ECLI:NL:RBMNE:2023:1835

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/2511
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake bestuursrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2023 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 29 april 2015. Verzoeker heeft op 9 mei 2022 verzocht om herziening, waarbij hij stelde dat er fouten waren gemaakt door de rechtbank en door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Tijdens de behandeling van het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) was er een schikking getroffen, waar verzoeker nu niet mee akkoord gaat.

De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De rechtbank oordeelt dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Bovendien is het verzoek om herziening te laat ingediend, aangezien er meer dan zeven jaar is verstreken sinds de oorspronkelijke uitspraak.

De rechtbank heeft daarom het verzoek om herziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de CRvB.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2511
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 op het verzoek om herziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
in de zaak tussen

verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: P.R. Klijn).

Procesverloop

Op 9 mei 2022 heeft verzoeker verzocht om herziening van de uitspraak van deze rechtbank van 29 april 2015 [1] .
Verweerder heeft op dit verzoek om herziening gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2023. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 april 2015 heeft eiser hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Tijdens de behandeling ter zitting van dat hoger beroep hebben partijen een schikking getroffen.
2. Verzoeker heeft aan zijn huidige verzoek om herziening, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat er dingen fouten zijn begrepen door de rechtbank en dat verweerder ook fouten heeft gemaakt. Verder heeft verzoeker aangegeven dat hij het niet eens is met de schikking die in hoger beroep is getroffen.
3. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4. De rechtbank is van oordeel dat verzoeker met hetgeen door hem is gesteld geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Daar komt nog bij dat de rechtbank van oordeel is dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend. Hiervan is in de regel sprake als het verzoek is ingediend meer dan een na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht. [2] In dit geval zit er ruim zeven jaar tussen de datum van de uitspraak van de rechtbank en het verzoek om herziening daarvan.
5. Al om deze redenen wijst de rechtbank het verzoek om herziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
31 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

2.Zie o.m. de uitspraak van de CRvB van 25 juni 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1309.