ECLI:NL:RBARN:2011:BP8102

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/801198-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
  • A.Th.M. Vrijhoeven
  • H.T. Wagenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een sergeant der 1e klasse voor seksuele handelingen met minderjarige stiefdochter

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 7 maart 2011 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een sergeant der 1e klasse, die werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met zijn minderjarige stiefdochter. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode, van 2 mei 2000 tot 2 mei 2004, verschillende seksuele handelingen heeft gepleegd, waaronder het likken aan en het met zijn vingers betasten van de vagina van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer. De militaire kamer heeft ook geoordeeld dat de verdachte een schadevergoeding van € 5.300,- aan het slachtoffer moet betalen, ter compensatie van de immateriële en materiële schade die het slachtoffer heeft geleden. De beslissing is gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer en de deskundigen, die de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer benadrukten.

De militaire kamer heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de aanbevelingen van deskundigen. De verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek betuigd en heeft spijt getoond, wat in zijn voordeel is meegewogen. De rechtbank heeft de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, maar heeft desondanks een stevige straf opgelegd om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Parketnummer : 05/801198-09
Datum zitting : 22 maart 2010, 10 mei 2010, 19 juli 2010, 11 oktober 2010 en 21 februari 2011
Datum uitspraak : 7 maart 2011
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in MPC Stroe, Wolweg 100 te Stroe.
Raadsman: mr. J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
Officier van justitie mr. S.Z. Wiarda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 2 mei 2000 tot 2
mei 2004 te Tytsjerk, in ieder geval in Nederland,
handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op 2 mei 1992, die
toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
die handelingen mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer], te weten
- het likken aan en/of in de vagina en/of
- het met zijn vinger(s) betasten van en/of in de vagina, in elk geval tussen
de schaamlippen en/of
- het brengen van zijn penis tegen de vagina en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 2 mei 2004 tot
en met 1 mei 2008 te Tytsjerk, in ieder geval in Nederland,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer],
geboren op 2 mei 1992, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt;
die handelingen (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het likken aan en/of in de vagina en/of
- het met zijn vinger(s) betasten van en/of in de vagina, in elk geval tussen
de schaamlippen en/of
- het brengen van zijn penis tegen de vagina en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
3.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 2 mei 2008 tot en
met 15 augustus 2009 te Tytsjerk, in ieder geval in Nederland en/of te Kreta,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], (geboren op 2 mei 1992), zijnde de dochter van de
levenspartner met wie verdachte samenwoonde, die ontucht bestaande uit het
- likken aan en/of in de vagina en/of
- met zijn vinger(s) betasten van en/of in de vagina en/of
- brengen van zijn penis tegen de vagina en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 21 februari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk , met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij de Tender, alsmede een behandelverplichting en een meldingsgebod en een contactverbod met P. [slachtoffer].
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij P. [slachtoffer] tot een bedrag van € 5.300,- wordt toegewezen alsmede dat de wettelijke rente wordt toegewezen. Daarnaast heeft zij gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De raadsman heeft ter zake het onder feit 1 tenlastegelegde betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor het gedeelte waarin hem wordt verweten dat hij zich heeft laten aftrekken door [slachtoffer] in de periode van 2 mei 2000 tot 2 mei 2004. [slachtoffer] heeft pas vanaf haar 12e à 13e jaar seksuele handelingen bij verdachte verricht.
De militaire kamer overweegt als volgt.
Het is juist dat verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] pas vanaf haar 12e à 13e jaar seksuele handelingen bij hem heeft verricht. Aangeefster verklaart daarentegen echter dat zij al vanaf haar 10e jaar verdachte voor het eerst moest aftrekken. Aangeefster relateert dit aan haar verhuizing naar Tytsjerk, het feit dat zij naar een andere school ging en in groep 7 van de basisschool zat.
De militaire kamer hecht meer waarde aan de verklaring van aangeefster die zij betrouwbaar acht. Immers, zij kan, anders dan verdachte, het begin van de seksuele handelingen relateren aan gebeurtenissen in haar leven. De verklaring van verdachte is daarentegen niet meer dan een ruime schatting in de tijd zonder enige feitelijke onderbouwing daarvan. De militaire kamer zal dan ook dit gedeelte bewezen verklaren.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte in de vagina van aangeefster is gekomen. Verdachte herinnert zich niet meer dat hij tussen de schaamlippen van aangeefster is gekomen. Bovendien kan deze handeling niet worden gekwalificeerd als “seksueel binnendringen”als bedoeld in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte dient daar dan ook van te worden vrijgesproken
De militaire kamer overweegt hiertoe als volgt
In de tenlastelegging wordt gesproken over de “vagina”. De militaire kamer legt het begrip “vagina” zoals in de tenlastelegging omschreven, uit als het gehele vrouwelijke geslacht bestaande uit de vulva, schede, schaamlippen en clitoris. In die zin wordt het woord in het normale spraakgebruik doorgaans ook gebruikt. De militaire kamer leest de “vagina” dus niet als de anatomische omschrijving, welke omschrijving beperkter is en waarmee alleen de ‘schede’, dat wil zeggen het kanaalvormig deel van de vrouwelijke geslachtsorganen tussen vulva en baarmoeder, wordt bedoeld.
P. [slachtoffer] heeft in haar aangifte ondubbelzinnig en gedetailleerd verklaard dat verdachte met zijn vingers tussen haar schaamlippen is geweest. Zij bevestigt ook dat hij haar tussen de schaamlippen heeft gelikt en zegt daarbij dat dit was in ieder geval toen zij 10 of 11 jaar oud was. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet meer zeker weet of hij tussen de schaamlippen van aangeefster is geweest in de tenlastegelegde periode, maar ontkent dit in ieder geval niet. Bij de politie heeft verdachte aangegeven dat hij aangeefster vanaf haar 11de oraal bevredigde, dat hij haar clitoris likte en dat hij ‘aan’ haar vagina likte. Hij verklaart ook dat hij een keer met zijn tong “wat verder naar binnen ging dan normaal”. De militaire kamer gaat er dan ook van uit, dat verdachte in de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde perioden met zijn vingers en tong tussen de schaamlippen van P. [slachtoffer] is geweest.
Gelet op de verklaring van verdachte en de voornoemde verklaring van aangeefster is naar het oordeel van de militaire kamer bewezen dat verdachte in de vagina van aangeefster - in de hiervoor omschreven, door de militaire kamer gebruikte betekenis - geweest is. Ook dit op voornoemde wijze in de vagina, tussen de schaamlippen, van aangeefster brengen van de vinger(s) of tong door verdachte wordt, door de militaire kamer aangemerkt als het seksueel binnendringen van het lichaam.
De militaire kamer acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 2 mei 2000 tot 2 mei 2004 in Nederland,
handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op 2 mei 1992, die
toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
die handelingen mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer], te weten
- het likken aan en/of in de vagina en/of
- het met zijn vinger(s) betasten van en/of in de vagina, en/of
- het brengen van zijn penis tegen de vagina en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
2.
hij (op meerdere tijdstippen in de periode van 2 mei 2004 tot
en met 1 mei 2008 te Tytsjerk,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer],
geboren op 2 mei 1992, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt;
die handelingen (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het likken aan en/of in de vagina en/of
- het met zijn vinger(s) betasten van en/of in de vagina, en/of
- het brengen van zijn penis tegen de vagina en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
3.
hij (op meerdere tijdstippen in de periode van 2 mei 2008 tot en
met 15 augustus 2009 te Tytsjerk,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], (geboren op 2 mei 1992), zijnde de dochter van de
levenspartner met wie verdachte samenwoonde, die ontucht bestaande uit het
- likken aan en/of in de vagina en/of
- met zijn vinger(s) betasten van en/of in de vagina en/of
- brengen van zijn penis tegen de vagina en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1;
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt , buiten echt, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 februari 2010;
- De reclasseringsadviezen betreffende verdachte van 17 maart 2010, 18 maart 2010, 8 oktober 2010, 29 december 2010 en (kennelijk foutief gedateerd) “30 december 2010” (maar feitelijk van latere datum);
- een rapport, opgemaakt door J.M.J.F. Offermans, psychiater, betreffende verdachte, d.d. 7 oktober 2010.
- een Pro Justitia rapport, opgemaakt door drs. H.M.J. Vandenboorn, GZ-psycholoog, betreffende verdachte, d.d. 16 maart 2010.
- een Pro Justitia rapport, opgemaakt door Kolonel-arts R.J.M. Mooren, psychiater en drs. V. Versteeg, betreffende verdachte, d.d. 18 maart 2010.
De inhoud van de rapporten van H.M.J. Vandenboorn, V. Versteeg en R.J.M. Mooren alsmede de door hen getrokken conclusies gaven aanleiding om hen ter zitting als getuige-deskundigen te horen Het vervolgens op verzoek van de verdediging uitgebrachte rapport van J.M.J.F. Offermans was voor de militaire kamer eveneens aanleiding om hem als getuige-deskundige op zitting te horen. De militaire kamer is van oordeel dat op grond van de afgelegde verklaringen en uiteenzettingen door de getuigen-deskundigen het rapport van Offermans die bij het opstellen van zijn rapport onder meer de rapporten van de andere deskundigen alsmede de processen-verbaal van de zittingen waarin deze deskundigen werden gehoord, heeft geraadpleegd, uitgangspunt dient te zijn voor de verdere afdoening van deze zaak. De militaire kamer kent daarbij bepaaldelijk gewicht toe aan diens zeer ruime ervaring binnen de psychiatrie en reclassering.
Uit het eerdergenoemde rapport, opgemaakt door Offermans, komt naar voren dat verdachte zelf aangeeft geen pedoseksuele geaardheid te hebben en zeker niet bewust op zoek is geweest naar seksueel contact met het slachtoffer. De rapporteur geeft echter aan dat bij verdachte sprake is geweest van pedofilie van het niet-exclusieve type. Dit betekent dat verdachte geen kernpedofiel is en dat hij zich behalve tot jonge meisjes ook tot volwassen vrouwen aangetrokken kan voelen. Door deze stoornis is de rapporteur van oordeel dat betrokkene als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De risicofactoren voor herhaling zijn vooral gelegen in de psychiatrische stoornis (pedofilie). Voorts is het relatief gebrekkig zelfinzicht een risicoverhogende factor. Tezamen met de klinische indrukken wordt het recidiverisico als laag ingeschat voor de korte, middellang en lange termijn. De rapporteur is van mening dat een verplichtend kader bij de behandeling geïndiceerd is. De militaire kamer neemt diens conclusie ten aanzien van de toerekenbaarheid van verdachte alsmede diens overige aanbevelingen over en maakt die tot de hare.
Uit het Reclasseringsadvies (beknopt) betreffende verdachte, wordt geadviseerd om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de bijzondere voorwaarde van een meldingsgebod, behandelverplichting bij de forensische poli-en dagkliniek De Tender en een contactverbod zodat het verdachte verboden wordt contact te zoeken met het slachtoffer.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende langere perioden ernstige seksuele delicten gepleegd jegens het slachtoffer op de wijze zoals bewezenverklaard. De militaire kamer rekent het verdachte in ernstige mate aan dat hij bij zijn handelen slechts oog heeft gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en daarbij is voorbij gegaan aan de gevolgen voor het slachtoffer. Verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze geschaad. Dergelijk handelen kan grote psychische schade tot gevolg hebben bij het slachtoffer, dat haar leven lang de belasting moeten dragen van hetgeen haar is aangedaan. Uit de toelichting van het slachtoffer in het voegingsformulier benadeelde partij is op te maken dat er reeds thans sprake is van aanzienlijke negatieve gevolgen die geleid hebben tot het ontstaan van een post traummatische stressstoornis bij haar.
In het voordeel van verdachte heeft de militaire kamer meegewogen dat verdachte vanaf het begin zijn volledige medewerking heeft gegeven aan het politieonderzoek. Daarbij heeft de militaire kamer acht geslagen op het feit dat de strafzaak ook gevolgen heeft gehad voor zijn dienstbetrekking bij defensie. Daarnaast heeft verdachte spijt betuigd en heeft hij zijn wil getoond om zijn leven te beteren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een deels onvoorwaardelijke en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Daarbij is het voorwaardelijke deel mede bedoeld om verdachte te weerhouden in de toekomst dergelijke feiten te plegen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering van P. [slachtoffer]
Namens de benadeelde partij P. [slachtoffer] is overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde¬ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade. Dit bedrag bestaat uit € 300,- aan materiële schade en
€ 5.000,- als voorschot aan immateriële schade.
Standpunt van de verdediging
Door en namens de verdachte is de vordering van de benadeelde niet betwist.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, te weten een bedrag van € 5.300,- waarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd en het bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Oordeel van de militaire kamer
De militaire kamer acht voldoende bewezen dat P. [slachtoffer] door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade zoals gevraagd.
Voorts acht de militaire kamer voldoende bewezen en onderbouwd door de vordering dat P. [slachtoffer] door hetgeen haar is aangedaan materiële schade heeft geleden, te weten behandelkosten, en extra telefoonkosten, tezamen € 300,-.
Het totale bedrag dat door de verdachte aan de benadeelde partij dient te worden betaald bedraagt € 5.300,-.
De militaire kamer zal tevens de wettelijke rente voor het immateriële deel vanaf 2 mei 2000 en voor het materiële deel vanaf 15 maart 2010 toewijzen.
Voorts zal de militaire kamer de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht toepassen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 244, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 10 (tien) maanden niet zullen worden ten uitvoer gelegd, ten¬zij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- Meldingsgebod
Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet veroordeelde zich binnen 14 dagen volgend op de datum dat het vonnis onherroepelijk is, tijdens kantooruren melden bij de Reclassering Nederland, Locatie Almelo, adres Schouwburgplein 15-3, 7607 AE Almelo. Hierna moet zij zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode blijven melden zo lang en frequent als de reclassering dit nodig acht.
- Behandelverplichting
De veroordeelde wordt verplicht zich aan te melden bij de forensische poli- en dagkliniek De Tender in Deventer of een soortgelijke instelling. Dit voor zover en zolang De Tender dit in overleg met de reclassering noodzakelijk acht.
- Contactverbod
Het is veroordeelde niet toegestaan om contact te zoeken met het slachtoffer P. [slachtoffer].
- Woonsituatie
Gedurende de termijn van de bijzondere voorwaarden woont veroordeelde bij zijn ouders op het adres [adres]. Zonder medeweten en goedkeuring van de Reclassering verhuist hij niet naar een ander adres.
- Overig
Veroordeelde geeft openheid van zaken over (nieuwe) relaties en intieme contacten. Het is daarnaast niet toegestaan om zorgtaken aan minderjarigen te leveren.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij P. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan P. [slachtoffer], te betalen € 5.300,- (zegge: vijfduizenddriehonderd euro) en vermeerderd met de wettelijk rente voor het materiële deel vanaf 15 maart 2010 en vermeerderd met de wettelijke rente voor het immateriële deel vanaf 2 mei 2000.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 5.300,- (zegge: vijfduizend en driehonderd euro), subsidiair 61 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer P. [slachtoffer], te betalen € 5.300,- (zegge: vijfduizend en driehonderd euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 61 (één en zestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer P. [slachtoffer], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel¬de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter als voorzitter,
mr. A.Th.M. Vrijhoeven, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze militaire kamer op 7 maart 2011.