ECLI:NL:RBMNE:2023:1001
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 580.000,- voor het belastingjaar 2020, met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiseres, de eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en stelde een lagere waarde van € 569.000,- voor. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Eiseres had geen onderbouwing voor haar voorgestelde lagere waarde gegeven.
Daarnaast heeft eiseres een verzoek ingediend om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met ongeveer elf maanden is overschreden. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 50,- per half jaar, wat resulteert in een totale schadevergoeding van € 100,-. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar en de Staat ieder voor de helft verantwoordelijk gesteld voor deze schadevergoeding. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat de gemachtigde van eiseres nauwelijks werkzaamheden heeft verricht voor het verzoek om schadevergoeding.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot het betalen van € 50,- aan schadevergoeding aan eiseres, evenals de Staat.