ECLI:NL:RBMNE:2022:99

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3346
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van hulp bij het huishouden op basis van de Wmo en het gebruik van blokkeringsrecht door eiseres

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die al jarenlang een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangt voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres ontving voorheen 7,5 uur hulp per week, maar na een aanvraag voor verlenging van deze voorziening heeft verweerder, na een medisch onderzoek, besloten om slechts 2 uur hulp per week toe te kennen. Eiseres heeft gebruik gemaakt van haar blokkeringsrecht, waardoor het medisch advies niet aan verweerder kon worden overlegd. Dit leidde tot een geschil over de toekenning van extra uren hulp bij het huishouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar medewerking aan het medisch onderzoek heeft verleend, maar dat zij met het inroepen van haar blokkeringsrecht heeft geweigerd het volledige medisch rapport aan verweerder te verstrekken. De rechtbank oordeelt dat de verplichting om medewerking te verlenen aan het onderzoek ook inhoudt dat eiseres ervoor moet zorgen dat verweerder kennis kan nemen van de resultaten van het medisch onderzoek. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat zonder het volledige medisch rapport niet kan worden beoordeeld of eiseres recht heeft op extra ondersteuning.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat verweerder niet meer dan twee uur hulp bij het huishouden kon toekennen zolang eiseres haar blokkeringsrecht handhaafde. De uitspraak benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen de cliënt en het college bij het vaststellen van de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3346

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Chahid).

Voorgeschiedenis en procesverloop

Eiseres ontvangt al jarenlang een persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Laatstelijk ontving eiseres over de periode van 24 november 2017 tot en met 23 november 2019 een pgb op grond van de Wmo voor hulp bij het huishouden voor 7,5 uur per week. Gemiddeld 2 uur per week daarvan betreft de basis ondersteuning en gemiddeld 5,5 uur per week betreft de extra ondersteuning.
In oktober 2019 heeft eiseres gevraagd om verlenging van deze Wmo-voorziening. Verweerder heeft besloten om in het kader van deze aanvraag een medische onderzoek te laten uitvoeren. Eiseres heeft daarmee ingestemd. Het medisch onderzoek is verricht door Oreon en de medisch adviseur van Oreon heeft een medisch advies opgesteld. Oreon heeft het eerste concept van het medisch advies aan eiseres voorgelegd. Eiseres heeft gebruik gemaakt van haar blokkeringsrecht, zodat het medisch advies niet aan verweerder bekend gemaakt kan worden. In oktober 2020 heeft Oreon het vijfde concept van het advies verstuurd naar eiseres. Eiseres blijft tot op heden gebruik maken van haar blokkeringsrecht.
Gedurende de periode van het medisch onderzoek en de periode waarin eiseres het blokkeringsrecht heeft ingeroepen, heeft verweerder de indicatie zoals hiervoor vermeld twee keer ambtshalve verlengd, de laatste keer tot 1 maart 2021.
Bij besluit van 5 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres een pgb op grond van de Wmo toegekend voor hulp bij het huishouden voor 2 uur per week over de periode van 1 maart 2021 tot en met 28 februari 2023.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om hangende het bezwaar een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 25 mei 2021 [1] heeft de voorzieningenrechter het primaire besluit geschorst en een maatwerkvoorziening opgelegd voor een pgb voor hulp in het huishouden van 7,5 uur per week vanaf 16 maart 2021 tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar.
In het besluit van 1 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd, omdat eiseres de blokkering van het medisch advies van Oreon niet heeft opgeheven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Tevens heeft zij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is op 7 oktober 2021 via Skype for Business op zitting behandeld. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij uitspraak van 29 oktober 2021 [2] het verzoek afgewezen.
Verweerder heeft op 24 september 2021 bij wijze van verweerschrift verwezen naar het verweerschrift in de voorzieningenprocedure met zaaknummer UTR 21/3297.
De zaak is op 2 december 2021 via Skype for Business ter zitting aan de orde gesteld. Partijen zijn niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres voert samengevat aan dat verweerder méér uren hulp bij het huishouden had moeten toekennen, maar ten onrechte heeft volstaan twee uur. Eiseres wijst naar het medisch advies van SCIO-consult van 2 juli 2014 en de door haar in deze en de voorzieningenprocedure met zaaknummer UTR 21/3297 overgelegde medische stukken, waaruit dat zou blijken. Volgens eiseres negeert verweerder haar plichten tot zorg, zorgvuldigheid en motivering.
2. In artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo is bepaald dat, als bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid.
3. In artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo is bepaald dat de cliënt verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet.
4. Uit vaste rechtspraak [3] van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.3.2 van de Wmo blijkt dat verweerder voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo een medisch advies heeft gevraagd aan Oreon. Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres haar medewerking aan het medisch onderzoek heeft verleend, maar dat zij met inroeping van haar blokkeringsrecht heeft geweigerd het volledige medisch rapport aan verweerder te verstrekken. In bezwaar heeft eiseres een door haar aangepast (concept-)rapport van Oreon overgelegd. Tot op heden heeft eiseres de blokkering niet opgeheven.
6. Naar het oordeel van de rechtbank houdt de verplichting om de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is als bedoeld in artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo ook in dat eiseres eraan meewerkt dat verweerder kennis kan nemen van de resultaten van het medisch onderzoek van Oreon. Zonder dat laatste zou het eerste immers zinloos zijn voor het onderzoek naar de behoefte van maatschappelijke ondersteuning. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraken van de CRvB van 12 mei 2020 [4] en 4 maart 2020 [5] . Met het in bezwaar overleggen van een door haar aangepast (concept-)rapport van Oreon, waarin een deel door eiseres is weggehaald, heeft eiseres niet voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo om de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is.
7. Op grond van artikel 7:446, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet eiseres in de gelegenheid worden gesteld om van de uitslag en de gevolgtrekking van een onderzoek ter beoordeling van haar gezondheidstoestand als eerste kennis te nemen om te kunnen beslissen of daarvan mededeling wordt gedaan aan anderen. De in 2.3.8, derde lid, van de Wmo opgenomen verplichting om in het kader van de toepassing van de Wmo de redelijkerwijs nodige medewerking te verlenen ter uitvoering van de wet doet aan het blokkeringsrecht geen afbreuk. Ook doet het blokkeringsrecht geen afbreuk aan de uit dit artikel voortvloeiende verplichting. Het is aan eiseres om een afweging te maken of zij al dan niet gebruik maakt van het blokkeringsrecht met de bijbehorende gevolgen.
8. De rechtbank oordeelt dat de werkwijze van verweerder in lijn is geweest met de vaste rechtspraak van de CRvB. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat de volledige medische rapportage van Oreon nodig is om te kunnen beoordelen of eiseres recht heeft op extra ondersteuning, bovenop de twee uur basisondersteuning die is toegekend. Het is niet aan eiseres om eenzijdig te bepalen dat een deel van die rapportage moet worden verwijderd en daardoor niet ter kennisneming kan komen van verweerder. Bovendien geldt dat eiseres altijd de mogelijkheid heeft om haar kritiek op de rapportage van Oreon aan verweerder kenbaar te maken (bijvoorbeeld in een bezwaar- of beroepsprocedure), al dan niet met de hulp van de artsen die verklaringen hebben opgesteld die in deze procedure zijn ingebracht.
9. De rechtbank constateert dat eiseres haar blokkeringsrecht tot op heden niet heeft opgeheven en dat de patstelling waarin zij met verweerder zit, onveranderd is. Eiseres kan uiteraard haar blokkeringsrecht blijven gebruiken, maar dit heeft als gevolg dat verweerder niet kan beoordelen of eiseres recht heeft op extra ondersteuning, bovenop de reeds toegekende basisondersteuning. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat aan eiseres niet meer kan worden toegekend dan twee uur hulp bij het huishouden.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 6 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zaaknummer UTR 21/1101
2.Zaaknummer UTR 21/3297
3.Uitspraak van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819