Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
2.De beoordeling
498,00(1 punt x tarief € 498,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de R.K. woningbouwstichting Zeist (RK Zeist) en de samenwoners van een overleden huurder. RK Zeist, eigenaar van de huurwoning, heeft de samenwoners, die na het overlijden van de huurder in de woning zijn gaan wonen, gedagvaard tot ontruiming. De samenwoners, de zoon en schoondochter van de overleden huurder, hebben verzocht om de huur voort te zetten, maar RK Zeist heeft dit geweigerd op basis van artikel 7:268 van het Burgerlijk Wetboek, dat een vervaltermijn van zes maanden voor het indienen van een verzoek tot voortzetting van de huur voorschrijft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de samenwoners niet binnen deze termijn een verzoek hebben ingediend en dat zij derhalve zonder recht of titel in de woning verblijven.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de samenwoners aangegeven dat zij niet op de hoogte waren van de vervaltermijn en dat zij geen andere woonruimte konden vinden. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het niet op de hoogte zijn van de vervaltermijn geen bijzondere omstandigheid is die een uitzondering op de strikte toepassing van de vervaltermijn rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de ontruimingsvordering van RK Zeist toegewezen, maar de termijn voor ontruiming verlengd tot 28 februari 2023, om de samenwoners de tijd te geven een andere woning te vinden. Tevens zijn de samenwoners veroordeeld in de proceskosten van RK Zeist, die zijn begroot op € 733,29. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het ook kan worden uitgevoerd als de samenwoners in hoger beroep gaan.