ECLI:NL:RBMNE:2022:950
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om omgevingsvergunning buiten behandeling gesteld wegens gebrek aan belanghebbendheid
In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woning, op 23 september 2019 een verzoek ingediend voor een omgevingsvergunning om de mandelige keldermuur tussen zijn pand en dat van de buurman te reconstrueren. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 21 oktober 2019 gecommuniceerd dat het verzoek buiten behandeling is gesteld, omdat eiser geen toestemming had van de eigenaar van het aangrenzende pand om de werkzaamheden uit te voeren. Eiser ontkent de ontvangst van deze brief en stelt dat er een van rechtswege verleende vergunning is ontstaan door het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college, maar dit bezwaar is door het college kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld en moest beoordelen of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt bij zijn verzoek om omgevingsvergunning. De rechtbank concludeert dat het aannemelijk is dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt, omdat de toestemming van de buurman ontbreekt. Eiser heeft weliswaar de mogelijkheid om vervangende toestemming via de civiele rechter te verkrijgen, maar dit maakt niet dat hij op het moment van de beoordeling door het college als belanghebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de brief van 21 oktober 2019 geen besluit is waartegen bezwaar openstaat. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.