ECLI:NL:RBMNE:2022:87
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging Ziektewet-uitkering en zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.P.J. Botterblom, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. F.A.M. Delfgaauw. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om haar Ziektewet-uitkering per 17 augustus 2020 te beëindigen, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na te hebben vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat verweerder besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Eiseres had aangevoerd dat het onderzoek niet zorgvuldig was, omdat er geen fysiek spreekuur had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende medische informatie had verzameld en dat een fysiek spreekuur in dit geval niet noodzakelijk was. De rechtbank volgde de motivering van de verzekeringsarts en concludeerde dat de beperkingen van eiseres adequaat waren beoordeeld.
De rechtbank heeft ook de rol van de arbeidsdeskundige in de beoordeling van de geschiktheid van functies besproken. Eiseres had betoogd dat zij de geduide functie van productiemedewerker industrie niet kon verrichten, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder zich op de geduide functies mocht baseren, gezien de systematiek van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.