ECLI:NL:CRVB:2015:3597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag aanvullende inkomensvoorziening ouderen op basis van vermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 28 augustus 2013 een ouderdomspensioen ontvangt, had op 24 mei 2013 een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat appellant over een vermogen beschikte dat de voor hem geldende vermogensgrens van € 5.795,- overschreed. Dit vermogen bestond uit het saldo van zijn bankrekening en de waarde van zijn auto, die volgens de koerslijst van de ANWB werd vastgesteld op € 7.700,-. Appellant stelde dat een deel van het banksaldo toebehoorde aan een derde en dat de waarde van de auto te hoog was vastgesteld.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat het bedrag op zijn bankrekening niet aan hem toebehoorde. Ook werd geoordeeld dat de Svb de waarde van de auto op een juiste manier had vastgesteld en dat er geen medische noodzaak was aangetoond voor het gebruik van een grotere auto. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.