ECLI:NL:RBMNE:2023:1332

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/4685
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van gezamenlijke huishouding in het kader van de AOW en de criteria voor wederzijdse zorg

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2023, in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, werd de vraag behandeld of eiseres een gezamenlijke huishouding voert met [betrokkene] in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, dat haar een pensioen naar de gehuwdennorm had toegekend, terwijl zij een pensioen naar de alleenstaandennorm wenste. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat er sprake was van wederzijdse zorg tussen eiseres en betrokkene. De rechtbank stelde vast dat, hoewel eiseres en betrokkene samen een woning bezitten en financiële verplichtingen delen, er geen sprake was van de noodzakelijke zorg die kenmerkend is voor een gezamenlijke huishouding. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en droeg hem op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtsgevolgen van het eerdere besluit niet in stand werden gelaten. Eiseres kreeg tevens een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4685

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.F. Tirkes),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (verweerder)

(gemachtigde: P. van de Voorn).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder terecht heeft aangenomen dat eiseres een gezamenlijke huishouding voert met [betrokkene] in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
In het besluit van 7 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de AOW eiseres per 13 augustus 2022 een pensioen toegekend naar de gehuwdennorm. Eiseres wil een pensioen naar de alleenstaandennorm en heeft bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit.
Met het bestreden besluit van 25 augustus 2022 heeft verweerder beslist op het bezwaar van eiseres en besloten dat hij het primaire besluit handhaaft.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. In deze zaak is relevant dat eiseres tot 2010 een relatie had met [betrokkene] (betrokkene). Eiseres en betrokkene hebben tijdens hun relatie samen een huis gekocht. Nadat de relatie is beëindigd hebben zij de woning verdeeld in twee woonlagen met elk een eigen woon- en slaapgedeelte en keuken. Sanitair in de vorm van een douche wordt gedeeld en er is een gezamenlijk voordeur. Beiden zijn mede-eigenaar van de woning en ze hebben een gezamenlijke bankrekening voor de hypotheek en andere financiële zaken die te maken hebben met (het onderhoud van) de woning. Beiden maken maandelijks een bedrag van € 400,- over op deze gezamenlijke bankrekening.
Bestreden besluit
2. Verweerder stelt dat eiseres een gezamenlijke huishouding voert met betrokkene. Dit beoordeelt verweerder aan de hand van het huisvestingscriterium en zorgcriterium.
3. Volgens verweerder wordt aan het huisvestingscriterium voldaan, omdat eiseres en betrokkene beiden op hetzelfde adres staan ingeschreven en beiden daar feitelijk wonen nu betrokkene 4 nachten in de week in de gezamenlijke woning verblijft. Voorts is verweerder niet gebleken dat sprake is van een commerciële relatie.
4. Ook wordt volgens verweerder aan het zorgcriterium voldaan. Verweerder geeft hiervoor de volgende redenen:
- Beiden leveren een financiële bijdrage aan de kosten van de woning door het betalen van de hypotheek, onderhoudskosten, aansluiting voor de tv en internet en energiekosten;
- er is sprake van een gezamenlijke inboedelverzekering;
- eiseres en betrokkene doen gezamenlijk hun belastingaangifte;
- beiden verzorgen de tuin; en
- betrokkene maakt de gezamenlijke douche schoon.
Standpunten van partijen
6. Volgens eiseres gaat verweerder ten onrechte er van uit dat zij met betrokkene een gezamenlijk huishouden voert. Dat zowel eiseres als betrokkene hun hoofdverblijf hebben in de woning is niet in geschil maar verweerder stelt ten onrechte dat sprake is van wederzijdse zorg. De gezamenlijke en/of bankrekening wordt enkel gebruikt voor kosten met betrekking tot de woning. Verder wordt niet voor elkaar gezorgd in de vorm van schoonmaken, koken, verzorging bij ziekte of gebrek of dergelijks. Dit doet eiseres zelf of zij krijgt daarvoor hulp van anderen.
7. Volgens verweerder is er in dit geval wel sprake van wederzijdse zorg. Verweerder wijst in dat verband op het volgende. Betrokkene maakt de douche schoon, betrokkene en eiseres verzorgen beiden de tuin en er is sprake van financiële verstrengeling. De gezamenlijke rekening lijkt volgens verweerder een spaarpot/buffer te zijn, gezien het creditsaldo van € 15.000,-. Dat eiseres en betrokkene gezamenlijk belastingaangifte doen omdat dit voordelig is en ze een gezamenlijke inboedelverzekering hebben, wijst volgens verweerder er op dat de financiële verstrengeling verder gaat dat alleen het delen van de woonlasten.
Oordeel van de rechtbank
8. Bij een gezamenlijke huishouding gaat het er niet om of de betrokken personen vriendschappelijke betrekkingen met elkaar onderhouden en ook zijn de intenties van partijen niet van belang. Het gaat er uitsluitend om of de betrokken personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en of zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. [1]
9. In deze zaak is niet in geschil dat eiseres en betrokkene hoofdverblijf hebben in hun gezamenlijke woning. Partijen zijn verdeeld over de vraag of voldaan is aan het criterium van wederzijdse zorg tussen eiseres en betrokkene. Deze zorg kan blijken uit een financiële verstrengeling die verder gaat dan alleen het delen van de met wonen samenhangende lasten. Als er weinig of geen financiële verstrengeling is, kunnen ook andere feiten en omstandigheden voldoende zijn om aan te nemen dat de betrokkenen in zorg voor elkaar voorzien. Daarbij moeten alle gebleken, niet van subjectieve aard zijnde feiten en omstandigheden worden betrokken. [2]
10. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van wederzijdse zorg tussen eiseres en betrokkene. De rechtbank volgt verweerder niet dat er sprake is van dermate financiële verstrengeling die verder gaat dan alleen het delen van de met wonen samenhangende lasten. Eiseres en betrokkene zijn mede-eigenaar van de woning en beiden betalen de helft van de hypotheek, onderhoudskosten, aansluiting voor tv en internet en de gezamenlijke inboedelverzekering. Daartoe maken zij ieder een bedrag van € 400,- per maand over op de gezamenlijke bankrekening. De rechtbank acht van belang dat er in dit geval geen sprake is van traditionele samenwoning. Eiseres en betrokkene hebben tijdens hun relatie samen de woning gekocht. Meer dan tien jaar geleden is de relatie verbroken en eiseres en betrokkene hebben vervolgens een woonsituatie gecreëerd die zij vanwege de financiële consequenties niet kunnen beëindigen. Zij hebben eerder getracht de woning in juridische zin te splitsen, maar de gemeente heeft daartoe geen toestemming verleend. Eiseres en betrokkene wonen ieder op een eigen verdieping, voeren hun eigen huishouden en delen enkel nog de douche en de voordeur. Dat eiseres en betrokkene geen aparte inboedelverzekering hebben komt de rechtbank daarom niet vreemd voor. Verder volgt uit verklaringen van eiseres dat zij en betrokkene niet elkaars erfgenaam (zullen) zijn.
11. Daarnaast is in dit specifieke geval duidelijk waar de gezamenlijke en/of bankrekening voor is bedoeld. Eiseres en betrokkene dragen iedere maand hetzelfde bedrag af ten behoeve van de kosten en onderhoud van de woning en het perceel. Dat het saldo op deze rekening € 15.000,- bedraagt, acht de rechtbank niet per definitie ongebruikelijk omdat bedoeld is dit aan te wenden voor de noodzakelijke en omvangrijke werkzaamheden omtrent het onderhoud van het huis zoals schilderwerk. De rechtbank ziet niet in dat het tegoed op deze bankrekening ongebruikelijk hoog is gezien het doel van de bankrekening.
12. Ten aanzien van de gezamenlijke belastingaangifte in verband met een gunstige hypotheekrenteaftrek danwel teruggave van teveel betaalde loonbelasting, overweegt de rechtbank dat eiseres – naar eigen zegge - in enige mate financieel voordeel uit deze constructie haalt. Zoals uit vaste jurisprudentie volgt, kunnen bij geringe financiële verstrengeling ook andere feiten en omstandigheden voldoende zijn om aan te nemen dat de betrokkenen in zorg voor elkaar voorzien. De rechtbank oordeelt dat het gezamenlijk verzorgen van de tuin onvoldoende is om aan te nemen dat eiseres en betrokkene voor elkaar zorgen en betrekt daarbij dat tijdens de zitting is verduidelijkt dat beiden soms wat onkruid weghalen, maar dat er verder niet veel aan tuinonderhoud wordt gedaan. Bovendien maakt dit onderdeel uit van het onderhoud dat hoort bij de gezamenlijke woning. Wat resteert is dat betrokkene de gezamenlijke douche schoonmaakt. Wat daar ook van zij, dit is onvoldoende om uit te gaan van wederzijdse zorg.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank verweerder niet op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
14. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
15. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 25 augustus 2022;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3318
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1941.