ECLI:NL:RBMNE:2023:1152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
22/3974
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en urenbeperking na herbeoordeling door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.H.J. aan de Stegge, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door S.N. Westmaas-Kanhai. Eiseres, die na een ongeluk op 12 maart 2018 ziek is geworden, heeft een WIA-uitkering ontvangen, maar is het niet eens met de vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 59,81% door het Uwv. Eiseres heeft een herbeoordeling aangevraagd, omdat zij van mening is dat haar arbeidsongeschiktheid hoger is dan het Uwv heeft vastgesteld. Na een nieuw onderzoek heeft het Uwv het percentage verhoogd naar 71,67%, maar eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld. Eiseres stelt dat zij door haar klachten niet meer dan 10 uur per week kan werken, terwijl het Uwv een urenbeperking van 20 uur per week heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat het Uwv op zorgvuldige wijze tot zijn besluit is gekomen en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat is om 20 uur per week te werken, en dat er geen reden is om aan te nemen dat er sprake is van een medische eindsituatie.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het Uwv. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3974

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.H.J. aan de Stegge),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

Eisers is werkzaam geweest als product engineer bij [bedrijf] N.V. voor 32 uur per week. Na een ongeluk heeft eiseres zich op 12 maart 2018 ziek gemeld voor haar werk. Per einde wachttijd is op 9 maart 2020 aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 63,35%.
Op 20 april 2021 (de datum in geding) heeft eiseres een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid aangevraagd omdat zij vindt dat zij meer arbeidsongeschikt is dan het Uwv heeft aangenomen in het besluit van 9 maart 2020. Het Uwv heeft in het besluit van 28 juli 2021 (het primaire besluit) het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vastgesteld op 59,81%. Aan het primaire besluit ligt een onderzoek van een arbeidsdeskundige en een verzekeringsarts ten grondslag.
Het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit is gegrond verklaard in het bestreden besluit van 24 juni 2022. Het arbeidsongeschiktheidspercentage in het bestreden besluit is naar aanleiding van een nieuw onderzoek van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld op 71,67%.
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook de zus van eiseres, [A], is via een beeldverbinding verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Beoordelingskader
De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door een uitkeringsgerechtigde ervaren klachten zijn op zichzelf geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van verweerder onjuist is.
Het geschil
Partijen zijn het erover eens dat er bij eiseres sinds haar ongeluk sprake is van een post-commotioneel syndroom en dat eiseres hierdoor klachten heeft. Partijen verschillen van mening over de vraag tot welke urenbeperking de klachten van eiseres moeten leiden. Het Uwv vindt dat eiseres in staat is om met haar klachten 20 uur per week te werken. Eiseres vindt dat zij, gelet op haar klachten, niet meer dan 10 uur per week kan werken. De door het Uwv vastgestelde urenbeperking van 20 uur per week doet volgens eiseres geen recht aan de feitelijke situatie.
Medische beoordeling
Eiseres vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking van ten minste 30 uur per week had moeten aannemen, dat komt volgens haar overeen met haar feitelijke belastbaarheid. Van de aandoening van eiseres is bekend dat de ziekteverschijnselen kunnen verergeren bij een toenemende duurbelasting. Om die reden had het Uwv een preventieve urenbeperking moeten aannemen. Daar komt volgens eiseres bij dat er sprake is van een medische eindsituatie en dat er geen behandeling meer mogelijk is om haar belastbaarheid te verbeteren. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres medische informatie overgelegd van het Expertise Orgaan, het Blikveld en van Neuron hersenletselpraktijk (Neuron).
De behandelend psycholoog S.L.C. Leeuwenburgh van Blikveld stelt in haar rapport dat de behandeling van eiseres gericht dient te zijn op het doorbreken van het huidige klachtenpatroon/ het herprogrammeren van de hersenen, middels geleidelijke, stapsgewijze en gestructureerde opbouw van activiteiten en blootstelling aan prikkels. Psycholoog H.M. den Hartog van Neuron heeft in haar rapport van 27 juli 2020 gesteld dat eiseres begrijpt hoe zij haar belastbaarheid kan verhogen en de prikkelgevoeligheid kan verminderen. Eiseres heeft hier ook al kleine stapjes in gezet en ervaart een verbetering in de prikkelgevoeligheid en haar belastbaarheid. Eiseres kan en zal daar zelf mee verder gaan, zij heeft kleine stapjes gezet en heeft nog een lange weg te gaan, maar kan uiteindelijk zelf verder. Tot slot vindt Arts arbeid en gezondheid L.P.M. Smalbraak van het ExpertiseOrgaan dat eiseres gemiddeld 10 uur per week kan werken. Het verhaal dat eiseres vertelt, vormt volgens Smalbraak een plausibel verhaal. Het is aannemelijk dat eiseres vanwege haar forse energetische klachten extra recuperatieperiodes nodig heeft en het is daarom reëel dat zij niet verder in uren kan opbouwen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een urenbeperking van 20 uur per week aangenomen. Bij dat oordeel heeft zij de medische informatie van Neuron, Blikveld en het Expertise Orgaan betrokken. Volgens haar volgt uit het dagverhaal van eiseres dat zij drie à vier keer per dag een rustmoment van 20 minuten nodig heeft. Uit de diagnostische onderzoeken zijn geen aanwijzingen gevonden voor hersenletsel, de aanwezige klachten kunnen dan ook niet vanuit niet aangeboren hersenletsel verklaard worden. Vanuit verzekeringsgeneeskundig oogpunt is er ook geen sprake van een ernstige psychische stoornis of invaliderende somatische stoornis waardoor eiseres meer beperkt moet worden geacht dan 20 uur per week. Er is ook geen reden voor een preventieve urenbeperking nu er geen sprake is van een ernstige aandoening die gepaard gaan met een patroon van overschrijding van de eigen grenzen met recidief of toename van symptomen, zelfoverschatting of een beperkt ziektebesef. Daarnaast zijn er bij eiseres al beperkingen aangenomen in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) voor werk met veel informatieverwerking. Verder is eiseres volgens de FML aangewezen op een voorspelbare werksituatie, een werksituatie zonder veelvuldige storingen, werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en op arbeid waarin geen hoog handelingstempo vereist is. Daarin is al voldoende rekening gehouden met de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank begrijpt dat eiseres vanwege haar bestaande klachten ervaart dat een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapporten duidelijk uitgelegd hoe zij tot haar beoordeling is gekomen dat voor eiseres een urenbeperking van 20 uur per week moet worden aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij rekening gehouden met de medische informatie van Den Hartog en Leeuwenburgh. Ook is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de bezwaarfase al gemotiveerd waarom de conclusie uit het rapport van het Expertise Orgaan – dat eiseres voor maximaal 10 uur in de week belastbaar is voor werk – niet is gevolgd. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend toegelicht dat in het rapport van het Expertise Orgaan voornamelijk conclusies worden getrokken op basis van de door eiseres aangevoerde klachten.
De rechtbank vindt ook niet dat uit de medische informatie van eiseres volgt dat er op de datum in geding sprake is van een medische eindsituatie. De psycholoog van zowel Neuron als het Blikveld hebben toegelicht dat er behandeling mogelijk is waar eiseres – heel voorzichtig – zelf mee aan de slag kan. Dat betekent dat niet uitgesloten is dat er vooruitgang te boeken is in de medische situatie van eiser. Uit de verklaringen van de psychologen volgt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet dat eiseres uitbehandeld is. Leeuwenburgh en Den Hartog lijken juist te stellen dat er nog vooruitgang te boeken is in de belastbaarheid van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidsdeskundige beoordeling
Eiseres vindt verder dat de geselecteerde functies niet passend zijn, maar heeft geen specifieke op de geselecteerde functies gerichte beroepsgronden aangevoerd. Zoals de rechtbank heeft geoordeeld is er geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit betekent dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij het selecteren van de functies de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen in die FML als uitgangspunt heeft mogen nemen. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep daarbij voldoende heeft gemotiveerd dat de functies passen binnen de vastgestelde belastbaarheid van eiseres. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te oordelen dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn.
Strijd met het evenredigheidsbeginsel
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] geldt dat er gelet op het dwingendrechtelijke karakter van de Wet WIA geen ruimte is voor toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel van eiseres stuit daarom af op het ontbreken van ruimte om de in de Wet WIA dwingend voorgeschreven bepalingen te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel.

Conclusie

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft vastgesteld op 71,67%. Het bestreden besluit blijft in stand.
10. Omdat het beroep ongegrond is, ziet de rechtbank ook geen reden om een deskundige te benoemen.
10. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de uitspraken van 23 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2537 en 2 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:402.