Beoordeling door de rechtbank
8. De werknemer heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens aan eiseres te verstrekken. De rechtbank zal daar in de motivering zoveel mogelijk rekening mee houden om te voorkomen dat deze gegevens alsnog bekend worden.
9. Het gaat in deze zaak om een werkgeversberoep. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat bij een werkgeversberoep de positie van de werkgever en de aard van betrokken belangen meebrengen dat verweerder een besluit ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk moet motiveren.Daarbij speelt mee dat werkgevers niet de mogelijkheid hebben om medische informatie in te brengen en dat een werkgever niet veel anders kan dan proberen aan te geven dat het onderzoek van verweerder onvoldoende is geweest of dat de door verweerder gegeven motivering het besluit niet kan dragen.
Doorlopen wachttijd voor de WIA vanaf 3 juni 2018
10. Eiseres heeft in het kader van haar primaire standpunt aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat de werknemer doorlopend arbeidsongeschikt is geweest vanaf 3 juni 2018. Het oordeel van de verzekeringsartsen is volgens eiseres onvoldoende inzichtelijk en consistent om daarvoor een afdoende onderbouwing te geven. Daartoe wijst eiseres erop dat de werknemer pas in mei 2019 (in het kader van de eerstejaars Ziektewet beoordeling) voor het eerst is gezien door een verzekeringsarts. Eiseres wijst er verder op dat de desbetreffende verzekeringsarts in de rapportage schrijft dat de werknemer per 15 december 2018 niet ziek uit dienst is gegaan bij eiseres. Ook merkt de verzekeringsarts in die rapportage op dat op de eerste ziektedag zoals door de werknemer aangegeven geen ziekmelding bekend is bij eiseres.
11. Verweerder heeft aangegeven dat de werknemer zich op 7 januari 2019 heeft ziekgemeld bij het Uwv per 9 december 2018. Omdat er maar zes dagen zitten tussen de hersteld melding van 3 december 2018 en de ziekmelding per 9 december 2018 is sprake van doorlopende arbeidsongeschiktheid, zo stelt verweerder. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is nu niet meer te achterhalen hoe het precies gelopen is met de klachten van de werknemer in december 2018.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is door verweerder onvoldoende onderbouwd dat de eerste ziektedag van de werknemer 3 juni 2018 is en dat de wachttijd voor de WIA sindsdien is doorgelopen. Het is voor de rechtbank onduidelijk op grond waarvan verweerder de ziekmelding op 7 januari 2019 (met terugwerkende kracht tot 9 december 2018) heeft geaccepteerd en heeft geconcludeerd dat er sprake is van doorlopende arbeidsongeschiktheid op en na 3 juni 2018. In dat kader is ook niet gebleken of die ziekmelding op 7 januari 2019 door een verzekeringsarts is beoordeeld. Daarmee is geen sprake van een besluit ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid dat zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk is gemotiveerd. Dit klemt temeer nu eiseres destijds niet op de hoogte is gesteld van de ziekmelding op 7 januari 2019, zodat zij daarover op dat moment ook geen vragen heeft kunnen stellen of informatie heeft kunnen delen. Dat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep mogelijk nu niet meer te achterhalen is hoe het precies gelopen is met de klachten van de werknemer in december 2018, is als motivering ontoereikend. In zoverre kleeft er aan het bestreden besluit een gebrek.
13. De rechtbank merkt over het primaire standpunt van eiseres nog het volgende op. Eiseres stelt dat de aan de werknemer toegekende WGA-uitkering niet aan haar kan worden toegerekend, omdat de werknemer op de eerste dag van de wachttijd niet meer bij eiseres in dienst was. Die stellingname kan echter niet zonder meer worden gevolgd. Indien de werknemer op de eerste dag van de wachttijd niet meer bij eiseres in dienst was, dan maakt die enkele omstandigheid op zichzelf namelijk nog niet dat de aan de werknemer toegekende WGA-uitkering niet aan eiseres kan worden toegerekend. Zoals ook verweerder ter zitting heeft aangevoerd, valt de eerste ziektedag dan immers mogelijk nog binnen de nawerking van artikel 46 van de Ziektewet. Die nawerking geldt tot vier weken na het einde van het dienstverband. Die termijn loopt tot 12 januari 2019, zodat de ziekmelding van 7 januari 2019 binnen die termijn is gedaan. Blijkens artikel 82, eerste lid, van de wet WIA komen dergelijke gevallen ook voor rekening van de eigenrisicodrager.
Zorgvuldigheid medisch onderzoek aangaande de einde wachttijd 1 juni 2020
14. Het subsidiaire standpunt van eiseres ziet op de conclusie van de verzekeringsarts, dat het verwachte verzuim van de werknemer meer dan 25% zal bedragen. Volgens eiseres is die conclusie uitsluitend gebaseerd op informatie verstrekt door de werknemer ten aanzien van de frequentie en de duur van de door hem ervaren klachten. Gelet daarop had de verzekeringsarts volgens eiseres een neurologische en psychiatrische expertise moeten laten uitvoeren. Van de kant van verweerder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep verklaard dat een dergelijke expertise op zichzelf zinvol zou kunnen zijn, maar niet op dat moment, omdat de werknemer volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep binnenkort opgenomen gaat worden wegens psychische problematiek.
15. De rechtbank volgt verweerder niet in dat standpunt. Naar de rechtbank begrijpt was op het moment van de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog niet zeker of de werknemer inderdaad zou worden opgenomen. Gelet daarop vormde dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om af te zien van een neurologische en psychiatrische expertise. Dat geldt temeer nu ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep een dergelijke expertise op zichzelf zinvol vond en het oordeel over het verwachte verzuim volledig gebaseerd is op informatie verstrekt door de werknemer zelf. Dat – zoals door verweerder ter zitting is aangegeven – de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn beoordeling ook rekening heeft gehouden met informatie verstrekt door de neuroloog waar de werknemer onder behandeling was, is op zichzelf genomen juist. Echter, zoals door medisch adviseur [medisch adviseur] ter zitting is opgemerkt is ook die informatie uitsluitend gebaseerd op wat door de werknemer zelf is aangegeven over (de frequentie en duur van) zijn klachten. Bovendien volgt uit de door de neuroloog verstrekte informatie dat de klachten van de werknemer met name ’s nachts optreden. Dat roept de vraag op hoe dit zou moeten doorwerken in het te verwachten verzuim overdag. Ook op dat punt zou een neurologische en psychiatrische expertise mogelijk duidelijkheid (hebben) kunnen bieden. Hieruit volgt dat ook ten aanzien van het te verwachten ziekteverzuim per einde wachttijd 1 juni 2020 er een gebrek kleeft aan het bestreden besluit.
Duurzaamheid van de aangenomen beperkingen per 1 juni 2020
16. Subsidiair verschillen partijen van mening verder over de vraag of sprake is van duurzaam te achten arbeidsbeperkingen als gevolg van de eerder besproken klachten. Gelet op het navolgende zal de rechtbank hierover vooralsnog geen oordeel geven.
Conclusie en vervolgstappen
17. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd en daarmee in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
18. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen is mogelijk door middel van een aanvullende motivering, of zo nodig met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder:
( i) onderzoeken of – gelet op de ziekmelding op 7 januari 2019 – de conclusie in stand kan blijven dat de wachttijd voor de WIA vanaf 3 juni 2018 is blijven doorlopen en, indien dat het geval is, die conclusie duidelijk en gemotiveerd onderbouwen; en
(ii) een nadere motivering geven waarom per 1 juni 2020 meer dan 25% ziekteverzuim te verwachten is, zo nodig onderbouwd met een neurologisch en psychiatrisch onderzoek en de uitkomsten van dat onderzoek duidelijk en gemotiveerd meewegen in zijn onderbouwing.
19. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
20. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om onnodige vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
21. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
22. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.