ECLI:NL:RBMNE:2023:1827

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
16/322131-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige door familielid, langdurig gepleegd, met zorg en waakzaamheid toevertrouwd

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige achternichtje. De tenlastelegging omvatte seksuele handelingen die gedurende een periode van vijf jaar, van 1 juni 2011 tot en met 7 juni 2016, zijn gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer, geboren in 2004, aan de zorg en waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd. De zaak kwam aan het licht na een aangifte in september 2019, waarin het slachtoffer gedetailleerd verklaarde over de seksuele misbruikervaringen die zij had ondergaan. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, mede ondersteund door forensisch bewijs en getuigenverklaringen. De verdachte heeft ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer voldoende steun vonden in andere bewijsmaterialen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Daarnaast is de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk in het gelijk gesteld in haar vordering tot schadevergoeding, waarbij de rechtbank een bedrag van € 19.350,- heeft toegewezen voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/322131-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is (met toepassing van artikel 279 Wetboek van Strafvordering) op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen de raadsvrouw van verdachte, mr. A.T. van Vulpen, advocaat te Almere, alsmede mr. A.Y. Bleeker, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair
in de periode van 1 juni 2011 tot en met 7 juni 2016 te Dronten en/of Zeewolde en/of Lelystad met een minderjarig kind, te weten [slachtoffer] , seksuele handelingen heeft gepleegd waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam, terwijl zij aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd;
subsidiair
in dezelfde periode en op dezelfde locaties een minderjarig kind, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met geweld en/of met andere feitelijkheden meermalen heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij voert hiertoe onder meer aan dat er behoedzaam met de verklaring van aangeefster moet worden omgegaan. Ook ontbreekt volgens haar steunbewijs voor de verklaring van aangeefster. Er is voorts geen bewijs voor het binnendringen, zoals primair ten laste gelegd en geen bewijs dat sprake is geweest van dwang, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 27 september 2019 volgt dat aangever [slachtoffer] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard (onder A):
V: Waarvan doe je aangifte?
A: Voor seksueel misbruik. Mijn oom [verdachte] heeft me vanaf mijn 8e tot en met mijn 12e misbruikt. Hij paste vaak op mij. Hij zat aan mijn vagina en borsten. Hij pakte mijn hand en hij drukte mijn hand op zijn piemel. Hij likte mij op mijn vagina. Hij probeerde zijn piemel in mijn vagina te stoppen. Vanaf mijn 12e kreeg ik seksuele voorlichting op school en toen kwam ik erachter dat het niet normaal was.
V: Welke situatie was het eerste wat je je kunt herinneren en wat is er toen gebeurd?A: Dat was rond mijn 8e ongeveer. Hiermee bedoel ik dat hij aan mijn tepels, kont en benen zat met zijn handen. Hij zat aan mijn clitoris. Hij wreef daar overheen. Hij ging dan ook met een vinger in mijn vagina. Hij ging dan de hele tijd heen en weer bewegen. Hij haalde zijn vinger erin en eruit. Hij kneep ook in mijn billen.
V: Wat voor gevoel had jij erbij?
A: Ik voelde me vies, hetzelfde gevoel dat ik nu ook heb.
V: Hoe zat het met de pijn?
A: Dat had ik niet, maar het voelde niet fijn?
V: In welk bos gebeurde dit?A: Dat was in Lelystad.
V: Ging hij iedere keer naar hetzelfde bos?A: Nee, maar wel naar stukken bos tussen Lelystad en Dronten in.V: Hoe vaak is dit gebeurd?A: Een stuk of 3 keer.
V: Wat heb jij van zijn piemel aangeraakt?
A: Ik heb zijn piemel aangeraakt in het midden. Hij deed mijn hand om zijn piemel waardoor ik zijn piemel in mijn hand vast had.
V:In hoeverre is er nog iets opvallends te zien aan de piemel van [verdachte] ?A: Het viel me op dat hij daar een moedervlek heeft zitten. Deze moedervlek zit in zijn lies aan zijn linkerkant. Ik zag deze moedervlek, omdat hij voor me stond. Het is geen heel grote maar ook geen hele kleine moedervlek.
V: In hoeverre zou je deze moedervlek ook kunnen zien als hij zijn onderbroek en broek nog aanheeft?
A: Niet.
V: Zou er een keer kunnen zijn geweest dat jij deze moedervlek om een andere reden hebt gezien?
A: Nee. Ik ben wel eens met hem in bad geweest, zoals ik al eerder heb verteld. Hij raakte mij toen ook aan. Ik moest van hem in bad. Dit was op de camping. In de blokhut waar hij woonde had je een bubbelbad. Hij kleedde zich uit en hij was naakt.V: Wanneer heeft [verdachte] geprobeerd met zijn piemel in jouw vagina te komen?A: Hij probeerde met zijn piemel aan de achterkant in mijn vagina te komen. Ik lag op mijn zij en hij lag achter mij. Ik voelde zijn piemel bij het gat van mijn vagina. Ik voelde dat hij met zijn piemel probeerde te duwen in de richting van mijn vagina. Ik was toen 10 à 11 jaar oud. [2]
Uit het
proces-verbaal forensisch onderzoek persoonvan 29 november 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft bevonden:
Desgevraagd toonde de verdachte mij zijn bovenbenen en de liezen. Aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen, net onder de lies, zag ik twee donkere, ronde huidverkleuringen welke gelijkend waren aan moedervlekken. Op het linker bovenbeen zag ik één dergelijke huidverkleuring. Op de linker lies zag ik eveneens twee donkere huidverkleuringen, gelijkend aan moedervlekken. [3]
Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 4 november 2021 volgt dat [getuige 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard (onder A):
V: [aangeefster] vertelde in haar aangifte het verhaal over de badkamer waar jij [verdachte] en [slachtoffer] zou hebben gezien.A: [verdachte] en [A] hadden hun stacaravan en ze hadden apart een blokhut waar de badkamer en de wasmachine in stond. Mijn zus liep achter me aan. Ik doe de deur open. Ik zie [slachtoffer] op het toilet zitten. Ik zie [verdachte] voor haar staan, met haar gezicht ter hoogte van zijn kruis. [verdachte] deed snel zijn broek dicht toen.
V: Weet je nog op welke dag dit is gebeurd?
A: Ik denk dat het in de zomervakantie van 2013 was.
V: Je zei dat [verdachte] zijn broek dicht deed, was hij verder helemaal gekleed?A: Ja volgens mij wel.V: Hoe ver stond [verdachte] bij [slachtoffer] vandaan?A: Heel dichtbij.
0: Getuige houdt haar handen op ongeveer 30cm bij elkaar vandaan. [4]
Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 8 november 2021 volgt dat [getuige 2] , de vader van aangeefster, onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard (onder A):
V: Hoe vaak was [slachtoffer] bij een oppas?
A: Tussen de middag en na school, enkele dagen in de week. Tussen de middag ging ze veel naar [verdachte] en [A] . Daar ging [slachtoffer] zelf heen, want zij woonden dicht bij de school. Ook na schooltijd, als ik haar niet kon ophalen, ging [slachtoffer] naar hen toe.
V: Tussen de middag ging [slachtoffer] regelmatig naar [verdachte] en [A] . Hoe vaak was het in de avond?
A: Af en toe wel en af en toe niet. Als ik er was, dan was zij niet daar. Na de scheiding ging [slachtoffer] vaker naar de oppas.
V: Waren er nog andere mensen, naast [verdachte] en [A] , die oppasten?
A: Nee.
V: Waar woonden [verdachte] en [A] ?
A: In [woonplaats] [5] .
Bewijsoverwegingen
In zedenzaken gaat het in de kern vaak om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat in dergelijke gevallen niet is vereist dat de handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de aangifte feitelijk en concreet is. Aangeefster heeft voldoende duidelijk en gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die verdachte bij haar heeft verricht in de ten laste gelegde periode. Zij verklaart gedetailleerd over welke seksuele handelingen er werden verricht, waar dit gebeurde en over het gevoel dat zij hierbij had. De verklaring van aangeefster komt naar het oordeel van de rechtbank authentiek over en de rechtbank ziet noch in het dossier noch in hetgeen ter terechtzitting is besproken aanleiding om te veronderstellen dat aangeefster reden zou hebben om onwaar en zeer belastend over verdachte te verklaren.
Steunbewijs
Ondersteunend bewijs voor de verklaring van aangeefster vindt de rechtbank allereerst in de aanwezigheid van een moedervlek in de linker lies van verdachte, waarover aangeefster heeft verklaard. De moedervlek is volgens aangeefster niet te zien als verdachte zijn onderbroek aan heeft. Uit forensisch onderzoek aan verdachte is gebleken dat verdachte inderdaad een huidverkleuring, gelijkend op een moedervlek, in zijn linker lies heeft. Op de foto die hiervan van dichtbij is genomen, is te zien dat verdachte zijn onderbroek opzij schuift om de huidverkleuring zichtbaar te maken. De verklaring van verdachte, dat aangeefster de moedervlek kan hebben waargenomen tijdens het omkleden in het zwembad, acht de rechtbank niet aannemelijk. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat aangeefster via aangeefster [aangeefster] (de ex partner van verdachte) van de moedervlek heeft gehoord, hetgeen ook overigens niet door de raadsvrouw is onderbouwd.
Verder ziet de rechtbank steun voor de verklaring van aangeefster in de verklaring die getuige [getuige 1] heeft afgelegd. [getuige 1] verklaart verdachte samen met aangeefster in de blokhut te hebben aangetroffen. Aangeefster zat op het toilet en had haar gezicht ter hoogte van het kruis van verdachte, die voor haar stond. Verdachte deed zijn broek snel dicht, toen [getuige 1] de deur opende. [getuige 1] verklaart dat zij aangeefster en verdachte in de zomer van 2013 in de blokhut trof en direct naar buiten is gelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de verklaring van [getuige 1] concrete steun voor de gedragingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd, omdat aangeefster heeft verklaard dat seksuele handelingen soms in de blokhut plaatsvonden. Dat aangeefster, wanneer zij in september 2019 aangifte doet over een lange periode waarin verdachte haar heeft misbruikt, niet uit zichzelf over dit voorval heeft verklaard, doet onder die omstandigheden – anders dan de raadsvrouw heeft betoogd – geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar verklaring en evenmin aan de waarde van de verklaring van [getuige 1] als steunbewijs.
Tot slot merkt de rechtbank op dat er geen contra-indicaties zijn gebleken voor de verklaring van aangeefster.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Zorg en waakzaamheid
Ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van de strafverzwarende component, te weten dat aangeefster ten tijde van het ten laste gelegde feit aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Hoewel verdachte tegenover de politie heeft ontkend dat hij in de ten laste gelegde periode regelmatig op aangeefster heeft gepast, volgt uit de verklaring van aangeefster en haar vader dat aangeefster in de ten laste gelegde periode met grote regelmaat aan de zorg van verdachte en zijn toenmalige partner was toevertrouwd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode gelegen tussen 1 juni 2011 en 7 juni 2016 te Dronten en Zeewolde en Lelystad meermalen met een kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [2004] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten uit het meermalen, althans éénmaal
- brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] en daarbij met zijn, verdachtes, vinger heen en weer gaande bewegingen maken in de vagina van die [slachtoffer] en
- aanraken/betasten van en wrijven over de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] en
- het knijpen in de billen van die [slachtoffer] en
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en
- het duwen/drukken met zijn, verdachtes geslachtsdeel tegen/op de vagina van die [slachtoffer] en
- het drukken van de hand van die [slachtoffer] , tegen zijn, verdachtes geslachtsdeel en
- het laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die [slachtoffer] ,terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de eis van de officier van justitie aanzienlijk te matigen en aan verdachte een fors voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode van vijf jaren schuldig gemaakt aan ontucht met zijn destijds minderjarige achternichtje door seksuele handelingen te verrichten, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van een situatie waarbij het slachtoffer aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd, welk vertrouwen hij ernstig heeft geschonden.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn jonge achternichtje. Het is een feit van algemene bekendheid dat door dergelijk misbruik de (seksuele) ontwikkeling van kinderen kan worden verstoord. Ook levert ontucht met kleine kinderen onrust en gevoelens van onveiligheid op in de directe omgeving en in bredere kring van de samenleving, hetgeen ook duidelijk uit dit dossier blijkt. Dat deze feiten een grote impact hebben op het slachtoffer en haar familie is eveneens duidelijk. Dit is ook gebleken uit de toelichting van mr. Bleeker op de vordering tot schadevergoeding.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met hetgeen de raadsvrouw van verdachte ter terechtzitting van 5 april 2023 naar voren heeft gebracht over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat hij met pensioen is en onder behandeling is bij een cardioloog vanwege hartproblemen. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 februari 2023 volgt ten slotte dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het feit en in verband met een juiste normhandhaving kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder gelet op de jonge leeftijd van het slachtoffer, de langdurige periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden en het feit dat het slachtoffer in die periode aan de zorg van verdachte was toevertrouwd. Deze factoren leiden ertoe dat de rechtbank in het nadeel van verdachte afwijkt van de eis van de officier van justitie. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 33.700,-. Dit bedrag bestaat uit € 18.700,- ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,- ter vergoeding van immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De vordering is ter zitting vermeerderd met een bedrag van € 365,-. Ter zitting heeft mr. Bleeker gesteld dat het slachtoffer – na verwijzing van de huisarts – op dit moment op een wachtlijst staat voor een nieuwe behandeling voor PTSS. Omdat het slachtoffer inmiddels meerderjarig is, draagt zij een eigen risico bij haar zorgverzekering. De kosten van de behandeling voor PTSS zullen het bedrag van het eigen risico overstijgen, zodat het slachtoffer het eigen risico zal moeten betalen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft stelt dat de materiële schade onvoldoende onderbouwd is. Zij betwist dat sprake is van een causaal verband tussen het stoppen van de opleiding en het ten laste gelegde feit. Zij verzoekt daarom de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw onder verwijzing naar jurisprudentie [6] verzocht de hoogte hiervan (aanzienlijk) te matigen tot een bedrag van € 5.000,-.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor primair bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank is namens de benadeelde partij gemotiveerd gesteld dat het slachtoffer als gevolg van het bewezenverklaarde gestopt is met haar studie. Deze gemotiveerde stelling is namens verdachte vervolgens onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de studievertraging niet in zijn geheel aan verdachte kan worden toegerekend. Dit heeft te maken met het feit dat uit de toelichting op de vordering volgt dat de door het slachtoffer geleden schade is verergerd, door het tijdsverloop tussen de aangifte en de daadwerkelijke vervolging van de verdachte. Uit het dossier blijkt namelijk dat de benadeelde partij in 2019 is behandeld voor klachten die zijn veroorzaakt door het bewezenverklaarde. Deze behandeling werd in september 2020 afgerond. De daadwerkelijke vervolging van verdachte is aangevangen in het najaar van 2021 en uit het dossier volgt dat de benadeelde partij opnieuw klachten heeft gekregen nadat zij hiermee bekend is geraakt. Alle nare herinneringen, gevoelens van schaamte en angst werden weer opgerakeld. Maar dat er bijna twee jaar is verstreken tussen het doen van de aangifte op 27 september 2019 en de daadwerkelijke vervolging van verdachte, is een omstandigheid die niet voor rekening van verdachte kan komen. Dat de schade als gevolg van studievertraging € 18.700,- bedraagt is voldoende gemotiveerd gesteld en staat daarmee vast. Over de mate waarin deze schade door verdachte is veroorzaakt hebben partijen zich onvoldoende kunnen uitlaten. Aanhouding van de procedure ten einde partijen in de gelegenheid te stellen zich hier nader over uit te laten, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige benadeling op van het strafproces. De rechtbank zal op grond van art. 6:98 van het Burgerlijk Wetboek de materiële schade tot een bedrag van ten minste € 9.350,-, zijnde 50%, aan verdachte toerekenen en veroordelen om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van het eigen risico van de benadeelde partij oordeelt de rechtbank dat deze schadepost onvoldoende onderbouwd is. Er zijn ter terechtzitting van 5 april 2023 geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de benadeelde partij een doorverwijzing van de huisarts heeft gekregen voor een behandeling van PTSS en dat deze behandeling daadwerkelijk is gestart. Ook zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat het gevorderde eigen risico daadwerkelijk bij de benadeelde partij in rekening zal worden gebracht en dat dit bedrag niet reeds om andere redenen bij benadeelde partij in rekening is gebracht. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer zodanig in haar persoon is aangetast, dat zij daar in het verdere verloop van haar leven nadeel van ondervindt. Het slachtoffer was immers nog geen twaalf jaar oud toen zij de door verdachte verrichte seksuele handelingen heeft moeten ondergaan. Het slachtoffer heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. Ook ten aanzien van de gevorderde immateriële schade weegt de rechtbank echter mee dat deze schade mede is veroorzaakt door het lange tijdsverloop tussen de aangifte en de daadwerkelijke vervolging. De rechtbank rekent de immateriële schade daarom toe aan verdachte tot een bedrag van ten minste € 10.000,-. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit resulteert erin dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 19.350,-, bestaande uit een vergoeding van € 9.350,- voor materiële schade en € 10.000,- voor immateriële schade.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 19.350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 131 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De rechtbank bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 19.350,-, bestaande uit een bedrag van € 9.350,- ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 10.000,- ter vergoeding van immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, ten aanzien van de materiële schade vanaf 23 januari 2023 en ten aanzien van de immateriële schade vanaf 1 juni 2011, tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2011 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 19.350,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, ten aanzien van de materiële schade vanaf 23 januari 2023 en ten aanzien van de immateriële schade vanaf 1 juni 2011, tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 131 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. M.C. Danel en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 april 2023.
Mr. Veendrick is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in de periode gelegen tussen 1 juni 2011 tot en met 7 juni 2016 te Dronten en/of Zeewolde en/of Lelystad, althans in Nederland, meermalen met een kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [2004] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten uit het meermalen althans éénmaal (telkens)
- brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of (daarbij) met zijn, verdachtes, vinger heen en weer gaande bewegingen maken in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- aanraken/betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina, althans schaamstreek en/of clitoris van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen in de borsten en/of billen van die [slachtoffer] en/of
- likken van/op de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of de clitoris van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/drukken met zijn, verdachtes geslachtsdeel tegen/op de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het drukken van de hand van die [slachtoffer] , tegen zijn, verdachtes geslachtsdeel
en/of
- het laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die
[slachtoffer] en/of
- spreiden/uit elkaar halen van de benen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes hoofd richting de vagina van die [slachtoffer] gaan, terwijl hij het feit heeft begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en/of tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode gelegen tussen 1 juni 2011 tot en met 8 juni 2016 te Dronten en/of Zeewolde en/of Lelystad, althans in Nederland, meermalen althans éénmaal (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer] , geboren op [2004] , die toen de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), te weten uit het meermalen althans éénmaal (telkens)
- aanraken/betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina, althans schaamstreek en/of clitoris van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen in de borsten en/of billen van die [slachtoffer] en/of
- likken van/op de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of de clitoris van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/drukken met zijn, verdachtes geslachtsdeel tegen/op de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het drukken van de hand van die [slachtoffer] , tegen zijn, verdachtes geslachtsdeel en/of
- het laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die
[slachtoffer] en/of
- spreiden/uit elkaar halen van de benen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes hoofd richting de vagina van die [slachtoffer] gaan, welk het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) heeft/hebben bestaan uit het
- fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer] (gezien zijn positie als familielid en/of het leeftijdsverschil) en/of
- meenemen van die [slachtoffer] in een auto en/of (vervolgens) die auto parkeren op een parkeerplaats buiten de bebouwde kom, althans op een afgelegen plek en/of het meenemen van die [slachtoffer] naar een afgelegen/rustige plek in het bos en/of
- het laten plaatsnemen van die [slachtoffer] in een (bubbel)bad en/of (vervolgens) het sluiten van de gordijnen en/of deur van de badkamer, althans de ruimte waar dat bad stond en/of
- het toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer] “je mag het niet vertellen” en/of “het is ons geheim”, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- ( aldus) doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 november 2021, genummerd 2019172933, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 94. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 10 tot en met 16.
3.Pagina’s 55 en 56.
4.Pagina’s 30 tot en met 33.
5.Pagina 37.
6.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2768 en rechtbank Arnhem 7 maart 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BP8102.