarvan en onvoldoende is gebleken dat er een deugdelijk identificatieproces voorafgaand aan afgifte van de documenten heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat de motivering van de staatssecretaris ook op dit punt onvoldoende is. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit enkel opgemerkt dat eiser zijn stelling dat hij de documenten op de juiste wijze heeft aangevraagd, niet nader heeft onderbouwd met daartoe bestemde documenten. Eiser heeft in het bezwaarschrift echter gemotiveerd aangegeven waarom er volgens hem wel een deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden en heeft bovendien nog twee nieuwe documenten overgelegd. Uit het bestreden besluit – en ook uit het verweerschrift – blijkt niet dat en waarom de staatssecretaris desondanks vindt dat er geen deugdelijk identificatieproces aan de afgifte van die documenten vooraf is gegaan. Voor zover de staatssecretaris heeft beoogd terug te verwijzen naar het primaire besluit, merkt de rechtbank op dat de staatssecretaris ook hiermee niet heeft kunnen volstaan, gelet op het gemotiveerde standpunt van eiser in bezwaar en de twee nieuw overgelegde documenten.
10. Er is dus sprake van een motiveringsgebrek.
Had de staatssecretaris eiser in bezwaar moeten horen?
11. De rechtbank is het met eiser eens dat het bezwaar niet kennelijk ongegrond is en dat de staatssecretaris hem in bezwaar had moeten horen, gelet op zijn standpunt in bezwaar en de nieuw overgelegde stukken. Er is daarom ook sprake van een zorgvuldigheidsgebrek in de voorbereiding van het bestreden besluit.

Tussenconclusie

12. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek in de voorbereiding van het bestreden besluit en dat er een motiveringsgebrek kleeft aan het bestreden besluit. Deze gebreken zijn echter niet zodanig dat daarmee vaststaat dat het besluit onjuist is en dat aan eiser het Nederlanderschap zou moeten worden verleend. In beginsel kunnen deze gebreken worden hersteld door eiser alsnog te horen en met een aanvullende motivering of – voor zover nodig – een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met de intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank stelt de staatssecretaris daarom in de gelegenheid om eiser alsnog te horen en om het motiveringsgebrek te herstellen. Vanwege het horen stelt de rechtbank voor het herstel een termijn van twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak. Om de gebreken te herstellen, moet de staatssecretaris (i) eiser horen; en (ii) als de staatssecretaris daarna nog altijd vindt dat eiser niet voor het Nederlanderschap in aanmerking komt, motiveren wat de staatssecretaris vindt van:
  • de door eiser overgelegde documenten, al dan niet onder verwijzing naar een nieuw onderzoek van Bureau Documenten; en
  • het standpunt van eiser in bezwaar over deze documenten en het identificatieproces dat daaraan volgens eiser vooraf is gegaan.
13. Om onnodige vertraging te voorkomen, dient de staatssecretaris zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank mede te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als hij dat doet, dan zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de staatssecretaris. In beginsel, ook in de situatie dat de staatssecretaris de herstelmijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt de staatssecretaris op binnen twee weken de rechtbank mede te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt de staatssecretaris in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal, griffier. De tussenuitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2023.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Almelo, 20 maart 2007.
2.Artikel 31, eerste lid, onder e, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap en paragraaf 3.5.1 en 3.5.6 van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding).
3.Paragraaf 3.5.6 van de Handleiding.
4.Paragraaf 3.5.1 van de Handleiding.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:490.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197.
7.Zie in dit verband ook de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3145.