ECLI:NL:RBMNE:2023:1129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
22/1183
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA-uitkering wegens schending van de inlichtingenplicht door zelfstandige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de herziening en terugvordering van een WIA-uitkering. De eiser, die sinds 2014 een WIA-uitkering ontving, had in 2015 telefonisch geïnformeerd naar de mogelijkheden om als zelfstandige te starten, maar heeft nagelaten om zijn daadwerkelijke start als zelfstandige en de daaruit voortvloeiende inkomsten aan het Uwv door te geven. Het Uwv heeft op basis van een handhavingsonderzoek vastgesteld dat eiser in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019 te veel uitkering heeft ontvangen, omdat hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht de WIA-uitkering heeft herzien en het onverschuldigd betaalde bedrag van € 57.856,05 terugvordert. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij zijn werkzaamheden als zelfstandige tijdig heeft gemeld, en de rechtbank concludeert dat hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn inkomsten invloed hadden op zijn uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1183

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Nijssen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Met het besluit van 6 juli 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv de WIA-
uitkering van eiser van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019 herzien en een bedrag van € 57.856,05 bruto teruggevorderd vanwege schending van de inlichtingenplicht.
1.1.
Met het besluit van 14 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het
bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een
verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 25 januari 2023 behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is ongegrond
.Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
3. Eiser ontvangt vanaf 15 december 2014 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Per 15 juli 2017 is de loongerelateerde uitkering omgezet naar een loonaanvullingsuitkering.
3.1.
Op 27 augustus 2015 en 1 september 2015 heeft eiser telefonisch aan het Uwv gevraagd of hij met een WIA-uitkering zou kunnen starten als zelfstandige en welke ondersteuning en financiering hij daarbij zou kunnen krijgen. Ook heeft hij hierover tijdens een bezoek op 7 september 2015 met de werkcoach gesproken. Vervolgens is er geen contact meer geweest tussen eiser en de werkcoach.
3.2.
In 2021 is het Uwv een handhavingsonderzoek gestart. Het Uwv heeft onder andere gegevens bij de Belastingdienst opgevraagd. Hieruit blijkt dat eiser zich heeft ingeschreven als zelfstandige bij de Kamer van Koophandel met het bedrijf [bedrijfsnaam] en dat hij inkomen heeft gehad uit zelfstandige arbeid. Vervolgens heeft het Uwv eiser voor een gesprek op 21 april 2021 uitgenodigd. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het handhavingsrapport van 31 mei 2021.
Standpunt van het Uwv
4. Het Uwv heeft vastgesteld dat eiser hem niet geïnformeerd heeft over zijn start als zelfstandige. Dat had hij in de ogen van het Uwv wel moeten doen. Aan het recht op uitkering is immers een inlichtingenplicht verbonden. Eiser had redelijkerwijs kunnen weten dat de werkzaamheden als zelfstandige en de inkomsten hieruit van invloed zouden kunnen zijn op het recht op en de hoogte van zijn WIA-uitkering.
4.1.
Daarom heeft het Uwv het recht op de WIA-uitkering over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019 opnieuw bekeken. Omdat eiser geen inzage heeft gegeven in zijn inkomsten heeft het Uwv gegevens bij de Belastingdienst opgevraagd. De conclusie van het Uwv is dat eiser in de genoemde periode te veel aan uitkering heeft ontvangen. Eiser moet een bedrag van € 57.856,05 bruto terugbetalen.
Standpunt van eiser
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser stelt dat hij zijn werkzaamheden als zelfstandige aan het Uwv heeft doorgegeven. Ook ging hij ervan uit dat de Belastingdienst zijn inkomsten door zou geven aan het Uwv en dat hij van het Uwv bericht zou ontvangen zodra de inkomensgegevens bij de Belastingdienst bekend zouden zijn. Eiser verzoekt de rechtbank om het bestreden besluit te vernietigen, het Uwv te veroordelen tot het betalen van de proceskosten en een schadevergoeding.
Het geschil
6. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of eiser de inlichtingenplicht [1] geschonden heeft en of het Uwv daarom terecht de WIA-uitkering met terugwerkende kracht over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019 heeft herzien [2] en de onverschuldigd betaalde WIA-uitkering heeft teruggevorderd [3] .
6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser in de periode van 2016 tot en met 2019 als zelfstandige heeft gewerkt en dat hij hieruit inkomsten heeft gehad. Verder heeft eiser op de zitting zijn beroepsgrond over zijn verzoek om mediation ingetrokken, zodat deze grond geen bespreking meer behoeft.
Bewijslast
7. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is een besluit waarbij een uitkering wordt herzien en teruggevorderd als hier aan de orde een belastend besluit. [4] Dit heeft tot gevolg dat het Uwv met feiten aannemelijk moet maken dat eiser niet heeft doorgegeven dat hij als zelfstandige aan de slag is gegaan en inkomsten niet heeft doorgegeven. De bewijslast rust dus eerst op het Uwv. Als het Uwv hieraan heeft voldaan, verschuift de bewijslast naar eiser. Het is dan aan hem om met tegenbewijs de onjuistheid van de bevindingen van het Uwv aannemelijk te maken. Dit tegenbewijs moet bestaan uit objectieve en verifieerbare gegevens.
Schending van de inlichtingenplicht
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan. De rechtbank legt dit hierna uit.
8.1.
De rechtbank vindt dat voldoende aannemelijk is dat eiser zijn werkzaamheden als zelfstandige en zijn inkomsten hieruit niet aan het Uwv heeft doorgegeven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv zich terecht op het standpunt gesteld dat hij hiervan niet op de hoogte was. Uit de stukken blijkt dat de onderneming van eiser vanaf 26 oktober 2015 stond ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Het Uwv geeft aan dat in het telefonisch contact met eiser in 2015 alleen gesproken is over de mogelijkheid van starten als zelfstandige. Ook is aan eiser informatie over het starterskrediet gegeven. Volgens het Uwv heeft eiser niet met het wijzigingsformulier doorgegeven dat hij daadwerkelijk als zelfstandige is gestart. Met het Uwv is de rechtbank eens dat nergens uit de stukken blijkt dat hij dit wel heeft gemeld. Hetzelfde geldt voor de inkomsten die eiser genoot vanwege de start als zelfstandige. Dat eiser stelt dat hij zijn activiteiten wel telefonisch aan het Uwv heeft doorgegeven, wordt door hem niet onderbouwd met objectieve en verifieerbare gegevens. Op de zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat hij zijn start als zelfstandige ook in een gesprek met de werkcoach heeft gemeld, maar ook daarvan heeft hij geen bewijs overgelegd. En ook als daar wel bewijs van was geweest zou dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zijn voor de conclusie dat eiser wel aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan, want de werkcoach is niet degene bij wie wijzigingen over werk of inkomen moeten worden gemeld. Bij de toekenning van zijn uitkering is eiser er op gewezen dat hij wijzigingen moet doorgeven via uwv.nl/mijnuwv.
8.2.
Dat de Belastingdienst op de hoogte was van eisers inkomsten maakt dit niet anders. Ook al zou de Belastingdienst gegevens aan het Uwv doorgeven, dan houdt dat niet in dat hij dit niet meer bij het Uwv hoefde te melden. Het Uwv is een zelfstandige organisatie waaraan eiser alle feiten en omstandigheden moet doorgeven die van invloed kunnen zijn op het recht of de hoogte van de uitkering. Het Uwv krijgt de gegevens over de inkomsten uit werk als zelfstandige niet automatisch van de Belastingdienst. In het toekenningsbesluit uit 2014 staat dat als eiser weer aan het werk gaat of meer gaat werken, zijn totale inkomen dan altijd stijgt. Eiser had, toen hij aan het werk ging, op zijn minst navraag moeten doen bij het Uwv, ook nadat hij al een paar jaar niets van het Uwv hoorde.
8.3.
Door niet uit zichzelf melding te maken van werkzaamheden als zelfstandige en de daaruit genoten inkomsten heeft eiser de inlichtingenplicht geschonden. Het Uwv heeft dan ook terecht de conclusie getrokken dat eiser gedurende de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019 de inlichtingenplicht in het kader van de Wet WIA heeft geschonden. De beroepsgrond slaagt niet.
8.4.
Eiser heeft nog aangevoerd dat het handhavingsonderzoek door het Uwv onzorgvuldig is geweest. Voor zover eiser daarmee bedoelt dat schending van de inlichtingenplicht hem daarom niet tegen kan worden geworpen, is dit onvoldoende onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Herziening en terugvordering
9. Omdat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, is het uitgangspunt dat het Uwv de teveel betaalde WIA-uitkering van eiser met terugwerkende kracht herziet. Dit is alleen anders als het eiser redelijkerwijs niet duidelijk was of kon zijn dat hij teveel WIA-uitkering ontving. In dat geval mag het Uwv de uitkering pas herzien vanaf de dag dat het Uwv eiser heeft laten weten dat hij teveel uitkering ontving. [5] Die situatie is hier niet aan de orde. Uit de door het Uwv opgevraagde informatie over de inkomsten als zelfstandige blijkt dat de winst uit onderneming van eiser in de periode 2016 tot en met 2019 jaarlijks tussen de ruim € 12.000 tot ruim € 30.000,- bedroeg. Gelet op de hoogte van deze inkomsten had eiser redelijkerwijs kunnen begrijpen dat dit van invloed was op de hoogte van zijn WIA-uitkering. Dit betekent dat het Uwv eisers uitkering mocht herzien over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019.
9.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiser over deze periode een bedrag van
€ 57.856,05 bruto teveel aan WIA-uitkering heeft ontvangen. Dit bedrag is onverschuldigd aan eiser betaald. Het Uwv is verplicht om de uitkering die onverschuldigd is betaald terug te vorderen, tenzij er sprake is van dringende redenen. Van dringende redenen op grond waarvan het Uwv geheel of gedeeltelijk van terugvordering had moeten afzien, is niet gebleken. Dringende redenen zijn slechts gelegen in onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. [6] Het is aan eiser om te onderbouwen dat sprake is van sociale en/of financiële gevolgen als hiervoor bedoeld. Eiser heeft niet gesteld dat de terugvordering voor hem onaanvaardbare gevolgen heeft, en dit is de rechtbank ook niet gebleken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het Uwv met eiser een betalingsregeling heeft getroffen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de beslissing van het Uwv juist is. Deze beslissing blijft dan ook in stand. Bij deze uitkomst is een schadevergoeding niet aan de orde. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade wordt dan ook afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, voorzitter, en mr. J.R. van Es- de Vries en mr. R.C. Moed, leden, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA.
2.Artikel 76, eerste lid, van de Wet WIA.
3.Artikel 77, eerste lid, van de Wet WIA en artikel 3, eerste lid en tweede lid, van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3766.
5.Artikel 4, eerste lid, van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006.
6.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2143.