Uitspraak
[appellant],
Roelfsema,
1.1. Het geding in eerste aanleg
Assen, heeft gewezen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een kort geding waarin de appellant, een werknemer, vorderingen heeft ingesteld tegen zijn werkgever, Autobedrijf Roelfsema B.V. De appellant had in eerste aanleg een vordering ingesteld tot beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst en betaling van een transitievergoeding, omdat hij meende dat er sprake was van een slapend dienstverband. De kantonrechter had deze vordering echter afgewezen, omdat er geen slapend dienstverband was vastgesteld.
In hoger beroep heeft de appellant zijn eis gewijzigd en vordert nu betaling van de transitievergoeding en een voorschot op de schadevergoeding. Het hof heeft de vorderingen van de appellant afgewezen. Het hof oordeelt dat de appellant onvoldoende heeft aangetoond dat de werkgever schadeplichtig is. De werkgever heeft goede argumenten aangevoerd dat er geen slapend dienstverband was, en de appellant heeft deze argumenten niet voldoende weerlegd.
Het hof concludeert dat de grondslag voor de vorderingen van de appellant niet aannemelijk is geworden. De appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van de werkgever. De uitspraak is gedaan op 10 november 2020, en het hof heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.020,- griffierecht en € 2.148,- voor salaris advocaat.