ECLI:NL:RBMNE:2022:704

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
16.133112.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Amersfoort voor oplichting en deelname aan een criminele organisatie

Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een man uit Amersfoort veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor zijn rol in een oplichtingszaak die verband houdt met phishing. De verdachte was betrokken bij een criminele organisatie die zich richtte op het oplichten van rekeninghouders van verschillende banken, waaronder ABN AMRO, ING en Rabobank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen. De oplichting vond plaats tussen 5 juli 2019 en 18 mei 2020, waarbij in totaal € 398.268,22 werd verduisterd van 15 slachtoffers. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, als casher, een cruciale rol speelde in het proces van het pinnen van de verduisterde bedragen. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de oplichtingen bewezen op basis van camerabeelden, getuigenverklaringen en chatgesprekken. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de betrokken banken en individuele slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.133112.20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2022

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 augustus 2020 (pro forma), 18 november 2020 (pro forma), 10 februari 2021 (regie), 12 april 2021 (regie), 8, 9 en 10 december 2021 (inhoudelijke behandeling) en 23 februari 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mrs. C. Goedegebuure en R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de volgende benadeelde partijen naar voren hebben gebracht:
  • dhr. [aangever 1] , namens ABN AMRO bank;
  • dhr. [aangever 2] , namens ING bank.

INLEIDING

Dit vonnis komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam 031CCBeurs (hierna: onderzoek Beurs). Onderzoek Beurs werd gestart nadat het Electronic Crimes Task Force (ECTF) in juli 2019 had geconstateerd dat er phishing campagnes gaande waren met een vergelijkbare modus operandi als in het eerder verrichtte onderzoek Zandloper.
In het kort komt de modus operandi in onderzoek Zandloper erop neer dat een ogenschijnlijk door de bank opgestelde e-mail naar een groot aantal e-mailadressen wordt gestuurd waarin potentiële slachtoffers worden geïnformeerd dat een incasso op hun bankrekening aanstaande is. Gevraagd wordt om op een link te klikken om de incasso te voorkomen. Het slachtoffer wordt daarna gebeld, waarbij de beller zich voordoet als bankmedewerker en het slachtoffer beweegt om zelf geld van zijn rekening over te boeken naar een andere rekening, zogenaamd om de incasso te voorkomen en zijn of haar geld veilig te stellen. Het geld wordt echter overgeboekt naar een rekening van een zogenaamde money mule en wordt daarna vrijwel direct door een casher gepind.
De praktijken die in juli 2019 werden geconstateerd, vonden onder meer plaats bij klanten van de ABN AMRO bank. Deze klanten van de ABN AMRO bank hadden daarbij geld overgemaakt naar ING-rekeningen. De ING bank is naar aanleiding hiervan een onderzoek gestart naar de betrokken betaalrekeningen en heeft camerabeelden veiliggesteld van de geldopnames die zijn verricht nadat de frauduleuze bedragen op de ING-rekeningen waren bijgeschreven. Medio december 2019 tot en met eind januari 2020 kreeg de ABN AMRO bank van verschillende klanten opnieuw melding van een vergelijkbare vorm van oplichting.
Naar aanleiding van het voorgaande zijn onderzoeken verricht. Ook rekeninghouders van de Rabobank bleken melding te hebben gedaan van oplichting. De onderzoeken hebben geleid tot de aanhouding van onder meer verdachte. Hij wordt verdacht van de feiten die in de tenlastelegging staan omschreven. De medeverdachten die in dit onderzoek zijn aangehouden zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] .

TENLASTELEGGING

De (nader omschreven) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht (Bijlage I).
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of Veendam en/of Hilversum, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van oplichting, (gewoonte)witwassen, heling van niet-openbare gegevens en computervredebreuk;
Feit 2
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland, zich samen met anderen dan wel alleen, schuldig heeft gemaakt aan oplichting 16 rekeninghouders van de ABN AMRO bank, de Rabobank en/of de ING bank door die rekeninghouders al dan niet door middel van phishing te bewegen geld, in totaal € 407.938,87, over te maken naar een zogenaamde ‘veilige rekening’;
Feit 3
primair,in de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland, samen met anderen dan wel alleen, een geldbedrag van € 407.938,87 heeft witgewassen en van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
subsidiair is dit ten laste gelegd alshet samen met anderen dan wel alleen (gewoonte)schuldwitwassen van voornoemd geldbedrag;
Feit 4
op 18 mei 2020 te Amersfoort, althans in Nederland, samen met anderen dan wel alleen, opzettelijk een hoeveelheid harddrugs, te weten cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of amfetamine aanwezig heeft gehad.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van een deel van de periode van feit 1. Volgens de officier van justitie is wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte vanaf 5 juli 2019 tot en met 18 mei 2020 als deelnemer betrokken is geweest bij de criminele organisatie. Het onder 4 ten laste gelegde acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend te bewijzen. Volgens de officier van justitie moet verdachte van dat feit worden vrijgesproken.

Het standpunt van de verdediging

Feit 1
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
Feit 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het (mede)plegen van de oplichting van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] . Ten aanzien van [benadeelde 1] kan de betrokkenheid van verdachte op geen enkele wijze worden vastgesteld, aldus de raadsvrouw. Ten aanzien van [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] zijn in de telefoon van verdachte slechts screenshots aangetroffen van bankpassen van money mules die in verband kunnen worden gebracht met deze zaken. Uit het hebben van deze screenshots kan geen betrokkenheid van verdachte in de zin van medeplegen worden afgeleid.
Ook heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het (mede)plegen van de oplichting van [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] en [benadeelde 12] . Dit betreffen zaken waarbij de rol van verdachte uitsluitend bestond uit het zogenaamde cashen (pinnen). Volgens de raadsvrouw was de oplichting op het moment van het pinnen al voltooid. Dat betekent dat verdachte met het pinnen geen wezenlijke bedrage heeft geleverd aan de oplichting. Hij kan daarom in deze zaken niet als (mede)pleger worden aangemerkt.
Voor zover de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt van het medeplegen van oplichting van [benadeelde 1] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 13] , [benadeelde 14] en [benadeelde 15] heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht verdachte van de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen partieel vrij te spreken.
Verdachte heeft in deze zaken slechts een deel van de ten laste gelegde geldbedragen gepind. Het overige deel van de ten laste gelegde geldbedragen is door andere cashers gepind. Niet vastgesteld kan worden dat sprake is van contact tussen de verschillende cashers. In geval van een bewezenverklaring kan verdachte daarom alleen als medepleger van oplichting van de door hem gepinde geldbedragen worden aangemerkt.
Feit 3
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, voor zover het ten laste gelegde witwassen ziet op de geldbedragen die verdachte niet zelf heeft gepind. Niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de andere cashers, zodat ook geen sprake kan zijn van het medeplegen van witwassen van de geldbedragen die door de andere cashers zijn gepind.
Van het witwassen van het geldbedrag dat door verdachte zelf is gepind, heeft de raadsvrouw verzocht verdacht te ontslaan van alle rechtsvervolging. Nu het gaat om witwassen van geld dat afkomstig is uit eigen misdrijf, moet sprake zijn van een verhullende handeling met betrekking tot dat geldbedrag om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen. Daarvan is geen sprake.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht verdachte alleen te veroordelen voor zijn onverklaarbare inkomsten ter hoogte van € 41.158,-.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht eendaadse samenloop aan te nemen met betrekking tot de feiten 2 en 3. Het handelen van verdachte vormt immers een onderdeel van beide feiten.
Feit 4
De raadsvrouw stelt zich, net als de officier van justitie, op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank merkt vooraf het volgende op. Daar waar zij komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zal zij voor de leesbaarheid van dit vonnis de bewijsmiddelen opnemen in bijlage II. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:Deelname aan een criminele organisatie in de periode van 5 juli 2019 tot en met 18 mei 2020;
Feit 2:Medeplegen van oplichting in de periode van 5 juli 2019 tot en met 12 mei 2020;
Feit 3 primair:Medeplegen van gewoontewitwassen van een geldbedrag € 398.268,22 in de periode van 5 juli 2019 tot en met 18 mei 2020.
Van de onderdelen van de tenlastelegging van de feiten 1, 2 en 3 die de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht, zal zij verdachte partieel vrijspreken.
Voor het medeplegen van het aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of amfetamine, zoals ten laste gelegd onder feit 4, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Van dat feit zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken.
De rechtbank zet hierna uiteen hoe zij tot deze conclusie is gekomen. Daarbij begint zij met de bespreking van feit 2, het medeplegen van oplichting, omdat dit feit een essentieel onderdeel vormt van de overige ten laste gelegde feiten.
Feit 2
Juridisch kader oplichting
Oplichting als bedoeld in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is het door aanwending van een oplichtingsmiddel (door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels) een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen.
Feitelijkheden
Op basis van de verschillende aangiftes die zich in het dossier bevinden kan worden vastgesteld dat er in de periode van 5 juli 2019 (de aangifte van [benadeelde 16] ) tot en met 12 mei 2020 (de aangifte van [benadeelde 4] ) van bankrekeningen van een groot aantal klanten van de ABN AMRO bank, de ING bank en de Rabobank (hierna: aangevers) aanzienlijke geldbedragen zijn overgemaakt naar (overwegend) particuliere bankrekeningen, waardoor deze aangevers de beschikkingsmacht over dit geld kwijtraakten. De aangevers kregen in veel gevallen een e-mail waarin stond dat een derde was gemachtigd geld van hun rekening af te schrijven. In de e-mail stond een weblink die men moest aanklikken als de machtiging van de derde niet juist was. De aangevers werden na het aanklikken van de link gebeld door een man die zich voordeed als een medewerker (van de afdeling fraude) van één van de hiervoor genoemde banken. Het nummer waarmee werd gebeld betrof vaak een gespooft telefoonnummer. Daardoor leek het alsof de aangevers werden gebeld met een bestaand telefoonnummer van de desbetreffende bank. De beller zei dat de bank had ontdekt dat iemand geld van de rekening van de aangever probeerde af te halen of dat de rekening werd gehackt. De beller probeerde de aangever vervolgens te bewegen geld over te maken naar een zogenaamde kluisrekening of veilige rekening om te voorkomen dat de klant geld kwijt zou raken. De beller hielp de aangever om de transacties uit te voeren. In sommige gevallen is daarbij gebruik gemaakt van Teamviewer, een online programma dat de beller in staat stelde de computer van de aangever te bedienen. Het geld werd in bedragen van onder de € 2.000,- overgeboekt naar één of meer rekeningen van zogenaamde money mules. Vrijwel direct nadat het geld van de aangever was overgemaakt naar rekeningen van deze money mules, werd het geld ergens in Nederland gepind door een zogenaamde casher.
Juridische duiding van de feitelijkheden
Het bewegen van de aangevers om, al dan niet met hulp van de beller, geld over te maken naar een andere zogenaamde veilige rekening, merkt de rechtbank aan als oplichting. De oplichter(s) bediende(n) zich van diverse oplichtingsmiddelen. De beller nam immers een valse naam en een valse hoedanigheid aan, door zich voor te stellen met een verzonnen naam en zich voor te doen als medewerker van de bank. Door in die hoedanigheid te bellen met een gespooft nummer, te doen alsof het nodig was geld veilig te stellen en de aangevers daar vervolgens bij te begeleiden, in de wetenschap dat het geld daardoor uit hun beschikkingsmacht zou geraken en vrijwel direct na de overboeking zou worden opgenomen door een casher, heeft de beller listige kunstgrepen toegepast en is sprake van een samenweefsel van verdichtsels. De beller heeft door zijn handelen bij de aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen en hen daarnaar laten handelen.
Vastgesteld kan worden dat de oplichting steeds bestond uit een reeks aan handelingen. Deze reeks bestond onder meer uit het ronselen van de money mules, oftewel het regelen van rekeningnummers met bijbehorende pinpassen en pincodes waarnaar het geld van de aangevers kon worden overgeboekt. De oplichting was voltooid op het moment dat het geld werd gepind vanaf de rekening van de money mules, het zogeheten cashen. Na het cashen kon de overboeking immers niet meer ongedaan worden gemaakt door de banken en was de afgifte van het geld definitief voltooid.
In de meeste gevallen werden aangevers bewogen zelf geld over te maken naar de zogenaamde money mules. In sommige gevallen werden de aangevers hierbij geholpen, waarbij codes aan de bellers zijn verstrekt. Met die codes kon vervolgens geld van de bank van de desbetreffende aangever worden overgeschreven naar rekeningnummers van de zogenaamde money mules. Ook in die gevallen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van afgifte van een goed. Sprake is dan immers van het toelaten dat een goed, te weten een geldbedrag, wordt weggenomen.
De afgegeven geldbedragen werden verdeeld tussen een aantal bij die oplichting betrokken mensen waaronder de casher, de ronselaar, de money mule, de beller en degene die dit alles organiseerde. Zelfverrijking was de reden om de oplichtingshandelingen te plegen. Dat betekent dat de verschillende oplichtingshandelingen zijn gepleegd met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
Rol van verdachte
Vastgesteld kan worden dat verdachte bij het voorgaande betrokken is geweest als casher (pinner). Dit blijkt uit de camerabeelden van de pinautomaten, waarop verdachte door de politie is herkend. Daarnaast blijkt dit duidelijk uit chatgesprekken die hij met medeverdachten heeft gevoerd. Verdachte heeft op de terechtzitting bevestigd dat hij op beelden van de pinautomaten is te zien en dat hij in die gevallen de casher is geweest.
In de telefoon van verdachte zijn screenshots aangetroffen van verschillende pinpassen en rekeningoverzichten. Op die rekeningoverzichten zijn onder meer bij- en afschrijvingen te zien. Bij de bestudering van de camerabeelden van de pinautomaten is door de politie vastgesteld dat verdachte regelmatig op zijn telefoon keek tijdens het pinnen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte op die momenten keek naar screenshots en deze dus gebruikte bij het pinnen. Voor zover deze screenshots kunnen worden gekoppeld aan concrete aangiftes, ziet de rechtbank hierin voldoende bewijs voor betrokkenheid van verdachte als casher. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachte deze screenshots geheel toevallig ongevraagd op zijn telefoon heeft ontvangen en hiermee niets heeft gedaan, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard.
Daar waar printscreens van pinpassen op zijn telefoon zijn aangetroffen, ziet de rechtbank ook bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de oplichting in de hoedanigheid ronselaar van money mules. Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij pinpassen heeft geregeld. Op zijn de telefoon zijn filmpjes en advertenties aangetroffen waarover verdachte heeft verklaard dat die voor het ronselen werden gebruikt. In verschillende chatgesprekken wordt gesproken over het regelen van ‘spa’s’, waarmee het regelen van pinpassen wordt bedoeld.
Medeplegen
De vraag die moet worden beantwoord is of verdachte in de gevallen waarin hij uitsluitend als casher optrad, als medepleger van de oplichting kan worden aangemerkt. Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting moet komen vast te staan dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n), dan wel andere (deels) onbekend gebleven medeplegers/medeplichtigen, welke samenwerking was gericht op het voltooien van de oplichting. Ook moet verdachte opzet hebben gehad op die oplichting.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het pinnen door de cashers in tijd steeds kort volgde op het overboeken van de geldbedragen door aangevers. Verdachte moet dus klaar hebben gestaan om het geld te pinnen op de momenten dat aangevers werden gebeld. Dit volgt ook uit een chatgesprek dat verdachte op 14 december 2019 voerde met medeverdachte [medeverdachte 1] , waarin [medeverdachte 1] tegen verdachte zei dat hij zich niet mocht verslapen omdat ‘hij’ (de rechtbank begrijpt: aangever [benadeelde 13] ) precies om 9.00 uur zou worden gebeld. Bovendien kwam het totaal gepinde geldbedrag steeds nagenoeg overeen met het geldbedrag dat was overgeboekt naar de rekening van de money mule. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte niet alleen werd geïnformeerd dat geldbedragen waren overgeboekt maar ook over hoeveel hij vervolgens moest pinnen. Deze wijze van oplichting, waarbij aangevers telefonisch werden benaderd om geld over te maken en het geld vervolgens snel en in kleine bedragen werd gepind met de passen van money mules, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen verdachte en zijn mededaders. Verdachte maakte onderdeel uit van dit samenwerkingsverband als casher en als ronselaar van money mules, beide cruciaal voor het voltooien van de oplichting. Tijdens het cashen stond verdachte direct in contact met zijn mededaders en hij werkte nauw met hen samen.
Vast staat dat verdachte zich in alle gevallen bewust was van de andere schakels van dat proces en dat zijn opzet op het slagen van het hele proces was gericht. In de chats die hij heeft gevoerd, wordt immers ook over die andere schakels gesproken, te weten over bellers, vics (slachtoffers), spa’s (pinpassen), green (ABN AMRO bank), orra (ING bank), het gooien op bepaalde personen (overboeken naar bepaalde rekeningen), grootte van geldbedragen en de verdeling van de opbrengst. Bovendien is in de telefoon van verdachte een notitie aangetroffen met afspraken die gelden binnen het team. Deze afspraken waren kennelijk nodig om samen het beoogde doel te bereiken. Dat deze notitie geen verband hield met de onderhavige verdenking acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op de oplichtingspraktijken waar verdachte zich samen met andere mee bezig hield.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft samen met anderen gehandeld overeenkomstig een tevoren gemaakt gezamenlijk plan, waarbij de onderlinge afstemming tussen de verdachte en zijn mededaders cruciaal was. Aan dat geheel heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd.
Een bewezenverklaring van medeplegen impliceert een schuldigverklaring aan het geheel aan oplichtingshandelingen. Deze oplichtingshandelingen zien ook op de bedragen die niet door verdachte zelf zijn gepind. Daar waar de betrokkenheid van verdachte als medepleger kan worden vastgesteld, komt de rechtbank dus tot een bewezenverklaring van het gehele ten laste gelegde geldbedrag.
De rechtbank verwerpt de verweren die door de raadsvrouw in dit verband zijn gevoerd.
Concrete betrokkenheid
Op grond van de bewijsmiddelen houdt de rechtbank verdachte medeverantwoordelijk voor de oplichting van meerdere aangevers. Ten aanzien van de aangevers waarover de raadsvrouw een specifiek verweer heeft gevoerd, overweegt de rechtbank nog het volgende:
[benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] en [benadeelde 12]
Bij de oplichting van de rekeninghouders [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] ,(deels) [benadeelde 11] en [benadeelde 12] kan steeds wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest als casher. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de betrokkenheid van verdachte als casher voldoende om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting te komen.
Verdachte heeft op zitting ontkend dat hij degene is die op de beelden staat om 22.29 uur bij de pinautomaat Wouda te Amersfoort. Verdachte erkent wel dat hij eerder die avond om 20.33 met een pinpas op naam van [money-mule 1] geld heeft gepind in de Bilt dat afkomstig was van de rekening van [benadeelde 11] . Om 22.29 uur is van de rekening van [benadeelde 11] nogmaals met de pinpas van diezelfde [money-mule 1] bij een pinautomaat Wouda in Amersfoort een geldbedrag gepind. Het feit dat verdachte die avond de beschikking had over de pinpas van money-mule [money-mule 1] en hij regelmatig als casher geld opnam bij de pinautomaat Wouda te Amersfoort maakt dat er voldoende bewijs is om aan te nemen dat verdachte degene is geweest die
€ 1.450,-- heeft opgenomen bij de geldautomaat Wouda te Amersfoort.
[benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4]
Ten aanzien van alle drie deze zaken geldt dat verdachte niet is herkend als casher. Wel zijn in de telefoon van verdachte screenshots aangetroffen die betrekking hebben op de oplichting van deze rekeninghouders.
Zo zijn twee screenshots aangetroffen van 13 mei 2020 met verschillende pop up berichten die betrekking hebben op rekeninghouder [benadeelde 2] . Deze pop up berichten houden de melding in dat geldbedragen zijn bij- en afgeschreven van rekening [rekeningnummer] van [benadeelde 2] . Uit het printscreen dat is gemaakt om 14:04 uur volgt dat bijschrijvingen hebben plaatsgevonden om 14:01 uur en 14:03 uur. Uit het printscreen dat is gemaakt om 14:20 uur volgt dat afschrijvingen hebben plaatsgevonden om, 14:05 uur, 14:06 uur, 14:07 uur, 14:08 uur en 14:09 uur.
De rechtbank acht op basis van de aanwezigheid van deze printscreens op de telefoon van verdachte bewezen dat verdachte ook bij de oplichting van [benadeelde 2] betrokken is geweest als casher. Verdachte is met deze printscreens geïnformeerd over de beschikbare bedragen op de rekening van [benadeelde 2] , welke informatie voor het vervullen van zijn rol als casher cruciaal was. Uit het korte tijdbestek tussen de bij- en afschrijvingen enerzijds en het maken van de printscreens anderzijds, kan worden afgeleid dat verdachte de screenshots moet hebben ontvangen van iemand met wie hij nauw en bewust heeft samengewerkt. Niet aannemelijk is dat hij printscreens met deze informatie bij toeval op zijn telefoon heeft ontvangen, omdat, zoals verdachte stelt, hij onderdeel uitmaakte van een appgroep waarin dit soort informatie zou zijn gedeeld. Verdachte heeft dit niet concreet gemaakt en het dossier bevat hiervoor geen aanwijzingen.
Ook is in de telefoon van verdachte een printscreen aangetroffen met daarop de afbeelding van een bankpas van de ING op naam van [bedrijf 1] . Dat is een rekening op naam van een money mule waarnaar een geldbedrag van in totaal € 23.360,- is overgeboekt vanaf de rekening van aangever [benadeelde 3] . Daarnaast is in de telefoon van verdachte een printscreen aangetroffen met daarop een afbeelding van de ING-app van dezelfde rekening. Daarop is te zien dat eerst een bedrag van € 23.360,- euro is bijgeschreven door [benadeelde 3] , waarna achtereenvolgens vijfmaal een bedrag van € 2.000,- is gepind.
De rechtbank acht ook in dit geval niet aannemelijk dat verdachte bij toeval beschikte over printscreens met deze informatie. De omstandigheid dat verdachte beschikte over de pinpas van [bedrijf 1] en over een overzicht van de bij- en afschrijvingen van de rekening van deze money mule, duidt op betrokkenheid van verdachte als casher bij de oplichting.
Met betrekking tot de oplichting van rekeninghouder [benadeelde 4] wijst de rechtbank op het aantreffen in de telefoon van verdachte van de printscreen van de ING-bankpas van money mule [money-mule 2] . Ten aanzien van money mule Kool is in de telefoon van verdachte een printscreen aangetroffen van een overzicht van mijn.ing.nl, waarop is te zien dat een bedrag van € 4.077,72 is afgeschreven.
Gelet hierop beschikte verdachte over de bankgegevens van deze money mules of hij is hierover geïnformeerd. De rechtbank kan dit niet anders plaatsen dan in de context van verdachtes rol als casher. Ook dit acht de rechtbank voldoende voor een bewezenverklaring van betrokkenheid van verdachte als medepleger bij de oplichting.
[benadeelde 16] , [benadeelde 13] , [benadeelde 14] en [benadeelde 15]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in deze gevallen de casher was. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de betrokkenheid van verdachte als casher voldoende om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting te komen. Op basis van de aangifte van [benadeelde 16] acht de rechtbank bewezen dat [benadeelde 16] is opgelicht voor een bedrag van € 18.816,35 in plaats van de € 19.000,00 zoals opgenomen in de tenlastelegging.
Benadelingsbedrag
Het voorgaande betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de hiervoor genoemde aangevers voor een bedrag van in totaal € 398.268,22.
Vrijspraak
[benadeelde 1]
De rechtbank volgt de raadsvrouw in het standpunt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich als (mede)pleger schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [benadeelde 1] . Dat betekent dat de rechtbank verdachte van het medeplegen van de oplichting van deze rekeninghouder zal vrijspreken.
Feit 3
Juridisch kader witwassen
Op grond van artikel 420bis, eerste lid en onder b, van het Wetboek van Strafrecht is schuldig aan witwassen degene die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een “gewoonte”, zoals ten laste gelegd onder artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. [1]
Beoordeling
De rechtbank leest de tenlastelegging van feit 3 in samenhang met het dossier en het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van oplichting. Op basis hiervan gaat de rechtbank ervan uit dat het ten laste gelegde witwassen ziet op handelingen die zijn verricht met de opbrengst van het onder feit 2 ten laste gelegde misdrijf.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen geacht dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal oplichtingen. Verdachte is niet bij alle oplichtingen direct betrokken geweest. De oplichtingen waarbij verdachte betrokken is geweest hebben hem en zijn mededaders een bedrag van in totaal € 398.268,22 opgeleverd. Verdachte en zijn mededaders hebben dit geld verworven en voorhanden gehad. Het geld is bij de cashers binnengekomen en vervolgens, gelet op de chatgesprekken waarin is gesproken over vergoedingen voor werkzaamheden en verdeelsleutels, verdeeld onder de deelnemers aan de oplichting, waaronder verdachte, de bellers en de money mules. Het geld is dus ook overgedragen.
Het geld is daarnaast gebruikt en omgezet. Bij verdachte is immers geen grote hoeveelheid contant geld aangetroffen.
Onder verdachte zijn wel diverse luxe goederen aangetroffen, waaronder een, een zonnebril van het merk Louis Vuitton, een jas van het merk Moose Knuckles met een nieuwwaarde van € 995,00, een jas van het merk Canada Goose, twee riemen van het merk Gucci en sneakers van het merk Louboutin. Daarnaast zijn onder meer een bewijs van aankoop van bitcoins voor een contant bedrag van € 400,- en aankoopbewijzen van diverse luxe goederen voor een totaalbedrag van € 4.500,- aangetroffen. Tegelijkertijd kan worden vastgesteld dat verdachte in het jaar voorafgaand aan zijn aanhouding op 18 mei 2020 geen werk heeft gehad. Zijn inkomsten bestonden in die periode uitsluitend uit studiefinanciering, zo heeft hij bij de politie verklaard Er mag daarom worden aangenomen dat verdachte de opbrengst uit de oplichtingen waarbij hij als medepleger betrokken was, heeft aangewend om de goederen te verwerven. De ontvangen studiefinanciering was daarvoor in ieder geval niet toereikend.
Gelet op het voorgaande heeft verdachte de opbrengst uit de oplichtingen verworven, voorhanden gehad, overgedragen, gebruikt en omgezet. Dat levert een bewezenverklaring van witwassen op. Nu verdachte wist dat het geld afkomstig was uit de oplichtingen, is sprake van opzetwitwassen.
Omdat het witwassen ziet op een geldbedrag dat afkomstig is uit oplichtingen die herhaaldelijk en gedurende een periode van ongeveer een jaar zijn gepleegd, kan ook worden bewezenverklaard dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Nu de rechtbank ten aanzien van het bedrag van € 398.268,22 -, voortkomend uit de oplichtingen, vaststelt dat naast het voorhanden hebben ook sprake is van overdragen, gebruiken en omzetten is de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing.
Vrijspraak ten laste gelegd geldbedrag
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van € 407.938,87. Niet bewezen is immers dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van rekeninghouders voor dat bedrag. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 398.268,22 en zal verdachte voor het overige vrijspreken.
Samenloop
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de oplichting en het witwassen geen sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Een dergelijke samenloop wordt alleen aangenomen indien de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
De oplichting en het witwassen leveren wel wezenlijk verschillende verwijten op. De belangen die met de twee feiten worden beschermd lopen immers sterk uiteen. In geval van oplichting wordt het belang beschermd van een specifiek persoon tegen bedrog. In geval van witwassen gaat het primair om de bescherming van de integriteit van het financiële en economische verkeer in het algemeen. In dit geval is de opbrengst van de oplichting gebruikt om luxe goederen et cetera aan te schaffen. Die handelingen liggen ten grondslag aan het delict witwassen en niet de oplichting zelf.
Feit 4
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 18 mei 2020 zijn ook zeven ponypacks in beslag genomen, met daarin mogelijk drugs. De inhoud van de inbeslaggenomen pony packs is echter niet getest. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een middel als bedoeld in de bij Opiumwet behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. De rechtbank zal verdachte daarom van het aan hem ten laste gelegde aanwezig hebben van (een) dergelijk(e) middelen vrijspreken.
Feit 1
Juridisch kader deelname aan een criminele organisatie
In artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een criminele organisatie. Voor het aannemen van een organisatie als hier bedoeld moet sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en hij moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat doel. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. [2]
Beoordeling
De rechtbank stelt aan de hand van de eerder besproken feitelijkheden vast dat aan het plegen van de verschillende strafbare feiten een samenwerkingsverband ten grondslag ligt. Binnen dat samenwerkingsverband werd gehandeld volgens een planmatig aanpak met een bepaalde rolverdeling en structuur. Dat was met name nodig voor het succesvol laten verlopen van de beoogde en gerealiseerde oplichtingen. Daarbij waren de onderlinge communicatie en een zorgvuldige afstemming tussen de betrokkenen van cruciaal belang. Zo moest er contact zijn tussen de beller en de casher over de rekeninggegevens van de money mule, waarvan de casher de pinpas en pincode in zijn bezit had. Verder moest er contact zijn over het tijdstip waarop geld naar de rekening van een zogenaamde money mule was overgeboekt, om het geld direct daarna door de casher te kunnen laten pinnen. Ook was er contact over de grootte van het geldbedrag dat – vaak in meerdere keren – moest worden gepind. De structuur blijkt verder uit de afspraken die werden gemaakt over de verdeling van het geld.
De periode waarin de verschillende oplichtingen zijn gepleegd, beslaat ongeveer een jaar. De rechtbank leidt hieruit af dat sprake was van een organisatie met een bepaalde duurzaamheid.
Dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven, blijkt uit de overwegingen van de hiervoor besproken strafbare feiten. In de zaak van verdachte zijn het medeplegen van oplichting en het medeplegen van witwassen bewezenverklaard.
Deelname door verdachte aan de criminele organisatie
Dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie volgt met name uit zijn rol als casher. Zoals eerder overwogen, was deze rol noodzakelijk voor het voltooien van de door de organisatie beoogde oplichtingen. De opbrengst van de oplichtingen heeft verdachte als medepleger witgewassen. Dat verdachte op de hoogte was van de afspraken die golden binnen de organisatie, kan worden afgeleid uit de inhoud van de chats die hij met de medeverdachten voerde, alsmede uit de notitie met ‘gedragscodes’ die op de telefoon van verdachte is aangetroffen. Hiermee staat vast dat verdachte heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van het gezamenlijke doel van de organisatie om misdrijven te plegen.
Uit de bewezenverklaarde feiten volgt dat verdachte enerzijds samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en anderzijds samen met medeverdachte [medeverdachte 4] .
In de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] is het ten laste gelegde plegen van heling van niet-openbare gegevens en computervredebreuk niet bewezenverklaard. Dat betekent dat ook niet bewezenverklaard kan worden dat het oogmerk van de criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen mede was gericht op het plegen van deze misdrijven. Van die onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.
De rechtbank hanteert als ingangsdatum van de periode waarin verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie de datum waarop verdachte de eerste oplichting als medepleger heeft begaan, te weten die van [benadeelde 16] op 5 juli 2019. Als einddatum van de deelname aan de criminele organisatie hanteert de rechtbank de datum van aanhouding van verdachte en een aantal van zijn medeverdachten, te weten 18 mei 2020..

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 5 juli 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam, althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
1. het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht, en
2. het plegen van (gewoonte)witwassen als bedoeld in artikel 420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht;
en
in de periode van 13 april 2020 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Hilversum, althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) [medeverdachte 4] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
1. het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht;
Feit 2:
in de periode van 5 juli 2019 tot en met 18 mei 2020, te Amersfoort en/of te Veendam en/of Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
te weten een of meer geldbedragen, in totaal 398.268,22 EURO,
te weten;
1. [benadeelde 16] tot afgifte van 18.816,35 EURO (aangifte PL0900-2019203323), en
2. [benadeelde 5] tot afgifte van 9.500,- EURO (aangifte PL1300-2019146677), en
3. [benadeelde 6] tot afgifte van 4.841,- EURO (aangifte PL1100-2019135824), en
4. [benadeelde 7] tot afgifte van 4.846,- EURO (aangifte PL0600-2019328681), en
5. [benadeelde 8] tot afgifte van 8.000,- EURO (aangifte PL2300-2019128766 en
6. [benadeelde 13] tot afgifte van 84.280,- (aangifte PL0600-2019568197en
7. [benadeelde 9] tot afgifte van 9.009,- EURO (aangifte PL0600-2019566267), en
8. [benadeelde 10] tot afgifte van 5.675,- EURO (aangifte PL1700-2020010052 en
9. [benadeelde 11] tot afgifte van 51.102,- EURO (aangifte PL0900-2019391708), en
10. [benadeelde 12] tot afgifte van 37.633,‐ EURO (aangifte PL1100-2020002586), en
12. [benadeelde 14] tot afgifte van 82.000,- EURO (aangifte PL0600-2020010031), en
13. [benadeelde 15] tot afgifte van 27.478,- EURO (aangifte PL1700-2020008062) , en
14. [benadeelde 2] tot afgifte van 7.658,36 EURO (aangifte PL2300-2020077694), en
15. [benadeelde 3] tot afgifte van 23.360,- EURO (aangifte PL1500-2020137780), en
16. [benadeelde 4] tot afgifte van 24.069,51,- EURO (aangifte PL2100-2020109274);
door telkens voorgenoemde geldbedragen op/naar bankrekeningen van een of meerdere zogenaamde money-mules te (laten) storten/over te (laten) boeken, waarna voorgenoemde geldbedrag(en) opgenomen werden bij verschillende bankautoma(a)t(en) door verdachte en/of een of meerdere mededaders, en
door telkens
- meerdere van de voorgenoemde personen een e-mail te sturen waarin werd medegedeeld dat een “nieuwe incassant is gemachtigd” van de bankrekening van die voorgenoemde personen en vervolgens die personen telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank of ING Bank, of
- meerdere van de voorgenoemde personen direct telefonisch te benaderen of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank of ING Bank, en
- daarbij een telefoonnummer welke afkomstig leek te zijn van de ABN Amro bank, Rabobank of ING Bank, een zogenaamd gespooft telefoonnummer, te (laten) gebruiken, en
- voorgenoemde personen te verwijzen naar de website van de ABN Amro bank, Rabobank of ING Bank ter controle/herkenning van het telefoonnummer waarmee werd gebeld, en
- vervolgens voorgenoemde personen mede te delen dat de bankrekening van voorgenoemde personen gehackt zou zijn of dat er een (grote) incasso of geld overboeking naar het buitenland of een ander, zou gaan plaatsvinden of dat er getracht is geld van de bankrekening te halen, en
- voorgenoemde personen mede te delen dat het geld op de bankrekening van voorgenoemde personen veiliggesteld kon worden door dat geld over te boeken naar een of meerdere zogenaamde (beveiligde) kluisrekeningen of veilige/beveiligde bankrekeningen, en
- vervolgens aan voorgenoemde personen telefonisch door te geven naar welke zogenaamde kluisrekeningen /of veilige/beveiligde bankrekeningen het geld overgeboekt kon worden, en/of
- meerdere voorgenoemde personen het programma Teamviewer te laten installeren om het overboeken naar de zogenaamde kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen te vergemakkelijken, opdat voorgenoemde personen het geld niet zouden kwijt raken;
Feit 3:
in de periode van 5 juli 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben verdachte en zijn mededaders,
voorwerpen, te weten meerdere geldbedragen, van in totaal 398.268,22 EURO voorhanden gehad en verworven en overgedragen en telkens voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedragen omgezet en daarvan gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en zijn mededaders wisten dat voorgenoemde voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
Deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, meermalen gepleegd;
Feit 2
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3
Medeplegen van gewoontewitwassen.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om opheffing van de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht om in geval van een bewezenverklaring een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Voor zover deze straf een gevangenisstraf inhoudt, verzoekt de raadsvrouw het onvoorwaardelijke deel niet langer te laten duren dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Eventueel kan een onvoorwaardelijke straf van die duur worden aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel.
Volgens de raadsvrouw moet rekening worden gehouden met de rol van verdachte bij de oplichtingen. Hij werd aangestuurd door anderen, hetgeen betekent dat hij geen leider was. Ook verzoekt de raadsvrouw rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis begeleid door de reclassering, hetgeen tot een gedragsverandering heeft geleid. Hij heeft ten gevolge daarvan inzicht in zijn daden getoond. Verdachte is ook bereid mee te werken aan verdiepingsdiagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling, in verband met de mogelijke aanwezigheid van psychosociale problemen. Verder is hij gemotiveerd om dagbesteding te vinden. De positieve weg die verdachte is ingeslagen zal mogelijk teniet worden gedaan door een nieuwe periode van detentie.
De negatieve media-aandacht en het disproportionele geweld bij de aanhouding moeten volgens de raadsvrouw als strafverminderende factoren worden meegenomen. Ten slotte moet volgens de raadsvrouw worden aangenomen dat sprake was van een eendaadse samenloop van de verschillende ten laste gelegde feiten, hetgeen tot uitdrukking moet komen in de strafmaat.

Het oordeel van de rechtbank

Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich samen met anderen in de eerste plaats schuldig gemaakt aan de oplichting van 15 particuliere rekeninghouders van diverse banken. Het totale benadelingsbedrag van deze oplichtingen bedraagt € 398.268,22. Dit is gedurende de periode van ongeveer een jaar in georganiseerd verband, op planmatige en geraffineerde wijze gedaan. Door deze planmatige en geraffineerder handelwijze waren verdachte en zijn mededaders in staat om in relatief korte tijd veel slachtoffers te maken en grote geldbedragen te innen. Het geld dat verdachte en zijn medeverdachten van de slachtoffers afhandig hebben gemaakt, bestond in een aantal gevallen uit spaargeld dat was bedoeld om in de oude dag van deze slachtoffers te voorzien. De slachtoffers vertrouwden erop dat zij dit geld op een veilige manier hadden ondergebracht bij de bank. Het vertrouwen dat banken een veilige plek zijn om spaargeld te bewaren, is door verdachte en zijn medeverdachten ernstig geschaad. En dat geldt ook voor het vertrouwen van de slachtoffers in het digitale betalingsverkeer in het algemeen. In deze tijd, waarin online betalen aan de orde van de dag is en natuurlijke personen hiervan afhankelijk zijn, is dit vertrouwen van groot belang. Het schaden van het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer heeft daardoor niet alleen negatieve gevolgen voor de slachtoffers van deze zaak, maar ook voor de maatschappij in het algemeen.
Het handelen in georganiseerd verband is bewezenverklaard als deelname aan een criminele organisatie. Het samenwerkingsverband van die organisatie was nodig om de oplichtingen succesvol te laten lopen. Verdachte vervulde als casher en als ronselaar essentiële rollen bij de oplichting. Verdachte had weliswaar geen leidinggevende of aansturende rol, maar dat maakte hem niet minder belangrijk. Verdachtes bijdragen waren immers noodzakelijk ter voltooiing van de oplichtingen waarbij hij betrokken was. In het dossier bevinden zich bovendien aanwijzingen dat verdachte zich vanuit die criminele organisatie met het plegen van meer oplichtingen heeft bezig gehouden dan op de tenlastelegging staan vermeld.
Verdachte heeft zich als medepleger ten slotte schuldig gemaakt aan het witwassen van de opbrengst van de oplichtingen. Daarmee heeft hij de integriteit van het financiële en economische verkeer ondermijnd. Ook dat is schadelijk voor de maatschappij in het algemeen.
De rechtbank rekent verdachte aan dat hij voor deze nadelige gevolgen van zijn handelen geen oog heeft gehad. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen financiële belangen en daarbij niet stil gestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers en de maatschappij.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De justitiële documentatie van verdachte van 6 december 2021 laat zien dat hij eerder voor vermogensfeiten is veroordeeld. Het betreffen twee veroordelingen door de politierechter in 2019. Deze eerdere veroordelingen leiden er toe dat sprake is van recidive. Gelet hierop, in samenhang bezien met onderhavige veroordeling, kan worden vastgesteld dat sprake is van een (beginnend) delictpatroon op vermogensgebied. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte meenemen bij de strafoplegging.
In het voordeel van verdachte zal de rechtbank echter meewegen dat hij sinds zijn invrijheidstelling in april 2021 een positieve gedragsverandering heeft laten zien. Hij heeft gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis toezicht gehad van de reclassering en daarover is een rapport opgemaakt op 12 november 2021. In dat rapport staat onder meer dat ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van frequent gokgedrag en gebruik van drugs en lachgas. Tijdens het toezicht heeft verdachte hierin geen terugval gehad. Verder is hij zich ervan bewust geworden dat hij met verkeerde dingen bezig was. Anders dan ten tijde van de bewezenverklaarde feiten ziet hij nu in welke schade hij bij anderen teweeg heeft gebracht. Zijn gebrekkige inzicht op dit gebied ten tijde van de bewezenverklaarde feiten is volgens de reclassering mogelijk mede een gevolg van problemen op het gebied van zijn psychosociaal functioneren. De reclassering acht om die reden verdiepingsdiagnostiek wenselijk en mogelijk ook behandeling. Verder is tijdens het toezicht door de reclassering naar voren gekomen dat een financieel motief mogelijk heeft bijgedragen aan het plegen van de bewezenverklaarde feiten door verdachte. Hij had in die tijd veel schulden. De reclassering acht het tegen deze achtergrond van belang dat verdachte zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden, mogelijk door middel van schuldhulpverlening, en dat hij openheid zal blijven geven over zijn financiën. Tijdens het toezicht is ten slotte op positieve wijze gewerkt aan het verkrijgen van dagbesteding. De reclassering heeft gelet op het voorgaande ook geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder de voorwaarden zoals hiervoor besproken. Omdat de indruk bestaat dat het sociale netwerk van verdachte ook een criminogene factor heeft gevormd, is mede geadviseerd om als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachten op te leggen.
De straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt.
Het zwaartepunt van de bewezenverklaring in deze zaak wordt gevormd door de gepleegde oplichting van 15 rekeninghouders. Voor dergelijke oplichtingen bestaan echter geen landelijke oriëntatiepunten voor de rechtspraak. Er bestaan weliswaar oriëntatiepunten voor fraude in het algemeen, maar deze oriëntatiepunten doen onvoldoende recht aan de ernst en aard van de oplichtingen zoals hier aan de orde. De rechtbank zal daarom vooral kijken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Net als in vergelijkbare zaken is de rechtbank in deze zaak van oordeel dat met geen andere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Bovendien dient deze straf van een aanzienlijke duur te zijn. De rechtbank wil namelijk dat hiervan een afschrikwekkende effect uitgaat, nu deze manier van oplichting relatief gemakkelijk is uit te voeren en de gevolgen voor slachtoffers groot is. De rechtbank betrekt hierbij ook dat verdachte zich aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Daarbij is geen sprake van eendaadse samenloop. Wel hangen de verschillende strafbare feiten met elkaar samen, zodat de overige bewezenverklaarde feiten vooral in strafverzwarende zin worden betrokken.
De rechtbank neemt in strafverminderende zin mee dat verdachte niet van de gehele opbrengst van de oplichtingen heeft geprofiteerd. De opbrengst werd steeds volgens een bepaalde verhouding verdeeld onder alle betrokkenen, waarvan verdachte er één was. De media-aandacht en de wijze van aanhouding vormen geen reden voor strafvermindering. Dit zijn factoren die inherent kunnen zijn aan het plegen van strafbare feiten. Niet gebleken is dat de media-aandacht en de wijze van aanhouding onder de gegeven omstandigheden buitensporig waren.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Gelet op het rapport van de reclassering en de houding van verdachte ter terechtzitting is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat hij aan een positieve gedragsverandering werkt. De rechtbank wil verdachte de kans geven te laten zien dat hij dit kan volhouden. Zij ziet hierin echter geen aanleiding het deel van de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat zijn 331 dagen. Met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van die duur wordt immers onvoldoende recht gedaan aan de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten.
De rechtbank concludeert dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk en met aftrek van het voorarrest, in dit geval passend is. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is hieraan mee te werken.
De rechtbank komt daarmee tot de oplegging van een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. Daaraan ligt met name ten grondslag dat de rechtbank meer betekenis toekent aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet in dit veroordelend vonnis geen aanleiding voor opheffing van de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis. Daarbij betrekt de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die hiervoor aan de orde zijn gekomen. Ook betrekt de rechtbank de omstandigheid dat verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis onder toezicht staat van de reclassering en dat dit toezicht naar tevredenheid verloopt. De rechtbank vertrouwt erop dat het recidiverisico in het geval van verdachte voldoende is in te dammen door de voorwaarden waaraan verdachte zich in het kader van dit toezicht moet houden.

BESLAG

De in beslag genomen goederen

Onder verdachte is een groot aantal goederen in beslag genomen. Als bijlage III bij dit vonnis is de beslaglijst gevoegd, waarop alle in beslag genomen goederen staan vermeld. Het betreft zowel conservatoir beslag als strafvorderlijk beslag.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag moet worden gehandhaafd, voor zover dat is gelegd op conservatoire titel. Het betreft steeds goederen van waarde. Verder heeft de officier van justitie verzocht om verbeurdverklaring van alle op de beslaglijst opgenomen gegevensdragers, zoals telefoons en laptops. Dat geldt ook voor de gegevensdragers die niet zijn onderzocht doordat deze niet uitgelezen konden worden. Niet uitgesloten kan worden dat hierop gegevens staan die, gebezigd kunnen worden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De in beslag genomen pony packs moeten worden onttrokken aan het verkeer. Stortingsbewijzen en aankoopbonnen maken onderdeel uit van het dossier. Hierover hoeft in de visie van de officier van justitie geen beslissing te worden genomen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht het beslag dat is gelegd op de iPad-mini op te heffen en dit goed terug te geven aan verdachte. Niet gebleken is immers dat de iPad-mini is gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten.

Het oordeel van de rechtbank

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat alleen een grond bestaat voor verbeurdverklaring, voor zover het in beslag genomen goed door middel van of uit de baten van een strafbaar feit is verkregen, voor zover met betrekking tot het in beslag genomen goed een strafbaar feit is begaan, dan wel voor zover met behulp van het in beslag genomen goed een strafbaar feit is begaan. Dat betekent dat geen grond bestaat voor verbeurdverklaring van de in beslag genomen gegevensdragers waarvan nietis gebleken dat deze bij het plegen van de oplichtingen zijn gebruikt. Deze moeten daarom aan verdachte worden teruggegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de volgende goederen op de lijst in beslag genomen voorwerpen, die staan onder het kopje ‘verbeurd verklaren’, wel voor verbeurdverklaring in aanmerking komen, omdat met behulp hiervan de bewezenverklaarde oplichtingen zijn gepleegd. Het gaat om de volgende goederen:
MD3R019160_597569
Telefoon iPhone SE (A1662)
MD3R019160_597572
Telefoon IPhone 7 (A1778)
Verder komen voor verbeurdverklaring in aanmerking die goederen en geldbedragen waarop strafvorderlijk beslag is gelegd en waarvan aannemelijk is dat deze door middel van of uit de baten van een strafbaar feit zijn verkregen. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte deze goederen en geldbedragen heeft aangeschaft dan wel verkregen uit de opbrengst van de door hem als medepleger begane oplichtingen dan wel uit de opbrengst van zijn deelname aan de criminele organisatie. Verdachte heeft voor de herkomst van deze goederen en geldbedragen immers geen aannemelijke verklaring gegeven. Het gaat om de volgende goederen en geldbedragen:
MD3R019160_597586
Gucci heuptasje
MD3R019160_597594
1 x 50 2 x 10
MD3R019160_597637
Jas parajumpersZwarte jas met oranje stiksels
MD3R019160_601736
Donkergroene Moose Knuckles jas, nieuwwaarde €995,00
MD3R019160_601738
body warmer
MD3R019160_601739
Sneakers blauw
MD3R019160_601740
Blauwe spijkerbroek Armani
MD3R019160_601742
Bruine Gucci riem
MD3R019160_601743
Zwarte riem van Gucci
MD3R019160_601780
Jas Parajumpers XS
MD3R019160_601781
Witte Louboutins sneakers maat 41,5
MD3R019160_597583
Zilverkleurig Bulgari horloge met zwarte wijzerplaat
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen pony packs met witte substantie onttrekken aan het verkeer. Aannemelijk is dat het hier gaat om verdovende middelen. Ook zal het horloge, waarvan is vastgesteld dat dit een namaak horloge is, worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Op de lijst in beslag genomen goederen staan deze als volgt vermeld:
MD3R019160_597616
7 ponypacks met witte substantie
MD3R019160_597599
Hublot Big Bang Geneve
Teruggave
Zoals hiervoor overwogen, komen wel voor teruggave in aanmerking die gegevensdragers waarvan niet vast staat dat deze bij het plegen van de oplichtingen zijn gebruikt. Ook komen voor teruggave in aanmerking aankoopbewijzen, facturen en stortingsbewijzen, alsmede de overige goederen die staan op de lijst in beslag genomen goederen onder het kopje ‘retour beslagene’. Van de aankoopbewijzen, facturen en stortingsbewijzen kan een kopie worden opgenomen/achterblijven in het dossier. Ten aanzien van voornoemde goederen bestaat niet langer een strafvorderlijk belang. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte dan wel de rechthebbende voor zover het goederen betreft waarvan de tenaamstelling een andere is dan de naam van verdachte, van de volgende goederen:
Teruggave aan verdachte
MD3R019160_597595
CZ zorgpas op naam van [verdachte]
MD3R019160_597610
OV-chipkaart t.n.v. [verdachte] Visitekaartje van [naam]
MD3R019160_605922
Medion computer
MD3R019160_597562
Vodafone simkaartje
MD3R019160_597563
2 simkaarten
MD3R019160_597574
iPad mini zwart
MD3R019160_597577
Huawei G610 witscherm gebarsten
MD3R019160_597580
Zwarte Samsung in zwart hoesje
MD3R019160_597581
MOBIELE TELEFOON
MD3R019160_597585
Alcatel 1054 D geen sim
MD3R019160_597588
Tegoedkaart speelsaldo Gran Casino Tiel
MD3R019160_597591
Kaart van het Hilton hotel, in-uitchecken.
MD3R019160_597596
Visa debit Wirex card
MD3R019160_597597
Klantenkaart Holland Casino geldig tot en met 06-2020
MD3R019160_597604
TELEFOONKAART [nummer] , [nummer]
MD3R019160_597615
weegschaaltje DK 200zilverkleurig
MD3R019160_597568
Diverse aankoopbewijzen (Balr, Gucci, Louboutin en Bayer)
MD3R019160_597603
Bon van 400 euro cash-in bitcoin atm amsterdam
MD3R019160_602743
Harde schijf
Teruggave aan de rechthebbende
MD3R019160_597578
Knab bankpas op naam van [rekeninghouder 1] [rekeningnummer]
MD3R019160_597613
Bankpas t.n.v. [rekeninghouder 2]
MD3R019160_597614
ING bankpas t.n.v. [rekeninghouder 3] [rekeningnummer]
Conservatoir beslag
Voor zover op de hiervoor genoemde goederen ook conservatoir beslag rust, blijft dit hierop rusten. De beslissingen van de rechtbank hebben enkel betrekking op het strafvorderlijk beslag.

BENADEELDE PARTIJ

De vorderingen

ABN AMRO bank
De ABN AMRO bank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 610.045,49, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade en heeft de bank aangewend om de schade van slachtoffers van fraude (gedeeltelijk) te vergoeden. Bij de vordering is een overzicht gevoegd waarop is te zien welk bedrag de bank aan welk slachtoffer heeft vergoed. Van deze slachtoffers staan [benadeelde 14] , [benadeelde 10] , [benadeelde 12] , [benadeelde 1] , [benadeelde 9] , [benadeelde 13] namens [bedrijf 2] BV en [benadeelde 15] op de tenlastelegging van verdachte. Er is ook schade vergoed aan andere rekeninghouders. Daarnaast heeft de ABN AMRO bank als proceskosten de vergoeding van onderzoekskosten gevorderd ten bedrage van € 9.840,-.
Rabobank
De Rabobank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 65.612,92, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade en heeft de bank aangewend om de schade van slachtoffers van fraude (gedeeltelijk) te vergoeden. Bij de vordering is een overzicht gevoegd waarop is te zien welk bedrag de bank aan welk slachtoffer heeft vergoed. Van deze slachtoffers staan [benadeelde 7] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] op de tenlastelegging van verdachte. Er is ook schade vergoed aan rekeninghouder [benadeelde 17] , die niet op de tenlastelegging van verdachte staat. In het gevorderde bedrag aan materiële schade zitten ook onderzoekskosten begrepen ten bedrage van
€ 1.080,-.
ING bank
De ING bank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.016,67, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ontstaan door (gedeeltelijke) vergoeding van de schade van slachtoffers van oplichting (feit 2), te weten [benadeelde 8] , [benadeelde 13] en [benadeelde 18] . In het gevorderde bedrag aan materiële schade zitten ook onderzoekskosten begrepen ten bedrage van € 180,-.
Particuliere benadeelde partijen
[benadeelde 9] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.099,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 13] heeft zich namens [bedrijf 2] BV als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 88.101,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 83.101,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade. Daarnaast wordt € 100,- aan proceskosten gevorderd.
[benadeelde 14] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 86.151,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 16] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, na vergoeding door de ABN AMRO bank van een bedrag van € 7.816,35 van haar totale schade van € 18.816,35.
[benadeelde 11] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 51.102,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.341,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 4.841,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade.
[benadeelde 12] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, maar heeft geen schadevergoeding gevorderd.
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.487,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 10] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.675,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen volledig voor toewijzing vatbaar zijn, behalve voor zover het gaat om het volgende:
  • De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 11] , [benadeelde 14] , [benadeelde 12] , [benadeelde 1] en [benadeelde 10] zijn geheel door de ABN AMRO bank vergoed. Deze benadeelde partijen moeten daarom in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
  • Van de vordering die [benadeelde 13] namens [bedrijf 2] BV heeft ingediend, is een gedeelte van de materiële schade door de banken vergoed. De ING bank heeft een bedrag van € 7.000,- vergoed. ABN AMRO bank heeft een bedrag van € 71.907,- vergoed. Dat betekent dat van de gevorderde materiële schade een bedrag € 15.494,- resteert dat voor toewijzing vatbaar is. Van de gevorderde immateriële schade is wat de officier van justitie betreft een bedrag van € 500,- voor toewijzing vatbaar. Voor het overige gedeelte van de gevorderde materiële en immateriële schade moet de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor zover de vordering ziet op de gemaakte proceskosten, moet de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, voor zover de schade reeds door de desbetreffende bank is vergoed, dan wel wanneer verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen van de oplichting van de desbetreffende aangever.
De vordering van [benadeelde 16] is, gelet op het in de vordering genoemde parketnummer, alleen ingediend in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] . [benadeelde 16] moet daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De gevorderde immateriële schade door [benadeelde 13] is in de visie van de raadsvrouw te fors. Zij heeft verzocht deze te matigen tot een bedrag van maximaal € 500,-. De door [benadeelde 13] gevorderde proceskosten voor [stichting] Gibo zijn volgens de raadsvrouw niet voor toewijzing vatbaar.

Het oordeel van de rechtbank

Schadevergoedingsmaatregel
Vooruitlopend op de beoordeling van de vorderingen van de verschillende benadeelde partijen overweegt de rechtbank dat zij de schadevergoedingsmaatregel op zal leggen bij toe te wijzen vorderingen van natuurlijke personen. De schadevergoedingsmaatregel is er namelijk om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding. Een rechtspersoon mag in beginsel geacht worden zelf de wegen te kennen om een vordering te incasseren, in tegenstelling tot een natuurlijke persoon. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken.
Verder maakt de rechtbank ten aanzien van de gevorderde schadevergoedingsmaatregel door de particuliere rekeninghouders de volgende opmerkingen. In geval van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel bij de toewijzing van de vorderingen van de particuliere rekeninghouders zal daaraan vervangende gijzeling worden verbonden. Voor de bepaling van de omvang van de vervangende gijzeling is het bepaalde in artikel 36f, vijfde lid, juncto artikel 24c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Hieruit volgt dat de totale vervangende gijzeling ten minste een dag en ten hoogste een jaar mag belopen. Deze maximale duur aan vervangende gijzeling wordt in de oriëntatiepunten van het LOVS gehanteerd bij een schadebedrag van € 74.000,- en meer. Uit rechtspraak van de Hoge Raad [3] volgt dat in geval van feiten gepleegd vóór 25 juli 2020 vervangende gijzeling geldt van ten hoogste 360 dagen.
Zoals hierna zal blijken zullen de vorderingen van benadeelde partijen worden toegewezen tot grote geldbedragen. Deze geldbedragen zullen tezamen ook meer bedragen dan
€ 74.000,-. De rechtbank zal de vervangende gijzeling van in totaal 360 dagen naar rato verdelen over de toe te wijzen vorderingen van de benadeelde partijen.
ABN AMRO bank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering toewijzen voor zover deze ziet op de vergoeding van de materiële schade van aan [benadeelde 14] (€ 87.151,-), [benadeelde 10] (€ 5.675,-), [benadeelde 12] (€ 37.633,-), [benadeelde 9] (€ 9.425,-), [benadeelde 13] namens [bedrijf 2] BV (€ 71.907,-) en [benadeelde 15] (€ 27.478,-). In totaal betreft dit een bedrag van € 239.269,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, voor zover deze ziet op schade die is vergoed aan slachtoffers die niet in het bewezenverklaarde feit voorkomen. Ten aanzien van deze slachtoffers is namelijk geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde strafbare feit.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk verklaren, voor zover deze ziet op de onderzoekskosten die zijn gemaakt ten behoeve van slachtoffers die niet in het bewezenverklaarde feit voorkomen.
Door de ABN AMRO bank is niet onderbouwd hoeveel tijd is besteed aan de afhandeling per slachtoffer. Op basis van haar schattingsbevoegdheid bepaalt de rechtbank dat per slachtoffer één uur aan arbeid redelijk is. Het arbeidsloon bepaalt zij, conform de vordering van de ABN AMRO bank, op € 120,- per uur. Van de slachtoffers die deel uitmaken van de vordering, staan er zes in de bewezenverklaring. Dat betekent dat van de gevorderde onderzoekskosten een bedrag van € 720,- voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige gedeelte van de gevorderde onderzoekskosten niet-ontvankelijk verklaren.
Het totaal toe te wijzen bedrag aan materiële schade komt daarmee op € 239.989,-. Dit schadebedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Door de bank zijn de aangevers op verschillende momenten tussen begin januari en eind maart 2021 schadeloos gesteld. Om die reden zal de rechtbank als ingangsdatum van de wettelijke rente de datum midden in die periode nemen te weten 15 februari 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Rabobank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering toewijzen voor zover de vordering ziet op de vergoeding aan [benadeelde 7] (€ 4.826,-), betaald op 1 augustus 2019, [benadeelde 3] (€ 10.008,92), betaald op 12 juni 2020 en [benadeelde 4] (€ 1.500,-), betaald op 29 mei 2020. In totaal betreft dit een bedrag van € 16.334,92.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, voor zover deze ziet op schade die is geleden door slachtoffer [benadeelde 17] , omdat dit slachtoffer niet in het bewezenverklaarde feit voorkomt. Ten aanzien van dit slachtoffer is namelijk geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde strafbare feit.
De gevorderde onderzoekskosten komen gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. Net als bij de vordering van de ABN AMRO bank bepaalt de rechtbank op basis van haar schattingsbevoegdheid dat per slachtoffer één uur aan arbeid redelijk is. Het arbeidsloon bepaalt zij, conform de vordering van de Rabobank, op € 120,- per uur. Dat betekent dat van de gevorderde onderzoekskosten een bedrag van € 360,- voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige gedeelte van de gevorderde onderzoekskosten niet-ontvankelijk verklaren.
Het totaal toe te wijzen bedrag aan materiële schade komt daarmee op € 16.694,92. Dit schadebedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag dat de bedragen aan de rekeninghouders zijn uitgekeerd tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
ING bank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering toewijzen voor zover de vordering ziet op de vergoeding aan [benadeelde 13] ten bedrage van € 10.535,80.
De gevorderde onderzoekskosten zal de rechtbank matigen tot een bedrag van € 120,-, conform de toegewezen onderzoekskosten aan de ABN AMRO- en Rabobank.
Het totale toe te wijzen bedrag aan materiële schade komt daarmee op € 10.655,80. Dit schadebedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 januari 2021, zijnde de dag dat de benadeelde de vergoeding aan [benadeelde 13] heeft betaald, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Particuliere benadeelde partijen
[benadeelde 9]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 9] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal [benadeelde 9] echter afwijzen, nu de vordering ziet op schade die al door de ABN AMRO bank is vergoed. Dat betekent dat ten aanzien van deze benadeelde partij geen sprake meer is van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit.
In de omstandigheid dat de vordering wordt afgewezen als gevolg van schadeloosstelling door de bank ziet de rechtbank aanleiding om verdachte te veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. Deze kosten zijn begroot op nihil.
[benadeelde 13]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 13] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal [benadeelde 13] echter afwijzen voor zover zijn vordering ziet op de materiële schade die al door de ING- en ABN AMRO bank is vergoed. Het betreft een bedrag van € 83.101,-. In zoverre is immers geen sprake meer van materiële schade die rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit.
Voor zover de vordering ziet op immateriële schade, zal de rechtbank deze ook afwijzen. Dat betreft een bedrag van € 5.000,-. De gevorderde immateriële schade ziet in dit geval op schade ten gevolge van een vermogensdelict. Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek in beginsel alleen voor vergoeding in aanmerking als sprake is van lichamelijk letsel. Onder omstandigheden komt ook geestelijk letsel voor vergoeding in aanmerking, maar dan moet het bestaan van dat letsel wel door concrete gegevens worden onderbouwd, bijvoorbeeld door een verklaring van een psychiater of een psycholoog. De rechtbank is van oordeel dat er van een dergelijke onderbouwing van geestelijk letsel geen sprake is. De toelichting van de benadeelde partij dat hij last heeft van een slechte nachtrust, verlies van levensvreugde en zelfverwijten, is hiervoor, hoe vervelend ook, onvoldoende. Ook is geen sprake van een situatie waarbij de aard en ernst van de normschending zodanig zijn dat deze meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting van persoon ook zonder concrete onderbouwing kan worden aangenomen.
De gevorderde proceskosten die zien op een bijdrage aan de [stichting] Gibo komen ook niet voor vergoeding in aanmerking. Dat zijn immers geen proceskosten die zien op het indienen van de onderhavige vordering. De rechtbank ziet deze kosten ook niet als materiële schade rechtstreeks geleden als gevolg van de oplichting.
In de omstandigheid de vordering wordt afgewezen als gevolg van schadeloosstelling door de bank ziet de rechtbank aanleiding om verdachte hoofdelijk te veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. Deze kosten zijn begroot op nihil. De gevorderde proceskosten die zien op een bijdrage aan de [stichting] Gibo komen ook niet voor vergoeding in aanmerking. Dat zijn immers geen proceskosten die zien op het indienen van de onderhavige vordering. De rechtbank ziet deze kosten ook niet als materiële schade rechtstreeks geleden als gevolg van de oplichting.
[benadeelde 14]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 14] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14] echter afwijzen, nu deze ziet op schade die al door de ABN AMRO bank is vergoed. Dat betekent dat ten aanzien van deze benadeelde partij geen sprake meer is van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit.
In de omstandigheid dat de vordering wordt afgewezen als gevolg van schadeloosstelling door de bank ziet de rechtbank aanleiding om verdachte te veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. Deze kosten zijn begroot op nihil.
[benadeelde 16]
De benadeelde partij [benadeelde 16] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, omdat zij de door haar geleden schade uit oplichting vergoed wenst te verkrijgen. Dat op het schadevergoedingsformulier alleen het parketnummer in de zaak [medeverdachte 1] staat vermeld, betekent niet dat de vordering om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Niet kan [benadeelde 16] immers worden tegengeworpen dat het Openbaar Ministerie slechts het parketnummer van de zaak [medeverdachte 1] op het schadevergoedingsformulier heeft ingevuld. Daarbij komt dat verdachte en zijn raadsvrouw in ieder geval ter zitting bekend waren met het schadevergoedingsverzoek van [benadeelde 16] en zij ook in staat zijn gebleken om op dit verzoek te reageren.
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 16] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 11.000,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juli 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 16] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juli 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 50 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 16] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 11]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 11] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 51.102,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Benadeelde partij [benadeelde 11] staat weliswaar als benadeelde rekeninghouder genoemd op de bijlage van de vordering van de ABN AMRO bank, maar niet gebleken is dat aan deze benadeelde partij een vergoeding is toegekend door de ABN AMRO bank.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 11] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 51.102,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 200 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 11] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 6]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 6] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 4.841,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot de dag van volledige betaling.
Voor zover de vordering ziet op immateriële schade, zal de rechtbank deze afwijzen. Het betreft een bedrag van € 500,-. De rechtbank verwijst daartoe naar hetgeen zij naar aanleiding van de vordering van [benadeelde 13] over immateriële schade heeft overwogen. Ook in het geval van [benadeelde 6] is het bestaan van het voor toewijzing van de gevorderde immateriële schade noodzakelijke geestelijk letsel, niet aannemelijk geworden. Ook is geen sprake van een situatie waarbij de aard en ernst van de normschending zodanig zijn dat deze meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting van persoon ook zonder concrete onderbouwing kan worden aangenomen.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 6] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.841,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 6] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 12]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, maar heeft geen schadevergoeding gevorderd. Dat betekent dat er geen grondslag voor vergoeding is. De rechtbank zal [benadeelde 12] daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[benadeelde 12] zal worden veroordeeld in de kosten die verdachte heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 19]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 19] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 19] echter afwijzen nu deze ziet op schade die al door de ABN AMRO bank is vergoed. Dat betekent dat ten aanzien van deze benadeelde partij geen sprake meer is van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit.
In de omstandigheid dat de vordering wordt afgewezen als gevolg van schadeloosstelling door de bank ziet de rechtbank aanleiding om verdachte te veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. Deze kosten zijn begroot op nihil.
[benadeelde 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal [benadeelde 1] echter niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu zij verdachte vrijspreekt van de oplichting van [benadeelde 1] . Ten aanzien van deze benadeelde partij is dus geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde strafbare feit.
[benadeelde 1] zal worden veroordeeld in de kosten die verdachte heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 10]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 10] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10] afwijzen, nu deze ziet op schade die al door de ABN AMRO bank is vergoed. Dat betekent dat ten aanzien van deze benadeelde partij geen sprake meer is van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit.
In de omstandigheid dat de vordering wordt afgewezen als gevolg van schadeloosstelling door de bank ziet de rechtbank aanleiding om verdachte te veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. Deze kosten zijn begroot op nihil.
[benadeelde 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade aan de hand van de aangifte en bij de vordering gevoegde rekeningafschriften van de ABN AMRO bank en ING bank op € 17.317,53. Dat dit bedrag hoger is dan het bedrag waarvoor de oplichting va [benadeelde 2] is bewezenverklaard staat hieraan niet in de weg nu die bewezenverklaring niet geldt als bovengrens. De rechtbank zal de vordering tot voornoemd bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 mei 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige gedeelte afwijzen, nu niet is gebleken dat hij voor een hoger bedrag dan € 17.317,53 is opgelicht. Ten aanzien van die gevorderde schade is daarom niet aannemelijk dat sprake is van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde strafbare feit.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 17.317,53 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 140, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Vrijspraak
- verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- daarbij gelden als voorwaarden:
- dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- stelt daarbij als
bijzondere voorwaarden
- dat verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat verdachte zal meewerken aan het verkrijgen van verdiepingsdiagnostiek en dat hij zich indien geïndiceerd laat behandelen door De Waag Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarvan het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn;
- verdachte zal op geen enkele wijze contact hebben of zoeken – direct of indirect – met de medeverdachten in onderhavige strafzaak, te weten [medeverdachte 1] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] (Pakistan), [medeverdachte 2] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] , [medeverdachte 3] , geboren op [1997] te [geboorteplaats] en [medeverdachte 4] , geboren op [1997] te [geboorteplaats] (Afghanistan), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- dat verdachte zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte aan de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
- dat verdachte zal meewerken aan controle van het gebruik van drugs, alcohol en lachgas om het middelengebruik te beheersen, waartoe de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken en waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- dat verdachte zal beschikken over een nader te bepalen aantal dagdelen per week over dagbesteding, zulks ter beoordeling van de reclassering;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
MD3R019160_597569
Telefoon iPhone SE (A1662)
MD3R019160_597572
Telefoon IPhone 7 (A1778)
MD3R019160_597586
Gucci heuptasje
MD3R019160_597594
1 x 50 2 x 10
MD3R019160_597637
Jas parajumpersZwarte jas met oranje stiksels
MD3R019160_601736
Donkergroene Moose Knuckles jas, nieuwwaarde €995,00
MD3R019160_601738
body warmer
MD3R019160_601739
Sneakers blauw
MD3R019160_601740
Blauwe spijkerbroek Armani
MD3R019160_601742
Bruine Gucci riem
MD3R019160_601743
Zwarte riem van Gucci
MD3R019160_601780
Jas Parajumpers XS
MD3R019160_601781
Witte Louboutins sneakers maat 41,5
MD3R019160_597583
Zilverkleurig Bulgari horloge met zwarte wijzerplaat
- verklaart het volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
MD3R019160_597616
7 ponypacks met witte substantie
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
MD3R019160_597595
CZ zorgpas op naam van [verdachte]
MD3R019160_597610
OV-chipkaart t.n.v. [verdachte] Visitekaartje van [naam]
MD3R019160_605922
Medion computer
MD3R019160_597562
Vodafone simkaartje
MD3R019160_597563
2 simkaarten
MD3R019160_597574
iPad mini zwart
MD3R019160_597577
Huawei G610 witscherm gebarsten
MD3R019160_597580
Zwarte Samsung in zwart hoesje
MD3R019160_597581
MOBIELE TELEFOON
MD3R019160_597585
Alcatel 1054 D geen sim
MD3R019160_597588
Tegoedkaart speelsaldo Gran Casino Tiel
MD3R019160_597591
Kaart van het Hilton hotel, in-uitchecken.
MD3R019160_597596
Visa debit Wirex card
MD3R019160_597597
Klantenkaart Holland Casino geldig tot en met 06-2020
MD3R019160_597604
TELEFOONKAART [nummer] , [nummer]
MD3R019160_597615
weegschaaltje DK 200zilverkleurig
MD3R019160_597568
Diverse aankoopbewijzen (Balr, Gucci, Louboutin en Bayer)
MD3R019160_597603
Bon van 400 euro cash-in bitcoin atm amsterdam
MD3R019160_602743
Harde schijf
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
MD3R019160_597578
Knab bankpas op naam van [rekeninghouder 1] [rekeningnummer]
MD3R019160_597613
Bankpas t.n.v. [rekeninghouder 2]
MD3R019160_597614
ING bankpas t.n.v. [rekeninghouder 3] [rekeningnummer]
Benadeelde partijen
ABN AMRO bank (feit 2)
  • wijst de vordering van de ABN AMRO bank toe tot een bedrag van € 239.989,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de ABN AMRO bank van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de ABN AMRO bank voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Rabobank (feit 2)
  • wijst de vordering van de Rabobank toe tot een bedrag van € 16.694,92,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de Rabobank van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2019 over € 4.826,- en € 120,- ( [benadeelde 7] ) vanaf 12 juni 2020 over € 10.008,92 en € 120,- ( [benadeelde 3] ) en vanaf 29 mei 2020 over € 1.500,- en € 120,- ( [benadeelde 4] ) tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de Rabobank voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
ING bank (feit 2)
  • wijst de vordering van de ING bank toe tot een bedrag van € 10.655,80;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de ING bank van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de ING bank voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 9] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 9] af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij begroot op nihil;
[benadeelde 13] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 13] af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij begroot op nihil;
[benadeelde 14] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 14] af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij begroot op nihil;
[benadeelde 16] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 16] toe tot een bedrag van € 11.000,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 16] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 16] aan de Staat € 11.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 50 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 11] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 11] toe tot een bedrag van € 51.102,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 11] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 11] aan de Staat € 51.102- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 200 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 6] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot een bedrag van € 4.841,-;
  • wijst de vordering van [benadeelde 6] voor wat betreft het immateriële deel van € 500,- af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 6] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat € 4.841,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 12] (feit 2)
  • verklaart [benadeelde 12] niet-ontvankelijke in de vordering;
  • veroordeelt [benadeelde 12] in de kosten door verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 19] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 19] af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij begroot op nihil;
[benadeelde 1] (feit 2)
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt [benadeelde 1] in de kosten door verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 10] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 10] af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij begroot op nihil;
[benadeelde 2] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 17.317,53;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 17.317,53 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 85 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door Mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2022.

Bijlage I:

DE TENLASTELEGGING

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
1. het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht, en/of
2. het plegen van (gewoonte)witwassen als bedoeld in artikel 420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht, en/of
3. het plegen van heling van niet-openbare gegevens als bedoeld in artikel 139g Wetboek van Strafrecht, en/of
4. het plegen van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab Wetboek van Strafrecht;
(art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2:
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020, te Amersfoort en/of te Veendam en/of Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meerdere personen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten een of meer geldbedragen, in totaal 407.938,87 EURO, althans enig geldbedrag,
te weten;
1. [benadeelde 16] tot afgifte van 19.000 EURO (aangifte PL0900-2019203323), althans enig geldbedrag, en/of
2. [benadeelde 5] tot afgifte van 9.500,- EURO (aangifte PL1300-2019146677), althans enig geldbedrag, en/of
3. [benadeelde 6] tot afgifte van 4.841,- EURO (aangifte PL1100-2019135824), althans enig geldbedrag, en/of
4. [benadeelde 7] tot afgifte van 4.846,- EURO (aangifte PL0600-2019328681), althans enig geldbedrag, en/of
5. [benadeelde 8] tot afgifte van 8.000,- EURO (aangifte PL2300-2019128766), althans enig geldbedrag, en/of
6. [benadeelde 13] tot afgifte van 84.280,- (aangifte PL0600-2019568197), althans enig geldbedrag, en/of
7. [benadeelde 9] tot afgifte van 9.009,- EURO (aangifte PL0600-2019566267), althans enig geldbedrag, en/of
8. [benadeelde 10] tot afgifte van 5.675,- EURO (aangifte PL1700-2020010052), althans enig geldbedrag, en/of
9. [benadeelde 11] tot afgifte van 51.102,- EURO (aangifte PL0900-2019391708), althans enig geldbedrag, en/of
10. [benadeelde 12] tot afgifte van 37.633,‐ EURO (aangifte PL1100-2020002586), althans enig geldbedrag, en/of
11. [benadeelde 1] tot afgifte van 9.487,- EURO (aangifte PL1700-2020008830), althans enig geldbedrag, en/of
12. [benadeelde 14] tot afgifte van 82.000,- EURO (aangifte PL0600-2020010031), althans enig geldbedrag, en/of
13. [benadeelde 15] tot afgifte van 27.478,- EURO (aangifte PL1700-2020008062) , althans enig geldbedrag, en/of
14. [benadeelde 2] tot afgifte van 7.658,36 EURO (aangifte PL2300-2020077694), althans enig geldbedrag, en/of
15. [benadeelde 3] tot afgifte van 23.360,- EURO (aangifte PL1500-2020137780), althans enig geldbedrag, en/of
16. [benadeelde 4] tot afgifte van 24.069,51,- EURO (aangifte PL2100-2020109274), althans enig geldbedrag;
door (telkens) voorgenoemd(e) geldbedrag(en) op/naar bankrekeningen van een of meerdere zogenaamde money-mules te (laten) storten/over te (laten) boeken, waarna voorgenoemd(e) geldbedrag(en) opgenomen werden bij verschillende bankautoma(a)t(en) door verdachte en/of een of meerdere mededaders, en/of
door (telkens)
- een of meerdere van de voorgenoemde personen een e-mail te sturen waarin werd medegedeeld dat een “nieuwe incassant is gemachtigd” van de bankrekening van die voorgenoemde personen en/of (vervolgens) die personen telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank, en/of
- een of meerdere van de voorgenoemde personen (direct) telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank, en/of
- ( daarbij) een telefoonnummer welke afkomstig leek te zijn van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank, een zogenaamd gespoofed telefoonnummer, te (laten) gebruiken, en/of
- voorgenoemde personen te verwijzen naar de website van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank ter controle/herkenning van het telefoonnummer waarmee werd gebeld, en/of
- ( vervolgens) voorgenoemde personen mede te delen dat de bankrekening van voorgenoemde personen gehackt zou zijn en/of dat er een (grote) incasso en/of geld overboeking naar het buitenland en/of een ander, zou gaan plaatsvinden en/of dat er getracht is geld van de bankrekening te halen, en/of
- voorgenoemde personen mede te delen dat het geld op de bankrekening van voorgenoemde personen veiliggesteld kon worden door dat geld over te boeken naar een of meerdere zogenaamde (beveiligde) kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen, en/of
- ( vervolgens) aan voorgenoemde personen telefonisch door te geven naar welke zogenaamde kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen het geld overgeboekt kon worden, en/of
- een of meerdere voorgenoemde personen het programma Teamviewer te laten installeren om het overboeken naar de zogenaamde kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen te vergemakkelijken, opdat voorgenoemde personen het geld niet zouden kwijt raken;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders,
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 407.938,87 EURO, voorhanden gehad en/of verworven en/of omgezet en/of overgedragen en/of
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 407.938,87 EURO gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) dat voorgenoemde voorwerp(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
(telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders,
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 407.938,87 EURO, voorhanden gehad en/of verworven en/of omgezet en/of overgedragen en/of
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 407.938,87 EURO gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 420quater lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
Feit 4:
hij, op of omstreeks 18 mei 2020 te Amersfoort, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging meteen ander(en), althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft een hoeveelheid (7 ponypacks), althans een (aantal) gebruikers hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende
cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde telkens (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Bijlage II:

DE BEWIJSMIDDELEN

De rechtbank stelt de redengevende feiten en omstandigheden vast op basis van de volgende wettige bewijsmiddelen [4] . Deze bewijsmiddelen worden slechts gebruikt voor het feit/de feiten waarop zij blijkens de inhoud betrekking hebben.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft het volgende gerelateerd:
Op maandag 18 mei 2020 omstreeks 07:20 uur, hield ik op de locatie [adres]
, [woonplaats] , als verdachte aan:
Achternaam : [medeverdachte 1]
Voornamen : [voornamen]
Geboren : [1989]
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Pakistan
Geslacht : Man
Nationaliteiten : Nederlandse en Pakistaanse
Adres : [adres]
Postcode plaats : [woonplaats] [5]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben het volgende gerelateerd:
Op maandag 18 mei 2020 om 07:01 uur, hebben wij,(…) aangehouden:
[verdachte] ,
Geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
Wonende [adres] te [woonplaats] . [6]
Verbalisanten, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben het volgende gerelateerd:
Op dinsdag 2 juni 2020 omstreeks 07:45 uur, hielden wij (..) aan:
Achternaam : [medeverdachte 5]
Voornamen : [voornamen]
Geboren : [1994]
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Afghanistan
Geslacht : Vrouw
Nationaliteit : Nederlandse
Adres : [adres]
Postcode plaats : [woonplaats] [7]
[benadeelde 16] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 5 juli 2019 heb ik een e-mail ontvangen van de ABN Amro bank. Deze e-mail ging over een machtiging om periodiek geld van mijn rekening af te schrijven. Ik werd toen gebeld op mijn mobiele nummer. [8] Ik kreeg een man aan de telefoon die zich voorstelde als een medewerker van de ABN Amro bank afdeling Security. De man wilde mij helpen mijn geld veilig te stellen. De man heeft mij via de telefoon bankrekeningnummer [rekeningnummer] genoemd ten name van [rekeninghouder 4] . [9] Ik heb naar dit bankrekening nummer een bedrag van € 9.500,- overgemaakt. De man gaf mij via de telefoon het tweede bankrekeningnummer. Ik heb naar dit bankrekening nummer € 9.316,35 overgemaakt. Het was inmiddels half drie. [10]
In een aangifte van ING bank staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Met betrekking tot betaalrekening [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 4] :
Op 5 juli 2019 is het volgende bedrag bijgeschreven en contant opgenomen:
Bijgeschreven:
- € 9.500,- afkomstig van [benadeelde 16] , [rekeningnummer] ;
Opgenomen:
- € 1.000,- om 16:05 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 16:08 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 16:09 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 16:10 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 16:11 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 16:12 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 16:13 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 100,- om 16:14 uur op het Neptunusplein te Amersfoort. [11]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van gedane aangifte van de ING-bank en aangever [benadeelde 16] kreeg ik de beschikking over de videobeelden van de pintautomaat aan het Neptunusplein te Amersfoort. Ik zag dat op 5 juli 2019 om 16:03 uur een manspersoon in beeld kwam. Ik zag dat dit de mij bekende [verdachte] betrof. Ik zag dat [verdachte] een ING-bankpas in de automaat stopt en om 16:05 uur een 1e transactie doet waarna hij weer wegloopt. Ik zag [verdachte] om 16:08 uur weer in beeld verschijnen en aansluitend een aantal transacties uitvoeren. Tijdens het pinnen is [verdachte] aan het telefoneren. Ik zag dat verdachte om 16:14 uur weer vertrok. [12]
[benadeelde 5] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 8 juli 2019 ontving ik een e-mail die er qua lay-out en logo uitzag alsof hij van de ABN Amro afkomstig was. In deze e-mail stond dat een derde partij gemachtigd was op periodiek geld van mijn rekening af te halen. Indien dit niet terecht was, moest ik klikken op een link in de e-mail. Ik klikte op de link en kwam terecht op een website die eruit zag alsof hij van de ABN Amro was. Omstreeks 17:00 uur werd ik gebeld door iemand van de afdeling Security van de ABN Amro. [13] Hij zei dat hij mij stap voor stap ging helpen om mijn geld veilig te stellen. Ik heb in totaal twee keer € 4.750,- overgemaakt naar een ING rekening. In totaal is € 9.500 euro van mijn rekening gehaald. [14]
In een aangifte van ING bank staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Met betrekking tot betaalrekening [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 5] :
Op 8 juli 2019 is het volgende bedrag bijgeschreven en contant opgenomen:
Bijgeschreven:
- € 4.850,- om 17:43 uur, afkomstig van [benadeelde 5] , [rekeningnummer] ;
Opgenomen:
- € 1.400,- om 17:46 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 17:47 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 17:47 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 640,- om 17:48 uur op het Neptunusplein te Amersfoort. [15]
Met betrekking tot betaalrekening [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 6] :
Op 8 juli 2019 is het volgende bedrag bijgeschreven en contant opgenomen:
Bijgeschreven:
- € 4.850,- om 17:18 uur, afkomstig van [benadeelde 5] , [rekeningnummer] ;
Opgenomen:
- € 1.400,- om 17:19 uur op de Beurs te Amersfoort;
- € 1.400,- om 17:20 uur op de Beurs te Amersfoort;
- € 1.400,- om 17:21 uur op de Beurs te Amersfoort;
- € 650,- om 17:22 uur op De Beurs te Amersfoort. [16]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van gedane aangifte van de ING-bank en aangever [benadeelde 5] kreeg ik de beschikking over de videobeelden van de pintautomaat aan het Neptunusplein te Amersfoort. Ik zag dat op 8 juli 2019 om 17:45 uur een manspersoon in beeld kwam. Ik zag dat dit de mij bekende [verdachte] betrof. Ik zag dat [verdachte] een oranje bankpas, een ING-bankpas, in de automaat stopt. Tijdens het pinnen kijkt [verdachte] opvallend vaak op zijn telefoon. Ik zag dat er vier geldopnames werden gedaan en dat verdachte om 17:49 uur weer vertrok. [17]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft– zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van gedane aangifte van de ING-bank en de aangever [benadeelde 5] kreeg ik
de beschikking over de videobeelden van de betrokken pinautomaat aan de Beurs te Amersfoort.
Ik zag dat op 8 juli 2019 om 17:19 uur de mij ambtshalve bekende [verdachte] in beeld kwam. Ik zag hem op zijn telefoon kijken en richting de pinautomaat lopen. Ik zag dat [verdachte] een oranje bankpas, een ING-bankpas, in de automaat stopt. Ik zag dat er vier geldopnames werden gedaan en dat verdachte om 17.22 uur weer vertrok. [18]
[benadeelde 6] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 9 juli 2019 om 20:17 uur kreeg ik een e-mail van de ABN Amro bank. Hierin stond met grote letters bovenaan: Uw vermogen veiligstellen. Dezelfde avond werd ik gebeld door de ABN Amro bank. Hij heeft gezorgd dat ik een bedrag van € 4.841,- heb overgemaakt naar [rekeninghouder 7] [rekeningnummer] , omschrijving veiligstellen betaalverzoek. Ik moest hiervoor inloggen op internet bankieren. Ik heb toen met mijn identifier mijn code ingevoerd en het geld overgemaakt. [19]
In een aangifte van ING bank staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Met betrekking tot betaalrekening [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 7] :
Op 9 juli 2019 is het volgende bedrag bijgeschreven en contant opgenomen:
Bijgeschreven:
- € 4.841,- om 20:40 uur, afkomstig van [benadeelde 6] , [rekeningnummer] ;
Opgenomen:
- € 1.400,- om 20:58 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 20:59 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 1.400,- om 21:00 uur op het Neptunusplein te Amersfoort;
- € 640,- om 21:01 uur op het Neptunusplein te Amersfoort. [20]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van gedane aangifte van de ING-bank en de aangever [benadeelde 6] kreeg ik de beschikking over de videobeelden van de betrokken pinautomaat aan het Neptunusplein te Amersfoort. Ik zag dat op 9 juli om 20:58 uur een manspersoon in beeld kwam. Ik zag dat dit de mij ambtshalve bekende [verdachte] betrof. Ik zag dat [verdachte] een oranje bankpas in de automaat stopte. Tijdens het pinnen is [verdachte] aan het telefoneren. Ik zag dat er vier geldopnames werden gedaan en dat verdachte om 21:01 uur vertrok. [21]
[benadeelde 7] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 17 juli 2019 omstreeks 16:20 uur zag ik dat ik een e-mail had van de Rabobank. Ik las dat ik een derde partij gemachtigd had periodiek geld van mijn bankrekening van de Rabobank af te trekken. Wanneer dit niet terecht zou zijn moest ik een link aanvinken om de automatische betaling stop te zetten. Op het moment dat ik de link opende, zag ik dat ik op de site van de Rabobank kwam. Ik zag dat het bedrijf dat geld probeerde te incasseren van mijn betaalrekening ‘ [bedrijf 3] ’ betrof. [22] Ik zag dat ik om 16:25 uur nog een e-mail ontving van de Rabobank. Ik zag dat hierin de bevestiging stond dat ik om een terugbel verzoek had gevraagd. Niet veel later werd ik gebeld door een mij onbekend persoon die aangaf dat hij van de security afdeling van de bank was. Ik hoorde dat hij mij vertelde dat de Rabobank het te innen bedrag zou overmaken naar een, zoals hij dit benoemde, veilige rekening van de Rabobank zelf. [23] Kort hierna zag ik een betalingsoverzicht op mijn computer van de bank. Hierin stond dat het veilig gestelde bedrag van € 4.846,- was veilig gesteld bij de ING-bank:
- mijn rekening: [rekeningnummer]
omschrijving: [omschrijving]
- transactiereferentie: 17-07-2019 16:38. [24]
In een aangifte van ING bank staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Met betrekking tot betaalrekening [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 8] :
Op 17 juli 2019 is het volgende bedrag bijgeschreven en contant opgenomen:
Bijgeschreven:
- € 4.864,- om 16:38 uur, afkomstig van [benadeelde 7] , [rekeningnummer] , omschrijving veiligstellen;
Opgenomen:
- € 1.400,- om 16:40 uur in de Johannes Vermeerstraat;
- € 1.400,- om 16:41 uur in de Johannes Vermeerstraat;
- € 1.400,- om 16:42 uur in de Johannes Vermeerstraat;
- € 660,- om 16:43 uur in de Johannes Vermeerstraat. [25]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van gedane aangifte van de ING-bank en de aangever [benadeelde 7] kreeg ik de beschikking over de videobeelden van de betrokken pinautomaat aan de Johannes Vermeerstraat te Maarssen. Ik zag dat op 17 juli om 16:40 uur een manspersoon in beeld kwam. Ik zag dat dit de mij ambtshalve bekende [verdachte] betrof. Ik zag dat [verdachte] een oranje bankpas, vermoedelijk een ING-bankpas, in de automaat stopte en een transactie deed. Tijdens het pinnen kijkt [verdachte] opvallend vaak op zijn telefoon. Ik zag dat er meerdere geldopnames werden gedaan en dat verdachte om 16:43 uur vertrok. [26]
[benadeelde 8] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 24 juli 2019 werd ik gebeld door ING. Zij hadden geconstateerd dat ik aan een derde partij machtiging had gegeven om periodiek geld van mijn rekening af te schrijven. Zou dit niet kloppen, dan op de link klikken om het bedrag terug te storten. Via een TAN-code, die hij mij gaf, zou hij het bedrag op de veilige rekening zetten. [27] Het geld, in totaal een bedrag van € 8.000,-, dat werd afgeschreven van mijn bankrekening [rekeningnummer] is geheel mijn eigendom. [28]
In een aangifte van ING bank staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Met betrekking tot betaalrekening [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 9] :
Op 24 juli 2019 zijn de volgende bedragen bijgeschreven en contant opgenomen:
Bijgeschreven:
- € 4.000,- om 13:02 uur, afkomstig van [benadeelde 8] , [rekeningnummer] , omschrijving veiligstellen;
- € 4.000,- om 13:07 uur, afkomstig van [benadeelde 8] , [rekeningnummer] , omschrijving veiligstellen.
Opgenomen:
- € 1.400,- om 13:14 uur op de Beurs te Amersfoort;
- € 1.400,- om 13:15 uur op de Beurs te Amersfoort;
- € 1.400,- om 13:16 uur op de Beurs te Amersfoort;
- € 1.400,- om 13:17 uur op de Beurs te Amersfoort;
- € 1.400,- om 13:17 uur op de Beurs te Amersfoort;
- € 1.100,- om 13:18 uur op de Beurs te Amersfoort;
- € 660,- om 16:43 uur in de Johannes Vermeerstraat. [29]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van gedane aangifte van de ING-bank en de aangever [benadeelde 8] kreeg ik de beschikking over de videobeelden van de betrokken pinautomaat aan de Beurs te Amersfoort. Ik zag dat op 24 juli om 13:13 uur een manspersoon in beeld kwam. Ik zag dat dit de mij ambtshalve bekende [verdachte] betrof. Ik zag dat er een aantal geldopnames werden gedaan en dat verdachte om 13:18 uur vertrok. [30]
[benadeelde 13] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 13 december 2019 tegen de avond werd ik gebeld door [zogenaamde medewerker 1] . Hij vertelde dat er een cyber aanval op mijn computer was geweest. Hij vertelde dat hij mij dringend adviseerde om een deel van mijn saldo over te hevelen. [31] Ik besloot zijn instructies te volgen en boekte het geld over naar de rekeningen die op de bijlagen zijn vermeld.
Op 14 december 2019 omstreeks 09:00 uur werd ik gebeld door [zogenaamde medewerker 2] van de ABN Amro. Hij deelde mij mee dat men had getracht ’s nachts € 3.000,- van mijn rekening af te halen. Hij adviseerde mij om mijn saldo veilig op kluisrekeningen te zetten. Ik ging met hem mee en boekte wederom kleine bedragen naar rekeningnummers.
Ik ben opgelicht voor een bedrag van ongeveer € 87.000,-. [32]
Op bankafschriften zijn de overboekingen te zien vanaf de ING rekening van [benadeelde 13] op 13 december 2019. [33]
Op bijgevoegde bankafschriften zijn de overboekingen te zien vanaf de ABN Amro rekening op 13 december 2019 en 14 december 2019. Op 13 december 2019 hebben de volgende overboekingen plaatsgevonden:
- € 933,- naar [aangeefster] ;
- € 993,- naar [aangeefster] ;
- € 978,- naar [aangeefster] ;
- € 926,- naar [aangeefster] [34]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Door [aangeefster] is aangifte gedaan van misbruik van haar bankpas. Van de Rabobank werden camerabeelden ontvangen van een contante opname van bankrekening [rekeningnummer] ten name van [aangeefster] op 13 december 2019. Op de beelden van beide camera’s is een manspersoon te zien, die ik herken als de verdachte [verdachte] . Te zien is dat verdachte aan komt lopen naar de geldautomaat en geld opneemt. Op meerdere momenten kijkt verdachte [verdachte] op de telefoon die hij in zijn rechterhand houdt. [35]
[benadeelde 9] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 17 december 2019 omstreeks 14:40 uur werd ik gebeld. Ik hoorde dat er aan de andere kant van de lijn een man zich voorstelde als een werknemer van de ABN Amro bank. Hij vertelde mij dat er € 900,- van mijn rekening afgeschreven zou worden en dat hij dit wilde voorkomen. Ik hoorde dat ik het geld kon overmaken op het volgende rekeningnummer: [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 10] . [36]
Ik heb in totaal in 5 keer geld overgemaakt naar het eerder genoemde rekeningnummer.
In totaal heb ik € 9.099,- overgemaakt. [37]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb beelden opgevraagd van beveiligingscamera’s van de ABN Amro, gegevens automaat S1V438 te De Bilt. Wij ontvingen twee keer beelden met tijdstip 15:09 uur en 15:14 uur op 17 december 2019.
Verbalisant [verbalisant 9] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op basis van de aangifte van aangever [benadeelde 9] vordert team IJsselstreek van eenheid Oost-Nederland beelden van pinautomaat S1V438 in De Bilt waar de buitgemaakte gelden gepind worden. Op de beelden herken ik verdachte [verdachte] . [38]
[benadeelde 10] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 januari 2020 omstreeks 13:30 uur werd ik gebeld. Ik hoorde dat de man zich voorstelde als [zogenaamde medewerker 2] van de fraude afdeling van de ABN Amro bank. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat was geprobeerd € 4.400,- van mijn rekening af te halen. [39] De man vertelde mij dat ik mijn geld in kleine bedragen over moest schrijven naar een kluisrekening met nummer [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder 11] . Ik heb € 5.700,- gestort. [40]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Van ABN Amro bank zijn de beelden verzocht van 28 pintransacties welke hebben plaatsgevonden in de periode eind 2019 tot begin 2020. Ik heb de beelden onderzocht. [41]
Moneymule rekening: [rekeningnummer]
TNG Mule rekening: [rekeninghouder 11]
Datum + Tijdstip Cash-out: 04-01-2020 14.11 tot 14.12 uur
Bedrag Cash-out: € 1890,-
Identiteit Casher: [verdachte] . [42]
[benadeelde 11] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 28 december 2021 omstreeks 15:30 uur ging de telefoon en werd gezegd: “U spreekt met ABN Amro afdeling fraude en wij zien dat geprobeerd wordt om uw rekening te plunderen. Mijn vrouw vroeg zijn naam en het telefoonnummer stond in het scherm. Mijn vrouw zei: “Hoe weten we dat, straks ben jij ook een crimineel”. Daarop antwoordde hij: “Controleert u het nummer maar”. Dat was in orde. Hij vertelde dat hij het geld in kleine bedragen wilde overboeken naar diverse rekeningen, zodat criminelen er niet bij konden komen. Hij vroeg of wij het zelf wilden overboeken of dat hij het voor ons zou doen, maar dan moest wel Team Viewer geïnstalleerd worden op de computer. Dat installeerden wij. Vervolgens werden er bedragen van € 1.800,- tot € 1.895,- per keer overgemaakt, waarbij wij zelf iedere keer de codes moesten invullen via een identifier. De namen en rekeningnummers zijn:
- [money-mule 1] , [rekeningnummer] , 2x.
Tegen 21:00 uur was het klaar. Wij bedankten hem en zijn collega. Het totale bedrag bedraagt € 51.102,-. [43]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Van ABN Amro bank zijn de beelden verzocht van 28 pintransacties welke hebben plaatsgevonden in de periode eind 2019 tot begin 2020. Ik heb de beelden onderzocht. [44]
Moneymule rekening: [rekeningnummer]
TNG Mule rekening: [money-mule 1]
Locatie Cash-Out: Hessenweg 180 De Bilt_
Datum + Tijdstip Cash-out: 28 dec 2019 - 20:33 tot 20:35 uur 2x, totaal € 3.780,- Identiteit Casher: [verdachte] . [45]
Moneymule rekening: [rekeningnummer]
TNG Mule rekening: [money-mule 1]
Locatie Cash-Out: Wouda 5 Amersfoort_
Datum + Tijdstip Cash-out: 28 dec 2019 – 22.29 tot 22.30 uur 1x, totaal € 1450,-
Identiteit Casher: [verdachte] . [46]
[benadeelde 12] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 3 januari 2020 omstreeks 13:24 uur ontving ik een telefonische oproep. Ik hoorde een man tegen mij zeggen dat hij namens de ABN Amro bank belde. Ik hoorde dat er door de bank was geconstateerd dat hackers bezig waren op mijn bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Ik hoorde de man zeggen dat ik kon kiezen om mijn geld over te maken naar een beveiligde kluis. Ik kreeg toen een andere man aan de lijn die mij verder zou helpen. [47] Bedragen zijn overgeboekt voor een totaal van € 9.378,-, naar:
[rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder 12] € 9378,- (1887+1893+1882+1898 +1818
[rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder 13] € 9410,- (1892+1878+1884+1896+1860). [48]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Van ABN Amro bank zijn de beelden verzocht van 28 pintransacties welke hebben plaatsgevonden in de periode eind 2019 tot begin 2020. Ik heb de beelden onderzocht. [49]
Moneymule rekening: [rekeningnummer]
TNG Mule rekening: [rekeninghouder 12]
Datum + Tijdstip Cash-out: 03-01-2020 13.53 tot 14.05 uur
Aantal pintransacties 4x
Bedrag Cash-out_€ 9.430,-
Identiteit Casher: [verdachte] . [50]
Moneymule rekening [rekeningnummer]
TNG Mule rekening: [rekeninghouder 13]
Datum + Tijdstip Cash-out 03-01-2020 14.44 tot 14.55 uur
Aantal pintransacties 4 of 5 x
Bedrag Cash-out € 9410,-
Identiteit Casher [verdachte] . [51]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de IPhone 6S van [medeverdachte 1] stuitte ik op de notitie die voor het laatst bleek te zijn aangepast op 3 januari 2020:
P
1887
1893
1882
1898
1880
K
1897
1883
1892
1888
1870
R
1896
1894
1899
1897
1898
P
1499
1498
1497
1490
1495
1494
Duiding notitie:
Deze getallen komen overeen met de stortingen zoals gedaan door verschillende slachtoffers van 3 januari 2020.
In de zaak [benadeelde 12] werd geld overgemaakt naar money mule [rekeninghouder 12] , in totaal € 9.378,-(1887, 1893, 1882, 1808, 1818, exact dezelfde bedragen als op de notitie onder P).
In de zaak [benadeelde 12] werd geld overgemaakt naar money mule [benadeelde 4] , in totaal € 9.430,-
(1897, 1883, 1892, 1888, 1870, exact dezelfde bedragen als op de notitie onder K). [52]
[benadeelde 14] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik werd op 4 januari 2020 om 17:30 uur gebeld door de heer [zogenaamde medewerker 2] van de ABN Amro bank van de fraude afdeling. Hij vertelde dat er geprobeerd was om geld van mijn rekening af te halen. Ik moest mijn geld op een zogenaamde kluisrekening zetten. Ik hoorde dat de heer [zogenaamde medewerker 2] mij verschillende namen van rekeninghouders en de daarbij behorende rekeningnummers telefonisch opgaf. [53] Ik ben ongeveer drie uur bezig geweest. Ik ben begonnen na 17:30 uur om het geld, ruim € 82.000,-, over te maken op onderstaande rekeningen:
- [rekeninghouder 14] (
de rechtbank begrijpt: [rekeninghouder 14]), [rekeningnummer] , 5x een bedrag overgemaakt van € 1.812, € 1.856, € 1.843, € 1.877 en € 1.856,-. [54]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Van ABN Amro bank zijn de beelden verzocht van 28 pintransacties welke hebben plaatsgevonden in de periode eind 2019 tot begin 2020. Ik heb de beelden onderzocht. [55]
Moneymule rekening: [rekeningnummer]
TNG Mule rekening: I. [rekeninghouder 14] ,
Datum + Tijdstip Cash-out: 04-01-2020 18.25 tot 18.39 uur
Aantal pintransacties 4x
Bedrag Cash-out: € 9.210,-
Identiteit Casher: [verdachte] . [56]
[aangever 3] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 7 januari 2020 werd ik gebeld. Ik hoorde een stem van een man die zei dat hij medewerker van de ABN Amro bank was, afdeling fraudezaken. Hij zei mij dat mijn computer waarschijnlijk gehackt was en dat ik mijn geld welke ik bij de bank had veilig moest stellen. Ik heb het nummer van de man gecontroleerd en dit nummer bleek inderdaad van de fraude helpdesk te zijn. Er was ook nog een medewerker in de persoon van [zogenaamde medewerker 3] . Ik zal hem dader 2 noemen. Dader 2 zou ook bij het fraudeteam werken. [57] Vervolgens verzocht de dader mij geld naar bepaalde rekeningen over te boeken. Ik kreeg de volgende namen en rekeningen medegedeeld:
- [rekeninghouder 15] , rekeningnummer [rekeningnummer] ; naar deze rekening heb ik 5x een bedrag overgemaakt variërend in bedragen van € 1.873,- tot en met € 1.891;
- [rekeninghouder 16] met rekeningnummer [rekeningnummer] : naar deze rekening heb ik 5x een bedrag overgemaakt variërend in bedragen van € 1.841,- tot en met € 1.889,-.
Ik heb voor een totaalbedrag van € 27.478,- overgemaakt. [58]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Van ABN Amro bank zijn de beelden verzocht van 28 pintransacties welke hebben plaatsgevonden in de periode eind 2019 tot begin 2020. Ik heb de beelden onderzocht. [59]
Moneymule rekening: [rekeningnummer]
TNG Mule rekening: [rekeninghouder 16] ,
Datum + Tijdstip Cash-out: 07-01 -2020 13.28 tot 13.39 uur
Aantal pintransacties: 4x
Bedrag Cash-out: € 9.360,-
Identiteit Casher: [verdachte] . [60]
Moneymule rekening: [rekeningnummer]
TNG Mule rekening: [rekeninghouder 15]
Datum + Tijdstip Cash-out: 07-01-2020 13:50 uur tot 14:01 uur
Aantal pintransacties: 4x
Bedrag Cash-out: : € 9.400,- [61]
[benadeelde 2] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 13 mei 2020 omstreeks 13:00 uur werd ik gebeld. Ik nam op en ik had iemand aan de lijn die zich voordeed als medewerker van de ING bank. De man gaf aan dat we vermoedelijk gehackt waren en dat ons spaargeld naar een veilige rekening overgeboekt moest worden. [62] Na een aantal keren proberen lukte het om in te loggen via de ING bank. Toen gaf de man een code door die ik moest opschrijven. Dit was: [code] code en daarna [code] code. Dit was de code van de zogenaamde veilige rekening waar ons geld tijdelijk naar overgeboekt zou worden. Op dat moment zagen ik en mijn vrouw dat onze computer was overgenomen en er gebeurde van alles op het scherm. De man vertelde toen dat hij klaar was met het geld overzetten naar de zogenaamde veilige rekening. [63]
Op rekeningafschriften is – zakelijk weergegeven - het volgende te zien:
Afschrift van bankrekeningnummer ABN Amro bank [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 2] d.d. 13 mei 2020:
- afschrijving € 9.218,83 naar [rekeningnummer] ten name van [code] ;
- afschrijving € 153,02 naar [rekeningnummer] ten name van [code] ; [64]
Afschrift van bankrekeningnummer ING bank [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 2] d.d. 13 mei 2020:
- afschrijving € 7.658,36 naar [rekeningnummer] ten name van [code] ;
- afschrijving € 287,32 naar [rekeningnummer] ten name van [code] . [65]
Verbalisant [verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik deed nader onderzoek naar een tweetal inbeslaggenomen telefoons van verdachte [verdachte] . [66]
Ik zie twee afbeeldingen van een lockscreen met daarop de pop up berichten van diverse stortingen en afschrijvingen van een ING rekening eindigend op [rekeningnummer] :
Datum en tijdstip afbeelding pop ups: 13 mei, 14:04 uur.
- bijschrijving € 9.218,83 op rekening [rekeningnummer] van [benadeelde 2] (1 minuut geleden);
- bijschrijving € 153,02 op rekening [rekeningnummer] van [benadeelde 2] (3 minuten geleden).
Tijdstip pop ups: 14:20 uur:
- afschrijving € 1.370,- (11 minuten geleden);
- afschrijving € 2.000,- (12 minuten geleden);
- afschrijving € 2.000,- (13 minuten geleden);
- afschrijving € 2.000,- (14 minuten geleden);
- afschrijving € 2.000,- (15 minuten geleden). [67]
[aangever 4] heeft als aangever, mede namens [benadeelde 3] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben samen met mijn echtgenoot [benadeelde 3] houder van Rabobankrekening [rekeningnummer] . [68] Op 12 mei 2020 om 18:28 uur werd ik gebeld met een nummer eindigend op -00. Ik weet dat het nummer van de Rabobank eindigt op -00. Ik kreeg een man aan de lijn die zich voorstelde als medewerker van de Rabobank. Hij zei dat iemand had geprobeerd om € 4.000,- van mijn rekening af te schrijven. De man bood aan om mijn geld veilig te stellen. Hiervoor moest ik zijn aanwijzingen opvolgen. Ik moest een bedrag van € 23.360,- overmaken naar [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] B.V.. [69]
Verbalisant [verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik deed nader onderzoek naar een tweetal inbeslaggenomen telefoons van verdachte [verdachte] . [70]
Ik zie een afbeelding met daarop een bankpas van de ING op naam van [bedrijf 1] . Tevens zie ik een afbeelding van de ING-app van dezelfde rekening.
Ik zie dat er een bedrag van € 23.360,- euro bijgeschreven is door [benadeelde 3] . Tevens zie ik vijf cashopnames bij een pinautomaat in Arnhem.
Op de printscreen met bij- en afschrijvingen is het volgende te zien:
Zakelijke rekening [bedrijf 1] BV [rekeningnummer]
- Geldmaat Hanzestraat Arnhem - € 2.000,- afgeschreven;
- Geldmaat Hanzestraat Arnhem - € 2.000,- afgeschreven;
- Geldmaat Hanzestraat Arnhem - € 2.000,- afgeschreven;
- Geldmaat Hanzestraat Arnhem - € 2.000,- afgeschreven;
- Geldmaat Hanzestraat Arnhem - € 2.000,- afgeschreven;
- [benadeelde 3] - € 23.360,- bijgeschreven. [71]
[benadeelde 4] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 12 mei 2020 omstreeks 12:30 uur werd ik gebeld. Ik kreeg een man aan de lijn die zei dat hij werkte voor de Rabobank. De man vertelde mij dat de bankrekeningen door criminelen zouden worden leeggehaald. De Rabobank had daarvoor een bankkluisrekening waarop klanten tijdelijk hun geld kunnen storten. [72] Ik moest de volgende bedragen van die man overmaken, de gegevens gaf die man mij telefonisch door:
- € 14.357,- naar [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder 17] ;
- € 9.712,51 naar [rekeningnummer] ten name van [money-mule 2] . [73]
Verbalisant [verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik deed nader onderzoek naar een tweetal inbeslaggenomen telefoons van verdachte [verdachte] . [74]
Goednummer: 014, IPhone 7. [75]
Ik zie een afbeelding van een ING-bankpas op naam van Dhr. [money-mule 2] met rekeningnummer [rekeningnummer] . Van [rekeninghouder 17] zie ik een
schermafbeelding waarbij € 4.077,72 wordt afgeschreven.
Op de printscreen is het volgende te zien:
Betaalrekeningen mijn.ing.nl
Hr [rekeninghouder 17] - € 4.077,72 afgeschreven. [76]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben betrokken geweest bij het pinnen. Als ik ben herkend op beelden van pinautomaten, kan het kloppen dat ik de pinner ben, met uitzondering van de zaak [benadeelde 11] . Ik kreeg te horen wanneer ik moest gaan pinnen. Ook kreeg ik te horen hoeveel ik moest pinnen. Ik kreeg 10% van de opbrengst. Andere mensen regelden meestal de pinpassen. Het kan zo zijn dat ik een klein aandeel van de pinpassen zelf heb geregeld. Daar waar ik in chats en telefoongesprekken spreek over het regelen van spa’s, bedoel ik inderdaad het regelen van pinpassen. Orra is waarschijnlijk ING. Het kan ook zijn dat er filmpjes op mijn telefoon zijn aangetroffen die zijn gebruikt om aan passen te komen. Het klopt dat [bijnaam verdachte] mijn bijnaam is. Het klopt ook dat de IPhone SE (goednummer 013) en de IPhone 7 (goednummer 014), die in het dossier aan mij worden gekoppeld, van mij zijn. [77]
Verbalisant [verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik deed onderzoek naar de data op een tweetal inbeslaggenomen telefoons van verdachte [verdachte] (013 en 014). [78]
Omschrijving goed: 013, IPhone SE.
Gebruikt telefoonnummer [telefoonnummer] . [79]
In de notes van genoemde telefoon zie ik de volgende notitie:
‘Met niemand praten buiten Wickr om. IEDEREEN maar dan ook IEDEREEN in het team moet een burner iphone. Van drop fixers tot aan pinner. Als pinner zijnde zou ik ook een ANDERE telefoon gebruiken voor inloggen op banken dan waarmee hij met jullie communiceert, dat moet gescheiden zijn. En waarom niet privé telefoon? Omdat ze je privé in de gaten houden alsnog kunnen zien dat je wickrt en mogelijk ook met wie. elefoon voor echt dirty werk gescheiden met communicatie telefoon. Pinner moet bij elke geklaarde vic naar een andere automaat..’ [80]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb onderzoek gedaan naar de inbeslaggenomen Iphone 7 van [verdachte] . [81]
- Op de telefoon trof ik sporen aan welke duiden op het gebruik van de versleutelde chat-applicatie WICKR. Deze Chat is aangetroffen op het toestel. Daarnaast zijn er
whats-app gesprekken gevonden waarin gesproken wordt over het gebruik hiervan. [82]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb onderzoek gedaan naar de inbeslaggenomen iPhone 7 van [verdachte] . [83] Ik trof 20 relevante videofilmpjes aan.
Inhoud videobeelden:
- ‘ [bedrijf 4] , [woonplaats] , Netherlands, meld je pinpas aan 18+, new day, new money’. Opmerking verbalisant: In dit filmpje verplaatst de camera het beeld van het ene naar het andere handtasje. In beide tasjes zitten grote stapels bankbiljetten. [84]
- ‘ Beng je kaarten, alle banken 18+!!’. Opmerking verbalisant: In dit filmpje toont een linkerhand grote stapels bankbiljetten, [85]
- Çhill weekend’. Opmerking verbalisant: In dit filmpje is een grote stapel bankpassen zichtbaar. [86]
Verbalisant [verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik deed onderzoek naar de data op een tweetal inbeslaggenomen telefoons van verdachte [verdachte] (013 en 014). [87]
Omschrijving goed: 013, IPhone SE;
IMEI: [IMEI-nummer] ;
Gebruikt telefoonnummer [telefoonnummer] . [88]
Ik zie een afbeelding van 17 mei 2020 met ‘green gezocht’.
Opmerking verbalisant: Green staat voor ABN Amro passen. [89]
Ik zie een Whatsapp gesprek van 24 april 2020 met telefoonnummer [telefoonnummer] .
- [telefoonnummer] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]): Hey hoor dan bro op n26 en bunq. [90]
- [verdachte] : ik geef geen %en [benadeelde 14] ze gewoon.
- hoeveel
- [verdachte] : bunq 150 n26 250. [91]
- [verdachte] : Jaa ik gebruik als cash kaart, bonk er niet op, bonk alleen op ing abn. [92]
Omschrijving goed: 014, IPhone 7;
IMEI: [IMEI-nummer] . [93]
Ik zie diverse notities met teksten die betrekking hebben op het verkrijgen van bankpassen:
- 13 februari 2020:
Orra (
de rechtbank begrijpt: ING) Green (
de rechtbank begrijpt: ABN Amro)
Heb je een van deze passen pb me dan nu en laten we verdienen!!!! 18+ ALLEEN!
Pb me nu en word vandaag uitbetaald!! [94]
Ik zie op de telefoon talloze afbeeldingen die betrekking hebben op het ronselen van bankpassen, het snel geld verdienen:
- ‘ Heb jij ABN of ING en wil jij vandaag nog €3000 uitbetaald krijgen? 100% risico vrij’. [95]
Verbalisant [verbalisant 11] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Er werd een tweetal taps aangesloten op de volgende imeinummers:
- [IMEI-nummer] (TA001)
- [IMEI-nummer] (TA002)
Uit gedaan onderzoek kwam verdachte [verdachte] naar voren, als zijnde de gebruiker van de telefoons, behorend bij de imeinummers. [96]
TA001, 24 januari 2020, gesprek tussen verdachte [verdachte] en NN1:
- [verdachte] : ik ga ook een paar spa’s (
de rechtbank begrijpt: pinpassen) regelen zo. [97]
TA001, 24 januari 2020, gesprek tussen [verdachte] en NN5931:
- NN: Maar jij hebt die mattie van die (…) een barkie gegeven voor die pas. [98]
TA001, 27 januari 2020, gesprek tussen [verdachte] en NN4917:
- NN: ik heb wel… normale maar ik kan niet met hun over uit komen. Tenzij jij dinges kan doen, als jij dinges kan doen, 10 pro van jouw mensen pakken, dan regel ik voor hun allemaal mooie namen.
- NN: Geloof me. Deze man levert ze dan echt vijf, zes, elke dag. Maar hij doet alleen moeilijk. [99]
TA001, 30 januari 2020, gesprek tussen [verdachte] en NN4719:
- [verdachte] : Ik ga eerlijk blijven. Hij gaat mij nog een seen ora daarna en green. Die green je wel wel, [100]
TA002, 26 januari 2020, gesprek tussen [verdachte] en NNm0081:
- [verdachte] : Limiet tot hoeveel?
- NNm: Tot tien duizend, tijdelijk dag limiet. Geld opnemen he en maak een screenshot, kijk wel of je goede pas uitkiest he, geef die meer passen. [101]
Verbalisant [verbalisant 11] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Er werd een tweetal taps aangesloten op de volgende imeinummers:
- [IMEI-nummer] (TA001)
- [IMEI-nummer] (TA002)
Uit gedaan onderzoek kwam verdachte [verdachte] naar voren, als zijnde de gebruiker van de telefoons, behorend bij de imeinummers. [102]
TA001, 12 maart 2020, gesprek tussen [verdachte] en BB6963:
- NN: Is green ook goed of niet?
- [verdachte] : vanaf maandag man
- NN: en oranje?
- [verdachte] : morgen. [103]
TA001, 13 maart 2020, gesprek tussen NNM3577 en [verdachte] :
- [verdachte] : er zou gewoon werk zijn, maar er is kanker storing, kanker zooi
- [verdachte] : Storing bij banken. [104]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op de Iphone 7 van [verdachte] trof ik een chat aan tussen verdachte [verdachte] en een persoon welke in diens telefoon staat geregistreerd onder de naam ‘M7’ van 13 december 2019 om 04:04 uur. In deze chat vraagt [verdachte] om bankpassen. [verdachte] biedt € 3.000,- per pas. ‘M7’ geeft aan dit wel te kunnen regelen. [105]
Verbalisant [verbalisant 12] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de telefoon van [verdachte] worden belcontacten en Whatsapp gesprekken aangetroffen met ‘ [bijnaam 1] ’ met nummer [telefoonnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat verdachte [medeverdachte 1] gebruik maakt van dit telefoonnummer. [106]
Een chatconversatie tussen [verdachte] en [bijnaam 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) op 14 december 2019 luidt – zakelijk weergegeven – als volgt:
- [medeverdachte 1] , 03:36 uur: Probeer meer te fixen dan één want die man heeft ong 100k nog over.
- [verdachte] , 03:36 uur: Morgen rond 10-11 heb ik wel wat.
- [medeverdachte 1] , 03:38 uur: Niet verslapen want hij wordt precies 09:00 uur gebeld.
- [medeverdachte 1] , 03:38 uur: Gooien we eerst op jouwes, goedmakerje van die ora zeg maar. [107]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 18 mei 2020 vond er op de [adres] te [woonplaats] een doorzoeking in de
woning plaats bij onder andere verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In de woning werden diverse goederen in beslag genomen.
Omschrijving goed:
Goednummer: 20-4008-011-01
Categorie: telefoon, Iphone 1688 6S
IMEI: [IMEI-nummer]
Gebruiker telefoon:
Uit het extractieoverzicht van de telefoon blijkt het volgende:
Dat er in het toestel twee telefoonnummers in gebruik zijn geweest. Op het telefoonnummer [telefoonnummer] heb ik een CIOT bevraging gedaan. Naar aanleiding hiervan kan ik vaststellen dat het telefoonnummer in gebruik is bij [medeverdachte 1] , woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . [108]
Verbalisant [verbalisant 14] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op de IPhone 7 van [verdachte] zijn verschillende screenshots aangetroffen. Ik leid af dat deze screenshots zijn gemaakt met de IPhone 7 van [verdachte] waarop zij zijn aangetroffen.
De screenshots betreffen Snapchat chats met een contactpersoon genaamd ‘R’. [109]
De username van de contactpersoon van twee chats is “ [chatnaam 1] ”. Gezien de inhoud van de chats en de betrokkenheid van [medeverdachte 4] , die zich meestal [bijnaam 2] noemt, kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat de gesprekspartner van [verdachte] hier [medeverdachte 4] betreft. [110]
Inhoud gesprekken:
Chat 8 april 2020, met andere gesprekspartner, [gesprekspartner] , waarin contact [bijnaam 2] wordt genoemd:
- [gesprekspartner] : Fix vandaag 4/5 spa’s. En kom morgen.
- [verdachte] : Is goed.
- [gesprekspartner] : En die chat van mij jou en [bijnaam 2] is kkr heet.. [111]
Chat 13 april 2020, met gesprekspartner [bijnaam 2] :
- [bijnaam 2] : Als ik 50 pro kan geven
- Hoeveel spa’s kan je dan fixen. Praat met beller zeg em je gaat spa’s fixen
Maar hij moet niet eens 20 pro willen.
Chat 20 april 2020 met gesprekspartner [bijnaam 2] :
- [verdachte] : Ik moet weer naar psychiater. En na school
- [bijnaam 2] : Jij moet geld maken morgen dan komtgoed
- [verdachte] : walla walla echt. [112]
Chat 5 mei 2020 met gesprekspartner [bijnaam 2] :
- [verdachte] : Wat is beter bro. Een gebruikte rabo zakelijk. Of een niet gebruikte abn zakelijk?
- [bijnaam 2] : Wann is die gebruikt?
- [bijnaam 2] : Hoe bedoel je met gebruikt? Gooien mensen op.
- [verdachte] : Nee. Bedoel gewoon zakelijk
- [bijnaam 2] : Dat is juist goed. [113]
Chat 11 mei 2020 met gesprekspartner [bijnaam 2] :
- [bijnaam 2] : Fix maar alvast serieuze bellers
- [bijnaam 2] : Na bolle gaan we dan ons team opzetten. We fixen gewoon pandje.
Iemand KVK. Webshop op naam ofzo. Kantoorpandje
Joo. Snapje. 2/3 serieuze geldwolven bellers. En we knallen
NL kaarten N26 en Quppys.
Geven kaarten 50%
Geven bellers 10%
20/20 win
Verbalisant [verbalisant 15] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 10-03-2020, omstreeks 12.41 uur chat [medeverdachte 1] met [telefoonnummer] @s.whatsapp.net.
[telefoonnummer] : kan het op nieuw aangevraagde spa? dan laat ik paar mensen aanvragen
[medeverdachte 1] : zodra je hebt meld me
[telefoonnummer] : doe ik
[telefoonnummer] : 50/50
- [medeverdachte 1] : nee, 40 voor jouw kant, 60 voor onze kant, we zijn met 5 man
[telefoonnummer] : maar hoef niets te doen toch, alleen afstaan?
[medeverdachte 1] : ja, de rest doen wij [115]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Zo heeft [medeverdachte 1] halverwege augustus 2019 veel chatcontact via What’sApp met een persoon welke in zijn toestel staat geregistreerd onder de naam [chatnaam 2] @s. whatsapp.net. [116]
25 aug 2019
[medeverdachte 1] : ken je mannen met pasjes?
[chatnaam 2] : ja
[medeverdachte 1] : alleen nodig abn, ing, rabo, verdeling 60/40, 10k wat erop komt, kunnen vandaag nog gooien [117]
Ook werd er een What’sApp chat aan getroffen tussen een persoon welke gebruikt maakt van het nummer [telefoonnummer] . De naam gekoppeld aan dit telefoonnummer is ‘ [chatnaam 3] ’.
[chatnaam 3] : Abn, normaal, kan je daar iets mee
[medeverdachte 1] : jaaa
[chatnaam 3] : wil 40 procent
[medeverdachte 1] : te veel [118]
[chatnaam 3] : 35
[medeverdachte 1] : ook te veel, want ik moet iemand betalen [119]
Verbalisanten [verbalisant 16] en [verbalisant 11] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 18 mei 2020 werd op de [adres] te [woonplaats] een zoeking gedaan. Tijdens het binnentreden werd [verdachte] aangehouden. Tijdens de doorzoeking werden diverse goederen in beslag genomen:
- (…)
- Horloge, zilverkleurig Bulgari met zwarte wijzerplaat
- (…) [120]
- Tegoedkaart speelsaldo Grand Casino Tiel en Holland Casino klantenkaart
- Stortingsbewijs 400 euro aan bitcoin bij een ATM Amsterdam (cash storting)
- Wirex debit card VISA [rekeningnummer] onder andere bedoeld voor crypto-currency
- Diverse aankoopbewijzen van luxe merken (Bair, Gucci, Louboutin en Bayer), ruim € 4.500,-. [121]
Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 16] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Wij deden onderzoek in een personenauto, zijnde een Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken] . Genoemd voertuig is in beslag genomen bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Uit onderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte] de gebruiker is van de inbeslaggenomen Volkswagen Polo.
In het voertuig werden door ons de volgende goederen aangetroffen welke door ons inbeslaggenomen zijn:
- Zonnebril Louis Vuitton
- Donkergroene Moose Knuckles jas, nieuwwaarde € 995,00
- Zwart bomberjack van Canada Goose
- Dsquared schoenen
- Blauwe spijkerbroek Armani
- Bruine Gucci riem
- Zwarte Gucci riem
- Witte Louboutins sneakers maat 41,5
- Jas Parajumpers XS. [122]
Verdachte heeft op 18 mei 2020 bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb momenteel geen werk. Ik denk dat mijn laatste baan meer dan een jaar terug is geweest. Ik heb nog studiefinanciering, welke twee maanden terug is gestopt. Ik krijg gemiddeld € 1.050,- per maand als inkomen. [123]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik een dure levensstijl had. Die levensstijl werd betaald door wat ik heb verdiend met wat ik heb gezegd. [124]

Bijlage III:

BESLAGLIJST

VE [verdachte]
Afhandelingsvoorstel OvJ Voorwerpnummer Omschrijving
Conservatoir beslag 9 december 2021
MD3R019160_597586
Gucci heuptasje
MD3R019160_597594
1 x 50 2 x 10
MD3R019160_597637
Jas parajumpersZwarte jas met oranje stiksels
MD3R019160_601736
Donkergroene Moose Knuckles jas, nieuwwaarde €995,00
MD3R019160_601738
body warmer
MD3R019160_601739
Sneakers blauw
MD3R019160_601740
Blauwe spijkerbroek Armani
MD3R019160_601742
Bruine Gucci riem
MD3R019160_601743
Zwarte riem van Gucci
MD3R019160_601780
Jas Parajumpers XS
MD3R019160_601781
Witte Louboutins sneakers maat 41,5
Dossier
MD3R019160_597568
Diverse aankoopbewijzen (Balr, Gucci, Louboutin en Bayer)
MD3R019160_597603
Bon van 400 euro cash-in bitcoin atm amsterdam
Onttrekking aan het verkeer
MD3R019160_597616
7 ponypacks met witte substantie
Retour beslagene
MD3R019160_597595
CZ zorgpas op naam van [verdachte]
MD3R019160_597610
OV-chipkaart t.n.v. [verdachte] Visitekaartje van [naam]
Teruggegeven
MD3R019160_597564
Volkswagen
MD3R019160_597565
ABN-Amro
MD3R019160_597567
Digipass voor internetbankieren
MD3R019160_597593
Rijbewijs op naam van [verdachte]
MD3R019160_597601
op naam van [naam] [rekeningnummer]
MD3R019160_597605
KTB [kenteken] t.n.v. [naam]
MD3R019160_597607
Identifier ABN Amro
MD3R019160_597612
PP [verdachte]
MD3R019160_597678
Personenauto [kenteken] Rijdbaar
MD3R019160_605922
Medion computer
Verbeurd verklaren
MD3R019160_597562
Vodafone simkaartje
MD3R019160_597563
2 simkaarten
MD3R019160_597569
Telefoon
MD3R019160_597572
Telefoon
MD3R019160_597574
iPad mini zwart
MD3R019160_597577
Huawei G610 witscherm gebarsten
MD3R019160_597578
Knab bankpas op naam van [rekeninghouder 1] [rekeningnummer]
MD3R019160_597580
Zwarte Samsung in zwart hoesje
MD3R019160_597581
MOBIELE TELEFOON
MD3R019160_597583
Zilverkleurig Bulgari horloge met zwarte wijzerplaat. Zit in
MD3R019160_597585
Alcatel 1054 D geen sim
MD3R019160_597588
Tegoedkaart speelsaldo Gran Casino Tiel
MD3R019160_597591
Kaart van het Hilton hotel, in-uitchecken.
MD3R019160_597596
Visa debit Wirex card
MD3R019160_597597
Klantenkaart Holland Casino geldig tot en met 06-2020
MD3R019160_597599
Hublot Big Bang Geneve
MD3R019160_597604
TELEFOONKAART [nummer] , [nummer]
MD3R019160_597613
Bankpas t.n.v. [rekeninghouder 2]
MD3R019160_597614
ING bankpas t.n.v. [rekeninghouder 3] [rekeningnummer]
MD3R019160_597615
weegschaaltje DK 200zilverkleurig
MD3R019160_602743
Harde schijf
Eindtotaal
20211209 Beurs

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702.
2.Hoge Raad, 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
3.Hoge Raad 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:812
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal met zaaksnaam 031CCBeurs en nummer 2019205922 d.d. 5 november 2020, doorgenummerd van pag. 1-2344 en opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 18 mei 2020, pag.201
6.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 mei 2020, pag 100
7.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 2 juni 2020, pag. 500
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juli 2019, pag. 1079.
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juli 2019, pag. 1080.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juli 2019, pag. 1080.
11.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, te weten een schriftelijke aangifte d.d. 1 augustus 2019, pag. 1064.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2019, pag. 1164.
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juli 2019, pag. 1070.
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juli 2019, pag. 1071.
15.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, te weten een schriftelijke aangifte d.d. 1 augustus 2019, pag. 1061.
16.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, te weten een schriftelijke aangifte d.d. 1 augustus 2019, pag. 1062.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2019, pag. 1155.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2019, pag. 1159.
19.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2019, pag. 1074.
20.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, te weten een schriftelijke aangifte d.d. 1 augustus 2019, pag. 1060.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2019, pag. 1163.
22.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2019, pag. 1085.
23.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2019, pag. 1086.
24.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2019, pag. 1087.
25.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, te weten een schriftelijke aangifte d.d. 1 augustus 2019, pag. 1063.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2019, pag. 1167.
27.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte d.d. 16 augustus 2019, pag. 1106.
28.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 augustus 2019, pag. 1104.
29.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, te weten een schriftelijke aangifte d.d. 1 augustus 2019, pag. 1063.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2019, pag. 1170.
31.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 december 2019, pag. 1268.
32.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 december 2019, pag. 1269.
33.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte d.d. 23 december 2019, pag. 1271 e.v.
34.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte d.d. 23 december 2019, pag. 1275.
35.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2020, pag. 1288.
36.Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2019, pag. 1226.
37.Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2019, pag. 1227.
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2020, pag. 1233.
39.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 10 januari 2020, pag. 1 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
40.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 10 januari 2020, pag. 2 van het proces-verbaal (processtuk”Aangiften).
41.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1172.
42.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1178.
43.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 31 december 2019, pag. 1 van het proces-verbaal (processtuk: aangiften).
44.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1172.
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1198.
46.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1199.
47.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal d.d. 4 januari 2020, pag. 1 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
48.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend Proces-verbaal d.d. 4 januari 2020, pag. 2 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
49.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1172.
50.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1181.
51.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1183.
52.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1809.
53.Proces-verbaal d.d. 7 januari 2020, pag. 1 van het proces-verbaal (los processtuk).
54.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2020, pag. 2 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
55.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1172.
56.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1176.
57.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 8 januari 2020, pag. 1 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
58.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 8 januari 2020, pag. 2 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
59.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1172.
60.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1189.
61.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020, pag. 1190,
62.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2020, pag. 1 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
63.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2020, pag. 2 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
64.Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, te weten een bankafschrift, bijlage bij de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] d.d. 24 januari 2021 (los processtuk).
65.Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, te weten een bankafschrift, bijlage bij de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] d.d. 24 januari 2021 (los processtuk).
66.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1932.
67.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1957.
68.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 15 mei 2020, pag. 1 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
69.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 15 mei 2020, pag. 2 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
70.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1932.
71.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1954.
72.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2020, pag. 1 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
73.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2020, pag. 2 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
74.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1932.
75.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1943.
76.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1956.
77.Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2021.
78.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1932.
79.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1933.
80.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1934.
81.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2020, pag. 1246.
82.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2020, pag. 1248.
83.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2019, pag. 1234.
84.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2019, pag. 1235.
85.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2019, pag. 1236.
86.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2019, pag. 1244.
87.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1932.
88.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1933.
89.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1936.
90.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1937.
91.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1938.
92.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1939.
93.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1943.
94.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1946.
95.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2020, pag. 1949.
96.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, pag. 1319.
97.Bijlage 1 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, pag. 1325.
98.Bijlage 2 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, pag. 1327.
99.Bijlage 4 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, pag. 1330.
100.Bijlage 5 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, pag. 1332.
101.Bijlage 8 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, pag. 1337.
102.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2020, pag. 1342.
103.Bijlage 2 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2020, pag. 1349.
104.Bijlage 3 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2020, pag. 1350.
105.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2020, pag. 1253
106.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2020, pag. 1435
107.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2020, pag. 1437.
108.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, pag. 2005
109.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2020, pag. 1965.
110.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2020, pag. 1966.
111.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2020, pag. 1967.
112.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2020, pag. 1968.
113.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2020, pag. 1969.
114.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2020, pag. 1970.
115.Bijlage 2.06 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, pag. 2056.
116.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2020, pag. 1779.
117.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2020, pag. 1780.
118.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2020, pag. 1782.
119.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2020, pag. 1783.
120.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 mei 2020, pag. 1454
121.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 mei 2020, pag. 1455
122.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2020, pag. 1912
123.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 mei 2020, pag. 140
124.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2021.