Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster, hierna ook te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. M.J. Blom (Ansbertus Law)
[verweerder] B.V,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder, hierna ook te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur.
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
€ 7.322,00. [verzoekster] heeft het voorstel niet aanvaard. Aldus kan ook niet worden geconcludeerd dat [verweerder] in strijd met artikel 7:611 BW heeft gehandeld. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien de reden dat [verzoekster] het voorstel niet heeft aanvaard zou zijn gelegen in de finale kwijtingsvoorwaarde die [verweerder] daaraan heeft gesteld. (HR 21 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:63, r.o. 3.2.3.). Weliswaar heeft [verzoekster] in haar verzoekschrift onweersproken gesteld dat [verweerder] in de voorgestelde vaststellingsovereenkomst een finale kwijtingsvoorwaarde heeft gesteld, maar niet gesteld noch gebleken is dat dat voor [verzoekster] aanleiding is geweest om het voorstel van de werkgever af te wijzen. [verzoekster] heeft zich steeds, ook in deze procedure, op het standpunt gesteld dat [verweerder] niet aan haar re-integratieverplichting heeft voldaan en daarmee het dienstverband in stand willen laten.
€ 793,00.
6.De beslissing
18 april 2023het verzoek in te trekken door middel van een vóór 18 april 2023 op de griffie van de rechtbank Midden Nederland, locatie Almere, kamer voor kantonzaken, te ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan (de gemachtigde van) [verweerder] ;