ECLI:NL:RBMNE:2022:677

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
16.211365.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Nieuw-Buinen voor oplichting en deelname aan een criminele organisatie

Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man uit Nieuw-Buinen, die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met oplichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De man was betrokken bij een georganiseerde oplichtingspraktijk waarbij rekeninghouders van banken werden benaderd met valse berichten. De verdachte heeft samen met anderen een rekeninghouder van de Rabobank opgelicht voor een bedrag van € 48.198,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een essentiële rol speelde in de oplichtingen door als ronselaar op te treden en in contact te staan met de bellers. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die gericht was op het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van witwassen en heling van niet-openbare gegevens. De rechtbank heeft de vordering van de Rabobank tot schadevergoeding toegewezen, evenals een deel van de onderzoekskosten. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de Rabobank.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.211365.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 november 2020 (pro forma), 10 februari 2021 (regie), 8, 9 en 10 december 2021 (inhoudelijke behandeling) en 23 februari 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mrs. C. Goedegebuure en R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.INLEIDING

Dit vonnis komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam 031CCBeurs (hierna: onderzoek Beurs). Onderzoek Beurs werd gestart nadat het Electronic Crimes Task Force (ECTF) in juli 2019 had geconstateerd dat er phishing campagnes gaande waren met een vergelijkbare modus operandi als in het eerder verrichtte onderzoek Zandloper.
In het kort komt de modus operandi in onderzoek Zandloper erop neer dat een ogenschijnlijk door de bank opgestelde e-mail naar een groot aantal e-mailadressen wordt gestuurd waarin potentiële slachtoffers worden geïnformeerd dat een incasso op hun bankrekening aanstaande is. Gevraagd wordt om op een link te klikken om de incasso te voorkomen. Het slachtoffer wordt daarna gebeld, waarbij de beller zich voordoet als bankmedewerker en het slachtoffer beweegt om zelf geld van zijn rekening over te boeken naar een andere rekening, zogenaamd om de incasso te voorkomen en zijn of haar geld veilig te stellen. Het geld wordt echter overgeboekt naar een rekening van een zogenaamde money mule en wordt daarna vrijwel direct door een casher gepind.
De praktijken die in juli 2019 werden geconstateerd, vonden onder meer plaats bij klanten van de ABN AMRO bank. Deze klanten van de ABN AMRO bank hadden daarbij geld overgemaakt naar ING-rekeningen. De ING bank is naar aanleiding hiervan een onderzoek gestart naar de betrokken betaalrekeningen en heeft camerabeelden veiliggesteld van de geldopnames die zijn verricht nadat de frauduleuze bedragen op de ING-rekeningen waren bijgeschreven. Medio december 2019 tot en met eind januari 2020 kreeg de ABN AMRO bank van verschillende klanten opnieuw melding van een vergelijkbare vorm van oplichting.
Naar aanleiding van het voorgaande zijn onderzoeken verricht. Ook rekeninghouders van de Rabobank bleken melding te hebben gedaan van oplichting. De onderzoeken hebben geleid tot de aanhouding van onder meer verdachte. Hij wordt verdacht van de feiten die in de tenlastelegging staan omschreven. De medeverdachten die in dit onderzoek zijn aangehouden zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] .

3.TENLASTELEGGING

De (nader omschreven) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht (Bijlage I).
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of Veendam en/of Hilversum, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van oplichting, (gewoonte)witwassen, heling van niet-openbare gegevens en computervredebreuk;
feit 2
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland, zich samen met anderen dan wel alleen, schuldig heeft gemaakt aan oplichting van een rekeninghouder van de ABN AMRO bank, te weten [benadeelde 1] , door die rekeninghouder te bewegen een geldbedrag van € 48.198,-, over te maken naar een zogenaamde ‘veilige rekening’;
feit 3
primair,in de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland, samen met anderen dan wel alleen, een geldbedrag van € 724.148,54 heeft witgewassen en van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
subsidiair is dit ten laste gelegd alshet samen met anderen dan wel alleen (gewoonte)schuldwitwassen van voornoemd geldbedrag;
feit 4
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum en/of te Eindhoven en/of te Helmond, althans in Nederland, zich samen met anderen dan wel alleen, schuldig heeft gemaakt aan heling van niet openbare gegevens, zoals rekeningnummers, telefoonnummers, voor- en achternamen en geboortedata en/of deze niet openbare gegevens ter beschikking van een ander dan wel anderen heeft gesteld en/of deze gegevens voorhanden heeft gehad en/of gebruikt.

4.VOORVRAGEN

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij pleidooi zijn preliminair verweer herhaald. Dit verweer houdt - kort gezegd - in dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard, te weten ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van gewoonte witwassen. Volgens de raadsman is niet duidelijk hoe het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van € 724.148,54 tot stand is gekomen. Dat betekent dat ook niet duidelijk is waartegen verdachte zich moet verdedigen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende duidelijk is hoe het in de tenlastelegging neergelegde geldbedrag tot stand is gekomen. Het bedrag bestaat uit een optelsom van alle bedragen waarvoor de aangevers in dit dossier zijn opgelicht. Deze aangevers zijn opgenomen in de tenlastelegging van de verschillende verdachten uit onderzoek Beurs. Verdachte wordt weliswaar niet verdacht van betrokkenheid bij de oplichtingen van al die aangevers, maar hij behoort in de visie van het Openbaar Ministerie wel tot de groep die verantwoordelijk is voor de oplichting van het gehele geldbedrag. Het verwijt luidt dan ook dat verdachte en zijn medeverdachten zich gezamenlijk hebben schuldig gemaakt aan het witwassen van de totale opbrengst van de oplichting van de desbetreffende aangevers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en verwijst hierbij naar haar eerdere motivering hieromtrent zoals gegeven op de terechtzitting. Deze motivering komt erop neer dat rechtbank van oordeel is dat de tenlastelegging moet worden gelezen in samenhang met het dossier en de daarin vermelde oplichtingen. Aan de hand daarvan moet verdachte dan ook in staat zijn geweest zich voor te bereiden op zijn verdediging. De dagvaarding is daarom geldig.
Overige voorvragen
De rechtbank stelt verder vast dat de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van een deel van de periode van de feiten 1 en 3 en een deel van het geldbedrag van feit 3. De te bewijzen periode van deze feiten beperkt de officier van justitie tot 1 januari 2020 tot en met 18 mei 2020. Het te bewijzen geldbedrag dat door verdachte als medepleger is witgewassen beperkt de officier van justitie tot een bedrag van € 448.966,-, bestaande uit de opbrengst van de oplichtingen die in deze periode zijn gepleegd.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van feit 1. Volgens hem is de rol van verdachte bij de feiten waarop het oogmerk van de organisatie zou zijn gericht van dusdanig ondergeschikt belang, dat hij niet als deelnemer van die organisatie kan worden aangemerkt. Er staat slechts één oplichting op de tenlastelegging van verdachte, waarvoor wettig en overtuigend bewijs bovendien ontbreekt. Ook kan de deelname van verdachte aan de criminele organisatie niet worden afgeleid uit de aangetroffen informatie op zijn telefoon. De aangetroffen informatie die mogelijk belastend kan worden uitgelegd, is zeer beperkt in omvang. Voor de chatgesprekken die volgens het Openbaar Ministerie belastend zijn, heeft verdachte bovendien een andere uitleg. Daar waar hij spreekt over het regelen van ‘lappies’ doet hij dit bijvoorbeeld niet voor het oplichten van rekeninghouders, maar voor het online pokeren.
Feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het medeplegen van de oplichting van [benadeelde 1] . Verdachte wordt met deze oplichting in verband gebracht vanwege een op zijn telefoon aangetroffen chatgesprek met [contactnaam 1] . Verdachte ontkent dat hij dit gesprek heeft gevoerd. Verdachte leende zijn telefoon regelmatig uit aan anderen.
Feit 3
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit van het medeplegen van gewoontewitwassen van een geldbedrag van € 448.966,-. Aan verdachte wordt slechts het medeplegen van oplichting van één aangever verweten. Daarom kan ook niet bewezen worden dat verdachte samen en in vereniging een bedrag van € 448.966,- heeft witgewassen. Daarbij komt dat verdachte voor de herkomst van de bij hem aangetroffen goederen en geldbedragen een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt ongeloofwaardige verklaring heeft gegeven. Voor zover al kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, kan niet worden vastgesteld dat hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 4
De raadsman heeft ten slotte vrijspraak bepleit van het onder feit 4 ten laste gelegde medeplegen van heling van niet-openbare gegevens, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gegevens, de leads, op enig moment voorhanden heeft gehad, noch dat deze van misdrijf afkomstig zijn.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt vooraf het volgende op. Daar waar zij komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zal zij voor de leesbaarheid van dit vonnis de bewijsmiddelen opnemen in bijlage II. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:Deelname aan een criminele organisatie in de periode van 20 januari 2020 tot en met 18 mei 2020;
Feit 2:Medeplegen van oplichting van [benadeelde 1] op 20 januari 2020;
Feit 3 primair:Medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 48.198,- in de periode van 20 januari 2020 tot en met 18 mei 2020.
Van het ten laste gelegde medeplegen van witwassen, zal de rechtbank verdachte echter ontslaan van alle rechtsvervolging.
Van de onderdelen van de tenlastelegging van de feiten 1, 2 en 3 die de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht, zal zij verdachte partieel vrijspreken.
Voor het medeplegen van heling van niet-openbare gegevens, zoals ten laste gelegd onder feit 4, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Van dit feit zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken.
De rechtbank zet hierna uiteen hoe zij tot deze conclusie is gekomen. Daarbij begint zij met de bespreking van feit 2, het medeplegen van oplichting, omdat dit feit een essentieel onderdeel vormt van de overige ten laste gelegde feiten.
Feit 2
Juridisch kader oplichting
Oplichting als bedoeld in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is het door aanwending van een oplichtingsmiddel (door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels) een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen.
Feitelijkheden
Op basis van de verschillende aangiftes die zich in het dossier bevinden kan worden vastgesteld dat er in de periode van 5 juli 2019 (de aangifte van [aangever 1] ) tot en met 12 mei 2020 (de aangifte van [aangever 2] ) van bankrekeningen van een groot aantal klanten van de ABN AMRO bank, de ING bank en de Rabobank (hierna: aangevers) aanzienlijke geldbedragen zijn overgemaakt naar (overwegend) particuliere bankrekeningen, waardoor deze aangevers de beschikkingsmacht over dit geld kwijtraakten. De aangevers kregen in veel gevallen een e-mail waarin stond dat een derde was gemachtigd geld van hun rekening af te schrijven. In de e-mail stond een weblink die men moest aanklikken als de machtiging van de derde niet juist was. De aangevers werden na het aanklikken van de link gebeld door een man die zich voordeed als een medewerker (van de afdeling fraude) van één van de hiervoor genoemde banken. Het nummer waarmee werd gebeld betrof vaak een gespooft telefoonnummer. Daardoor leek het alsof de aangevers werden gebeld met een bestaand telefoonnummer van de desbetreffende bank. De beller zei dat de bank had ontdekt dat iemand geld van de rekening van de aangever probeerde af te halen of dat de rekening werd gehackt. De beller probeerde de aangever vervolgens te bewegen geld over te maken naar een zogenaamde kluisrekening of veilige rekening om te voorkomen dat de klant geld kwijt zou raken. De beller hielp de aangever om de transacties uit te voeren. In sommige gevallen is daarbij gebruik gemaakt van Teamviewer, een online programma dat de beller in staat stelde de computer van de aangever te bedienen. Het geld werd in bedragen van onder de € 2.000,- overgeboekt naar één of meer rekeningen van zogenaamde money mules. Vrijwel direct nadat het geld van de aangever was overgemaakt naar rekeningen van deze money mules, werd het geld ergens in Nederland gepind door een zogenaamde casher.
Juridische duiding van de feitelijkheden
Het bewegen van de aangevers om, al dan niet met hulp van de beller, geld over te maken naar een andere zogenaamde veilige rekening, merkt de rechtbank aan als oplichting. De oplichter(s) bediende(n) zich van diverse oplichtingsmiddelen. De beller nam immers een valse naam en een valse hoedanigheid aan, door zich voor te stellen met een verzonnen naam en zich voor te doen als medewerker van de bank. Door in die hoedanigheid te bellen met een gespooft nummer, te doen alsof het nodig was geld veilig te stellen en de aangevers daar vervolgens bij te begeleiden, in de wetenschap dat het geld daardoor uit hun beschikkingsmacht zou geraken en vrijwel direct na de overboeking zou worden opgenomen door een casher, heeft de beller listige kunstgrepen toegepast en is sprake van een samenweefsel van verdichtsels. De beller heeft door zijn handelen bij de aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen en hen daarnaar laten handelen.
Vastgesteld kan worden dat de oplichting steeds bestond uit een reeks aan handelingen. Deze reeks bestond onder meer uit het ronselen van de money mules, oftewel het regelen van rekeningnummers met bijbehorende pinpassen en pincodes waarnaar het geld van de aangevers kon worden overgeboekt. De oplichting was voltooid op het moment dat het geld werd gepind vanaf de rekening van de money mules, het zogeheten cashen. Na het cashen kon de overboeking immers niet meer ongedaan worden gemaakt door de banken en was de afgifte van het geld definitief voltooid.
In de meeste gevallen werden aangevers bewogen zelf geld over te maken naar de zogenaamde money mules. In sommige gevallen werden de aangevers hierbij geholpen, waarbij codes aan de bellers zijn verstrekt. Met die codes kon vervolgens geld van de bank van de desbetreffende aangever worden overgeschreven naar rekeningnummers van de zogenaamde money mules. Ook in die gevallen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van afgifte van een goed. Sprake is dan immers van het toelaten dat een goed, te weten een geldbedrag, wordt weggenomen. [1]
De afgegeven geldbedragen werden verdeeld tussen een aantal bij die oplichting betrokken mensen waaronder de casher, de ronselaar, de money mule, de beller en degene die dit alles organiseerde. Zelfverrijking was de reden om de oplichtingshandelingen te plegen. Dat betekent dat de verschillende oplichtingshandelingen zijn gepleegd met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
Rol van verdachte en concrete betrokkenheid
Vastgesteld kan worden dat verdachte bij de oplichting van rekeninghouder [benadeelde 1] op 20 januari 2020 betrokken is geweest als ronselaar van een beller en degene die tijdens of direct na de oplichting in nauw contact stond met een of meerdere mededaders. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[benadeelde 1] is op 20 januari 2020 opgelicht voor een bedrag van € 48.198,-. In de telefoon van verdachte is een screenshot aangetroffen van een notitie waarop onder meer staat: [contactnaam 1] . Het screenshot is gemaakt op 21 januari 2020, een dag na de oplichting van [benadeelde 1] . De cijfercombinatie op de notitie komt overeen met het bedrag waarvoor [benadeelde 1] is opgelicht. In een chatgesprek met contact [contactnaam 1] van 12 februari 2020 aangetroffen op de telefoon van verdachte wordt aan [contactnaam 1] gevraagd wanneer deze kan werken. Ook wordt gezegd dat ‘ [contactnaam 2] ’ vraagt hoelang [contactnaam 1] nog ploegen heeft omdat bellen fulltime moet gebeuren. Verder wordt tegen [contactnaam 1] gezegd dat ‘ [contactnaam 3] ’ 100 bellers kan fixen. De accountnaam ‘ [contactnaam 2] ’ en de bijnaam ‘ [contactnaam 3] ’ worden op grond van het dossier gekoppeld aan medeverdachte [medeverdachte 1] .
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte voornoemd chatgesprek met [contactnaam 1] heeft gevoerd en acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario, waarin een ander dan verdachte dit gesprek heeft gevoerd, ongeloofwaardig. De gespreksgeschiedenis met deze [contactnaam 1] gaat namelijk terug tot 2018 en de rechtbank leidt daaruit af dat [contactnaam 1] een vast contact is van verdachte. Uit de gesprekken met [contactnaam 1] volgt op geen enkele wijze dat iemand anders dan verdachte met [contactnaam 1] spreekt. Verdachte heeft bovendien niet geconcretiseerd wie die andere persoon zou zijn. Dit terwijl de inhoud van het chatgesprek niet alleen past bij de aangetroffen notitie in de telefoon van verdachte, maar ook bij de rol van verdachte, zoals die in het dossier naar voren komt. Uit het dossier volgt namelijk dat verdachte in contact stond met [medeverdachte 1] over het regelen en aansturen van bellers.
In het voorgaande ziet de rechtbank wettig en overtuigend bewijs dat verdachte [contactnaam 1] heeft geronseld als beller en blijkens het in zijn telefoon aangetroffen screenshot ook tijdens en/of vlak na de oplichting hierbij betrokken was. Uit dat screenshot leidt de rechtbank af dat [contactnaam 1] degene is geweest die contact heeft gehad met [benadeelde 1] en hem heeft bewogen tot afgifte van een bedrag van € 48.198,-.
Medeplegen
De vraag die moet worden beantwoord is of verdachte in zijn rol vooraf maar ook tijdens/vlak na de oplichting van [benadeelde 1] als medepleger van die oplichting kan worden aangemerkt. Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting moet komen vast te staan dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, de medeverdachte(n), danwel andere medeplegers/medeplichtigen welke samenwerking was gericht op het voltooien van de oplichting. Ook moet verdachte opzet hebben gehad op die oplichting.
Als ronselaar vervulde verdachte een essentiële rol bij de oplichting van [benadeelde 1] . Bij deze oplichting moesten verschillende stappen genomen worden zoals hiervoor omschreven. Al deze stappen waren samen nodig om tot een succesvolle voltooiing van de oplichting te kunnen komen. Dat verdachte wist dat degene die belde dat deed om mensen op te lichten blijkt uit de bewijsmiddelen (met name de chats die zijn aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1] ) en hetgeen de rechtbank hierna overweegt ten aanzien van de rol van verdachte in de criminele organisatie. Uit de bewijsmiddelen die zien op deze oplichting blijkt dat verdachte opzettelijk bij in ieder geval één van deze stappen betrokken is geweest en dat hij een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Verdachte had wetenschap van de gehele oplichtingsconstructie en de daarvoor noodzakelijke stappen en heeft uitvoering gegeven aan een wezenlijk deel daarvan. Verdachte vormde een essentiële schakel, want zonder bellers werkt het systeem niet. Daarnaast volgt uit het screenshot dat verdachte ook tijdens en/of vlak na bij deze oplichting betrokken was nu hij in ieder geval de dag na de oplichting op de hoogte was van het bedrag waarvoor [benadeelde 1] was opgelicht.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft samen met anderen gehandeld overeenkomstig een tevoren gemaakt gezamenlijk plan, waarbij de onderlinge afstemming tussen de verdachte en zijn mededaders cruciaal was. Aan dat geheel heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd.
Benadelingsbedrag
Het voorgaande betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van rekeninghouder [benadeelde 1] voor een bedrag van in totaal € 48.198,-.
Feit 3
Juridisch kader witwassen
Op grond van artikel 420bis, eerste lid en onder b, van het Wetboek van Strafrecht is schuldig aan witwassen degene die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een “gewoonte”, zoals ten laste gelegd onder artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. [2]
Beoordeling
De rechtbank leest de tenlastelegging van feit 3 in samenhang met het dossier en het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van oplichting. Op basis hiervan gaat de rechtbank ervan uit dat het ten laste gelegde witwassen ziet op handelingen die zijn verricht met de opbrengst van het onder feit 2 ten laste gelegde misdrijf.
De opbrengst van het uit oplichting verkregen bedrag van € 48.198,- merkt de rechtbank geheel aan als van misdrijf afkomstig. Verdachte en zijn mededaders hebben dit geld verworven en voorhanden gehad. Het geld is bij de cashers binnengekomen en vervolgens, gelet op de chatgesprekken waarin is gesproken over vergoedingen voor werkzaamheden en verdeelsleutels, verdeeld onder de deelnemers aan de oplichting, waaronder verdachte als ronselaar, de bellers en de money mules. Het geld is dus ook tussen de mededaders onderling overgedragen.
Vastgesteld kan worden dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de oplichting van één rekeninghouder voor een bedrag van in totaal € 48.198,-. Ook kan worden vastgesteld dat in de woning en auto van verdachte, naast een aantal luxe goederen en aankoopbewijzen tevens contante geldbedragen zijn aangetroffen van in totaal € 39.238,--, waarvan een bedrag van € 16.000,- is teruggegeven aan de ouders van verdachte.
Niet uit te sluiten valt dat dit het aan verdachte toegescheiden deel van de opbrengst uit de oplichting betreft. De rechtbank acht bewezen dat de betrokkenen bij die oplichting, waaronder dus verdachte, [medeverdachte 1] en “ [contactnaam 1] ”, € 48.198,- hebben verworven, voorhanden hebben gehad en onderling hebben overgedragen. Dat het geld is gebruikt of omgezet kan de rechtbank, gelet op het bij verdachte aangetroffen geldbedrag niet vaststellen. Weliswaar zijn bij verdachte ook luxe goederen aangetroffen maar verdachte heeft daarvoor een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt ongeloofwaardige verklaring heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij inkomsten heeft gehad uit de handel in lachgas en dat hij winst heeft behaald met gok activiteiten. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen. Het dossier biedt immers aanknopingspunten voor zowel de handel in lachgas door verdachte, als voor gok activiteiten. Dat verdachte ook de opbrengsten uit de oplichting heeft omgezet in luxe goederen valt niet uit te sluiten maar kan ook niet worden bewezen. Nu er wel een geldbedrag onder hem is aangetroffen houdt de rechtbank het ervoor dat hij het deel van het geld dat hij uit de oplichting heeft ontvangen, nog steeds in zijn bezit had. Dat betekent dat het witwassen bewezen kan worden verklaard.
Vrijspraak gewoonte
Omdat het witwassen ziet op een geldbedrag dat afkomstig is uit de oplichting van één rekeninghouder, kan niet worden bewezenverklaard dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Daarvoor is nodig dat het geldbedrag dat is witgewassen afkomstig is uit misdrijven die gedurende een langere periode zijn gepleegd. Van het onderdeel van de tenlastelegging dat inhoudt dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt, zal de rechtbank hem daarom vrijspreken.
Feit 4
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de heling van niet-openbare gegevens. De niet-openbare gegevens waarop de tenlastelegging ziet, betreffen zogenaamde leads. Dat zijn lijsten met onder meer rekeningnummers en telefoonnummers van personen. Uit de chatgesprekken kan worden afgeleid dat deze leads waren bedoeld voor de oplichting van rekeninghouders, oftewel, het plegen van een misdrijf. Niet vastgesteld kan echter worden dat deze leads ook door misdrijf zijn verkregen. Dat is wel nodig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het onder feit 4 ten laste gelegde feit. Dat betekent dat de rechtbank verdachte van dit feit zal vrijspreken.
Feit 1
Juridisch kader deelname aan een criminele organisatie
In artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een criminele organisatie. Voor het aannemen van een organisatie als hier bedoeld moet sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en hij moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat doel. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. [3]
Beoordeling
De rechtbank stelt aan de hand van de eerder besproken feitelijkheden vast dat aan het plegen van de verschillende strafbare feiten een samenwerkingsverband ten grondslag ligt. Binnen dat samenwerkingsverband werd gehandeld volgens een planmatig aanpak met een bepaalde rolverdeling en structuur. Dat was met name nodig voor het succesvol laten verlopen van de beoogde en gerealiseerde oplichtingen. Daarbij waren de onderlinge communicatie en een zorgvuldige afstemming tussen de betrokkenen van cruciaal belang. Zo waren er meerdere mensen nodig om alle handelingen van de oplichting in een korte tijd uit te voeren, moest er contact zijn tussen de beller en de casher over de rekeninggegevens van de money mule, waarvan de casher de pinpas en pincode in zijn bezit had. Verder moest er contact zijn over het tijdstip waarop geld naar de rekening van een zogenaamde money mule was overgeboekt, om het geld direct daarna door de casher te kunnen laten pinnen. Ook was er contact over de grootte van het geldbedrag dat – vaak in meerdere keren – moest worden gepind. De structuur blijkt verder uit de afspraken die werden gemaakt over de verdeling van het geld.
De periode waarin de verschillende oplichtingen zijn gepleegd, beslaat ongeveer een jaar. De rechtbank leidt hieruit af dat sprake was van een organisatie met een bepaalde duurzaamheid. Dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven, blijkt uit de overwegingen van de hiervoor besproken strafbare feiten.
Deelname door verdachte aan de criminele organisatie
Dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie volgt in de eerste plaats uit zijn rol als ronselaar bij de oplichting van [benadeelde 1] . Zoals eerder overwogen, vormde verdachte met deze rol een eerste noodzakelijke schakel van het proces dat tot de oplichting van rekeninghouder [benadeelde 1] heeft geleid. De opbrengst van de oplichtingen heeft verdachte als medepleger witgewassen.
Dat verdachte op de hoogte was van de afspraken die golden binnen de organisatie, kan mede worden afgeleid uit de inhoud van de chatgesprekken die hij met [medeverdachte 1] voerde. Ook volgt uit de chatgesprekken dat de rol van verdachte verder ging dan het ronselen van bellers. Uit de in de telefoon van verdachte aangetroffen notities leidt de rechtbank af dat verdachte ook betrokken is geweest bij het belteam en hier zelf onderdeel van uitmaakte. De rechtbank ziet bevestiging voor deze rol van verdachte in chatgesprekken met [medeverdachte 1] , waarin verdachte wordt opgedragen ‘lappies’ (laptops) mee te nemen, gesproken wordt over het regelen van pasjes, het huren van een pand van waaruit kon worden gebeld, over leads (dat ze op zijn en hoeveel er zijn gedaan) en over de momenten waarop kon worden gewerkt. In een chatgesprek van 13 februari 2020 zegt [medeverdachte 1] bovendien: “Er komen morgen 2, dus zijn met 4. Dus inclusief jou en nietsnut.” Ook uit een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] volgt dat verdachte één van de bellers was, aangezien daarin wordt gezegd door [medeverdachte 1] dat [bijnaam verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) niet mag bellen omdat hij te laat is. Dat de door verdachte gevoerde gesprekken, zoals die over de laptops, zien op gokbijeenkomsten acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig.
Met het voorgaande staat vast dat verdachte op verschillende wijzen heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van het gezamenlijke doel van de organisatie om misdrijven te plegen. Uit de chats tussen [medeverdachte 1] en verdachte kan ook worden afgeleid dat verdachte gedurende een langere periode deel uitmaakte van de criminele organisatie dan alleen het moment waarop de oplichting van [benadeelde 1] plaatsvond. In een chat tussen verdachte en [medeverdachte 1] van 8 februari 2020 wordt gesproken over de huur van een pand van waaruit kan worden gebeld. Verdachte is ook met [medeverdachte 1] meegegaan naar de bezichtiging. Op 13 februari 2020 spreken zij in de chat over de bellers die zullen komen. Op 14 februari 2020 spreken zij over leads en op 8 april 2020 spreken zij over spa’s (pinpassen). Op 18 mei 2020 vond de aanhouding plaats van onder meer [medeverdachte 1] . De rechtbank gaat ervan uit dat met deze aanhouding de criminele organisatie is geëindigd.
De rechtbank concludeert dat verdachte met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het samenwerkingsverband heeft gevormd.
In de zaken van verdachte en [medeverdachte 1] zijn het ten laste gelegde plegen van heling van niet-openbare gegevens en computervredebreuk niet bewezenverklaard. Dat betekent dat ook niet bewezenverklaard kan worden dat het oogmerk van de criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen mede was gericht op het plegen van deze misdrijven. Van die onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken. Voor zover ten laste is gelegde dat het samenwerkingsverband mede bestond uit medeverdachte [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken, omdat niet is gebleken dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] deel uit maakten van het samenwerkingsverband.
Gelet op het voorgaande hanteert de rechtbank als ingangsdatum van de periode waarin verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie 20 januari 2020. Als einddatum van de deelname aan de criminele organisatie hanteert de rechtbank 18 mei 2020.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 20 januari 2020 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam, althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en/ [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
1. het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht, en
2. het plegen van (gewoonte)witwassen als bedoeld in artikel 420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht,
Feit 2:
in op 20 januari 2020 te Veendam , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
één persoon heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
te weten geldbedragen, te weten;
1. [benadeelde 1] tot afgifte van 48.198,- EURO (aangifte PL0100-2020020244),
door
- voorgenoemde persoon telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de Rabobank en
- vervolgens voorgenoemde persoon mede te delen dat er getracht is geld van de bankrekening te halen, en
- voorgenoemde persoon mede te delen dat het geld op de bankrekening van voorgenoemde personen veiliggesteld kon worden door dat geld over te boeken naar een of meerdere zogenaamde (beveiligde) kluisrekeningen en/of
- vervolgens aan voorgenoemde persoon telefonisch door te geven naar welke zogenaamde kluisrekeningen het geld overgeboekt kon worden, opdat voorgenoemde personen het geld niet zouden kwijt raken;
Feit 3:
in de periode van 20 januari 2020 tot en met 18 mei 2020 te Veendam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
meerdere geldbedragen van totaal 48.198,- EURO voorhanden heeft gehad en verworven en overgedragen,
terwijl, verdachte en zijn mededaders, wisten dat voorgenoemde voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Feit 3
Kwalificatie-uitsluitingsgrond voor het witwasbedrag
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe het bewezen verklaarde witwassen juridisch moet worden geduid.
De rechtbank stelt voorop dat noch de tekst van artikel 420bis Wetboek van Strafrecht, noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen. Uit de wetsgeschiedenis volgt echter ook dat in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd. Er moet dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
Beoordeling
Nu de opbrengst van eigen misdrijf afkomstig is en dit feit als opzetwitwassen ten laste is gelegd, is tevens vereist dat verdachte een handeling heeft verricht die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Het enkele verwerven of voorhanden hebben van de opbrengst is daarvoor onvoldoende. Ook het overdragen van het geld is, gelet op het feit dat die overdracht plaatsvond in de vorm van het verdelen van de opbrengst tussen de medeplegers van de oplichting, onvoldoende. Nu de rechtbank dat niet bewezen acht, is het handelen van verdachte enkel aan te merken als (eenvoudig) witwassen hetgeen niet ten laste is gelegd.
Het voorgaande betekent dat het ten laste gelegde medeplegen van witwassen niet strafbaar is, zodat verdachte voor dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezen feiten 1 en 2 verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
Deelneming aan en criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 2
Medeplegen van oplichting.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk, kan worden volstaan. Daarbij heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte pas op 8 februari 2020 voor het eerst in beeld is gekomen en dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich samen met anderen in de eerste plaats schuldig gemaakt aan de oplichting van één particuliere rekeninghouder van de Rabobank. Het benadelingsbedrag van deze oplichting bedraagt € 48.198,-. Dit heeft hij in georganiseerd verband, op planmatige en geraffineerde wijze gedaan. Door deze planmatige en geraffineerder handelwijze waren verdachte en zijn mededaders in staat om van het slachtoffer in korte tijd een groot geldbedrag te innen. Het slachtoffer vertrouwde erop dat hij zijn geld op een veilige manier had ondergebracht bij de bank. Het vertrouwen dat banken een veilige plek zijn om spaargeld te bewaren, is door verdachte en zijn medeverdachten ernstig geschaad. En dat geldt ook voor het vertrouwen van slachtoffers van dit soort feiten in het digitale betalingsverkeer in het algemeen. In deze tijd, waarin online betalen aan de orde van de dag is en natuurlijke personen hiervan afhankelijk zijn, is dit vertrouwen van groot belang. Het schaden van het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer heeft daardoor niet alleen negatieve gevolgen voor de slachtoffers van deze zaak, maar ook voor de maatschappij in het algemeen.
Het handelen in het georganiseerd verband is ook bewezenverklaard als deelname aan een criminele organisatie. Het samenwerkingsverband van die organisatie was nodig om de oplichtingen succesvol te laten verlopen. Verdachte vormde met zijn rol als ronselaar en beller een belangrijk onderdeel van het proces om rekeninghouders te bewegen geld af te geven. In het dossier bevinden zich bovendien aanwijzingen dat verdachte zich vanuit die criminele organisatie met het plegen van meer oplichtingen heeft bezig gehouden dan de oplichtingen die op de tenlastelegging staan vermeld. De chatgesprekken die hij over de oplichtingen voert gaan na de bewezenverklaarde oplichting immers door.
De rechtbank rekent verdachte aan dat hij voor deze nadelige gevolgen van zijn handelen geen oog heeft gehad. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen financiële belangen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De justitiële documentatie van verdachte van 6 december 2021 laat zien dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dat betekent dat geen sprake is van recidive.
Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is verder weinig bekend. Er is over verdachte geen reclasseringsrapport opgemaakt. Ook overigens is niet gebleken van bijzondere persoonlijke omstandigheden die een rol moeten spelen bij de strafoplegging.
De straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt.
Het zwaartepunt van de bewezenverklaring in deze zaak wordt gevormd door de gepleegde oplichting van een rekeninghouder. Voor een dergelijke oplichting bestaan echter geen landelijke oriëntatiepunten voor de rechtspraak. Er bestaan weliswaar oriëntatiepunten voor fraude in het algemeen, maar deze oriëntatiepunten doen onvoldoende recht aan de ernst en aard van de oplichting zoals hier aan de orde. De rechtbank zal daarom vooral kijken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Net als in vergelijkbare zaken is de rechtbank in deze zaak van oordeel dat met geen andere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het feit dat de oplichting door verdachte slechts ziet op één slachtoffer, maakt dat de duur van de vrijheidsbeneming ten opzichte van enkele medeverdachten relatief beperkt zal zijn. De bewezenverklaring van de andere feiten, die een samenhangend verband vormen met de oplichting, worden in strafverzwarende zin betrokken.
De rechtbank concludeert dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, in dit geval passend is. Van deze gevangenisstraf zal de rechtbank een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen, met als algemene voorwaarde dat verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaren niet opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Dit voorwaardelijk strafdeel met algemene voorwaarde geldt als waarschuwing voor verdachte. Gelet op de laagdrempelige vorm van oplichting ligt de neiging om opnieuw in soortgelijk delictgedrag te vervallen, immers op de loer.
Het voorarrest van verdachte heeft 177 dagen geduurd. Dat betekent dat hij het onvoorwaardelijke gedeelte van zijn gevangenisstraf nagenoeg heeft uitgezeten.
De rechtbank komt met het voorgaande tot de oplegging van een lagere onvoorwaardelijk gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. Daaraan ligt onder meer ten grondslag dat de rechtbank tot een andere, beperktere bewezenverklaring is gekomen. De rechtbank heeft de ten laste gelegde heling van niet-openbare gegevens immers niet bewezen verklaard. Ook heeft de rechtbank verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde witwassen ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast hecht de rechtbank in dit geval, anders dan de officier van justitie, wel belang aan een voorwaardelijk strafdeel.

10.BESLAG

10.1
De in beslag genomen goederen
Onder verdachte is een groot aantal goederen in beslag genomen. Als bijlage III bij dit vonnis is de beslaglijst gevoegd, waarop alle in beslag genomen goederen staan vermeld. Het betreft zowel conservatoir beslag, als strafvorderlijk beslag.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag moet worden gehandhaafd, voor zover dat is gelegd op conservatoire titel. Het betreft steeds goederen van waarde.
Verder heeft de officier van justitie verzocht om verbeurdverklaring van alle op de beslaglijst opgenomen gegevensdragers, zoals telefoons en laptops. Dat geldt ook voor de gegevensdragers die niet zijn onderzocht. De reden dat een aantal gegevensdragers niet is onderzocht, is dat deze niet open zijn gekregen. Niet uitgesloten kan worden dat bij teruggave opnieuw strafbare feiten zullen worden gepleegd met deze gegevensdragers.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om teruggave van die goederen waarop geen conservatoir beslag is gelegd.
De raadsman heeft zich verder verzet tegen verbeurdverklaring van de in beslag genomen gegevensdragers, voor zover niet vast staat dat hiermee een bewezenverklaard strafbaar feit is begaan. Voor die gegevensdragers bestaat geen juridische grondslag voor verbeurdverklaring.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat alleen een grond bestaat voor verbeurdverklaring, voor zover het in beslag genomen goed door middel van of uit de baten van een strafbaar feit is verkregen, voor zover met betrekking tot het in beslag genomen goed een strafbaar feit is begaan, dan wel voor zover met behulp van het in beslag genomen goed een strafbaar feit is begaan. Dat betekent dat geen grond bestaat voor verbeurdverklaring van de in beslag genomen gegevensdragers waarvan niet aannemelijk is dat deze bij het plegen van de oplichtingen zijn gebruikt. Deze gegevensdragers moeten daarom worden teruggegeven aan verdachte.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen pepperspray en het zware vuurwerk onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Op de lijst in beslag genomen goederen staan de pepperspray en het vuurwerk als volgt vermeld:
MD3R019160_617386
Pepperspray Rsonic
MD3R019160_617387
2x Cobra 6 zwaar vuurwerk
MD3R019160_617390
Pepperspray Rsonic
Teruggave aan verdachte
Zoals hiervoor overwogen, komen voor teruggave in aanmerking die gegevensdragers waarvan niet vast staat dat deze bij het plegen van de oplichtingen zijn gebruikt en de goederen waarvan niet vaststaat dat deze verband houden met strafbare feiten. Ook komen voor teruggave in aanmerking de onder het kopje ‘dossier’ genoemde post divers en de brief van het RDW. Ten aanzien van deze goederen bestaat niet langer een strafvorderlijk belang. De rechtbank zal ook de teruggave gelasten van de kleding en andere luxe goederen nu verdachte andere inkomsten had en er ten aanzien van deze goederen niet vastgesteld kan worden dat deze door middel van of uit de baten van een strafbaar feit zijn verkregen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte van de volgende goederen:
MD3R019160_618272
1x jas zwart mt XXL S'Oliver
MD3R019160_618274
1x bodywarner, zwart mt 48 Biaggini
MD3R019160_618275
1x jas, zwart mt L Distrikt
MD3R019160_618276
1x jas, zwart mt. M Canada Goose
MD3R019160_617360
Schoenen Christaan Louboutin Beige
MD3R019160_617368
Philips televisie
MD3R019160_617369
PS/4 zwart
MD3R019160_617370
Samsung televisie zwart
MD3R019160_617372
1x Jas Canada Goose blauw
MD3R019160_617373
1x Jas Canada Goose zwart
MD3R019160_617374
3x Jas Canada Goose groen
MD3R019160_617375
1x Jas Moose Knuckels zwart
MD3R019160_617376
1x Jas Canada Goose donker blauw groot
MD3R019160_617376A
1 Blauwe Canada Goose
MD3R019160_617377
1x Trui Philpp Plein Zwart
MD3R019160_617380
Nektas Giorgio Armani zwart
MD3R019160_617381
Nektasje Versace Jeans zwart
MD3R019160_617382
Nektasje Louis Vuitton
MD3R019160_617383
Horloge Guess
MD3R019160_617384
Horloge Michael Kors
MD3R019160_617385
Zonnebril Louis Vuitton met doosje
MD3R019160_617392
Phillip Plein shirts. 1 stuks XL en 1 stuks XXL
MD3R019160_617393
Schoenen Christaan Louboutin Zwart
MD3R019160_617394
Schoenen Christaan Louboutin Blauw
MD3R019160_617395
Windstopper Givenchy zwart
MD3R019160_617396
Bodywarmer Fendi zwart
MD3R019160_617397
Schoenen Christaan Louboutin Zwart
MD3R019160_617399
Louis Voutton nektas zwart
MD3R019160_618260
1 shirt wit mt XXL Dsquared1 shirt zwart mt XXL Dsquared
MD3R019160_618261
1x shirt zwart Philipp PleinIndianen print
MD3R019160_618262
4x shirt zwart mt XXL Philipp PleinShirt hebben tattoo pri
MD3R019160_618263
1x shirt wit mt XXL Philipp PleinMohammed Ali print
MD3R019160_618264
1x shirt blauw mt XXL Philipp PleinBasketbal print
MD3R019160_618265
4x shirt zwart mt XL Philipp PleinTattoo print
MD3R019160_618266
2x shirt zwart mt XXL Philipp PleinMohammed Ali print
MD3R019160_618267
1x shirt zwart mt XL Philipp PleinDoodskoppen print
MD3R019160_618268
1x shirt zwart mt XL Philipp PleinMohammed Ali Print
MD3R019160_618269
1x shirt blauw mt XL Philipp PleinBasketbal print
MD3R019160_618270
1x shir twit mt XXL Philipp PleinMohammed Ali Print
MD3R019160_618271
1 groene camouflage jas mt M, met losse bontkraag Canada Goo
MD3R019160_618273
1x jas, blauw mt S Canada Goose
MD3R019160_617379
Tas Improvers grijs
PL0100-2020226060-13
Yamaha [kenteken]
MD3R019160_617398
Kentekenbewijs motor [kenteken]
MD3R019160_617365
Telefoon
MD3R019160_617366
Telefoon
MD3R019160_617371
Laptop Asus Zwart
MD3R019160_617378
Laptop in laptoptas incl. muis en adapter
MD3R019160_617388
Car Entertainment System in doos
MD3R019160_617402
Telefoon Nokia zwart (20-4008-060)
MD3R019160_617403
Lebara Simkaart hoesje [telefoonnummer]
MD3R019160_638779
Telefoon
MD3R019160_617379
Tas Improvers grijs
MD3R019160_617401
Divers
MD3R019160_617404
Brief RDW [kenteken]
Teruggave aan de rechthebbende
Hoewel er aanwijzingen in het dossier zitten dat de auto van het merk Mercedes met kenteken [kenteken] is aangeschaft met middelen die afkomstig zijn van de door verdachte gepleegde misdrijven, vindt de rechtbank deze aanwijzingen uiteindelijk onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de auto door verdachte is aangeschaft. De rechtbank zal, conform de stelling van verdachte en een eerder verzoek van [A] , gelasten dat de Mercedes teruggegeven wordt aan de rechthebbende.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende, te weten [A] , van het volgende goed:
PL0100-2020226060-12
Mercedes AMG A45 [kenteken]
Ten aanzien van het inbeslagggenomen geld (met uitzondering van de inbeslaggenomen dirhams en € 16.000,-- waarvan de rechtbank in een eerdere procedure al heeft beslist dat dit geldbedrag teruggegeven moeten worden aan de rechthebbende [A] ) heeft de rechtbank hiervoor vastgesteld dat zij ervanuit gaat dat dit geld van de bewezenverklaarde oplichting afkomstig is. De rechtbank zal dan ook gelasten dat het geld teruggegeven wordt aan de rechthebbende. Nu de Rabobank de schade inmiddels aan de benadeelde [benadeelde 1] heeft vergoed en de rechtbank hierna zal beslissen dat de vordering van de Rabobank voor toewijzing in aanmerking komt, zal het geld teruggegeven worden aan de Rabobank.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende, te weten de Rabobank, van de volgende goederen:
MD3R019160_617367
20.150 euro (PL0100-2020226060-10)
MD3R019160_617391
1.900 euro biljetten
MD3R019160_617400
500 euro (PL0100-2020226060-06)
MD3R019160_617405
65 euro (PL0100-2020226060-07)
Conservatoir beslag
Voor zover op de hiervoor genoemde goederen ook conservatoir beslag rust, blijft dit hierop rusten. De beslissingen van de rechtbank hebben enkel betrekking op het strafvorderlijk beslag.

11.BENADEELDE PARTIJ

11.1
De vorderingen
Rabobank
De Rabobank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 65.612,92, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ontstaan door (gedeeltelijke) vergoeding van de schade van slachtoffers oplichting (feit 2), te weten [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [aangever 2] van fraude (gedeeltelijk) te vergoeden. Aan [benadeelde 1] heeft de Rabobank een bedrag van € 48.198,- vergoed. In het gevorderde bedrag aan materiële schade zitten ook onderzoekskosten begrepen ten bedrage van € 1.080,-.
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 48.448,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 48.198,- aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade.
11.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de Rabobank voor toewijzing vatbaar is, voor zover deze ziet op de schade van slachtoffer [benadeelde 1] .
Als benadeelde partij is [benadeelde 1] zelf niet-ontvankelijk in de vordering voor zover deze ziet op de materiële schade die door de Rabobank is vergoed. De gevorderde immateriële schade is volgens de officier van justitie voor toewijzing vatbaar.
11.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de Rabobank ten aanzien van [benadeelde 1] in geval van een bewezenverklaring voor toewijzing vatbaar is. Daarbij heeft hij echter verzocht om verdachte en zijn mededaders daarvoor niet hoofdelijk aansprakelijk te stellen maar de toe te wijzen schade pondsgewijs over hen te verdelen.
De gevorderde onderzoekskosten komen volgens de raadsman niet voor toewijzing in aanmerking, omdat het om kosten gaat die behoren tot de normale bedrijfsvoering.
Ten aanzien van de door [benadeelde 1] gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
11.4
Het oordeel van de rechtbank
Rabobank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering toewijzen voor zover de vordering ziet op de vergoeding aan [benadeelde 1] ten bedrage van € 48.198,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, voor zover deze ziet op schade die is geleden door slachtoffers die niet in het bewezenverklaarde feit voorkomen. Ten aanzien van deze slachtoffers is namelijk geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde strafbare feit.
Onderzoekskosten die in dit soort zaken door banken worden gemaakt, kunnen ook als rechtstreekse schade worden aangemerkt en komen in beginsel dus ook voor vergoeding in aanmerking. [4] De onderzoekskosten die de Rabobank heeft gevorderd zal de rechtbank gedeeltelijk toewijzen, namelijk voor zover deze zien op de kosten die zijn gemaakt voor één slachtoffer. De rechtbank bepaalt op basis van haar schattingsbevoegdheid dat per slachtoffer één uur aan arbeid redelijk is. Het arbeidsloon bepaalt zij, conform de vordering van de Rabobank, op € 120,- per uur. Dat betekent dat van de gevorderde onderzoekskosten in deze zaak een bedrag van € 120,- voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige gedeelte van de gevorderde onderzoekskosten niet-ontvankelijk verklaren.
Het totale toe te wijzen bedrag aan materiële schade komt daarmee op € 48.318,-. Dit schadebedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 januari 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank ziet geen reden van dit uitgangspunt af te wijken. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De schadevergoedingsmaatregel is er namelijk om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding. Een rechtspersoon mag in beginsel geacht worden zelf de wegen te kennen om een vordering te incasseren, in tegenstelling tot een natuurlijke persoon. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken.
Verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] afwijzen voor zover de vordering ziet op de materiële schade. Dit deel van de vordering is immers al door de Rabobank vergoed, zodat geen sprake meer is van materiële schade die rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit.
Voor zover de vordering ziet op immateriële schade, zal de rechtbank deze eveneens afwijzen. De gevorderde immateriële schade ziet in dit geval op schade ten gevolge van een vermogensdelict. Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek in beginsel alleen voor vergoeding in aanmerking als sprake is van lichamelijk letsel. Onder omstandigheden komt ook geestelijk letsel voor vergoeding in aanmerking, maar dan moet het bestaan van dat letsel wel door concrete gegevens worden onderbouwd, bijvoorbeeld door een verklaring van een psychiater of een psycholoog. De rechtbank is van oordeel dat er van dergelijk geestelijk letsel geen sprake is. De toelichting van de benadeelde partij dat hij slapeloze nachten heeft en gevoelens van wantrouwen en schaamte, is hiervoor, hoe vervelend ook, onvoldoende. Ook is geen sprake van een situatie waarbij de aard en ernst van de normschending zodanig zijn dat deze meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting van persoon ook zonder concrete onderbouwing kan worden aangenomen.
In de omstandigheid dat de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen als gevolg van schadeloosstelling door de bank ziet de rechtbank aanleiding om verdachte hoofdelijk te veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. Deze kosten zijn begroot op nihil.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 140, 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde geldig;
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart het onder 3 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
MD3R019160_617386
Pepperspray Rsonic
MD3R019160_617387
2x Cobra 6 zwaar vuurwerk
MD3R019160_617390
Pepperspray Rsonic
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
MD3R019160_618272
1x jas zwart mt XXL S'Oliver
MD3R019160_618274
1x bodywarner, zwart mt 48 Biaggini
MD3R019160_618275
1x jas, zwart mt L Distrikt
MD3R019160_618276
1x jas, zwart mt. M Canada Goose
MD3R019160_617360
Schoenen Christaan Louboutin Beige
MD3R019160_617368
Philips televisie
MD3R019160_617369
PS/4 zwart
MD3R019160_617370
Samsung televisie zwart
MD3R019160_617372
1x Jas Canada Goose blauw
MD3R019160_617373
1x Jas Canada Goose zwart
MD3R019160_617374
3x Jas Canada Goose groen
MD3R019160_617375
1x Jas Moose Knuckels zwart
MD3R019160_617376
1x Jas Canada Goose donker blauw groot
MD3R019160_617376A
1 Blauwe Canada Goose
MD3R019160_617377
1x Trui Philpp Plein Zwart
MD3R019160_617380
Nektas Giorgio Armani zwart
MD3R019160_617381
Nektasje Versace Jeans zwart
MD3R019160_617382
Nektasje Louis Vuitton
MD3R019160_617383
Horloge Guess
MD3R019160_617384
Horloge Michael Kors
MD3R019160_617385
Zonnebril Louis Vuitton met doosje
MD3R019160_617392
Phillip Plein shirts. 1 stuks XL en 1 stuks XXL
MD3R019160_617393
Schoenen Christaan Louboutin Zwart
MD3R019160_617394
Schoenen Christaan Louboutin Blauw
MD3R019160_617395
Windstopper Givenchy zwart
MD3R019160_617396
Bodywarmer Fendi zwart
MD3R019160_617397
Schoenen Christaan Louboutin Zwart
MD3R019160_617399
Louis Voutton nektas zwart
MD3R019160_618260
1 shirt wit mt XXL Dsquared1 shirt zwart mt XXL Dsquared
MD3R019160_618261
1x shirt zwart Philipp PleinIndianen print
MD3R019160_618262
4x shirt zwart mt XXL Philipp PleinShirt hebben tattoo pri
MD3R019160_618263
1x shirt wit mt XXL Philipp PleinMohammed Ali print
MD3R019160_618264
1x shirt blauw mt XXL Philipp PleinBasketbal print
MD3R019160_618265
4x shirt zwart mt XL Philipp PleinTattoo print
MD3R019160_618266
2x shirt zwart mt XXL Philipp PleinMohammed Ali print
MD3R019160_618267
1x shirt zwart mt XL Philipp PleinDoodskoppen print
MD3R019160_618268
1x shirt zwart mt XL Philipp PleinMohammed Ali Print
MD3R019160_618269
1x shirt blauw mt XL Philipp PleinBasketbal print
MD3R019160_618270
1x shir twit mt XXL Philipp PleinMohammed Ali Print
MD3R019160_618271
1 groene camouflage jas mt M, met losse bontkraag Canada Goo
MD3R019160_618273
1x jas, blauw mt S Canada Goose
MD3R019160_617379
Tas Improvers grijs
PL0100-2020226060-13
Yamaha [kenteken]
MD3R019160_617398
Kentekenbewijs motor [kenteken]
MD3R019160_617365
Telefoon
MD3R019160_617361
MD3R019160_617361 6.820 dirham ~ 623 euro
MD3R019160_617366
Telefoon
MD3R019160_617371
Laptop Asus Zwart
MD3R019160_617378
Laptop in laptoptas incl. muis en adapter
MD3R019160_617388
Car Entertainment System in doos
MD3R019160_617402
Telefoon Nokia zwart (20-4008-060)
MD3R019160_617403
Lebara Simkaart hoesje [telefoonnummer]
MD3R019160_638779
Telefoon
MD3R019160_617379
Tas Improvers grijs
MD3R019160_617401
Divers
MD3R019160_617404
Brief RDW [kenteken]
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [A] van het volgende voorwerp:
PL0100-2020226060-12
Mercedes AMG A45 [kenteken]
- gelast de teruggave aan de rechthebbende de Rabobank:
MD3R019160_617367
20.150 euro (PL0100-2020226060-10)
MD3R019160_617389
16.000 euro 50 euro biljetten (PL0100-2020226060-09)
MD3R019160_617391
1.900 euro biljetten
MD3R019160_617400
500 euro (PL0100-2020226060-06)
MD3R019160_617405
65 euro (PL0100-2020226060-07)
Benadeelde partij
Rabobank (feit 2)
  • wijst de vordering van de Rabobank toe tot een bedrag van € 48.318,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de Rabobank van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de Rabobank voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 1] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] af;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2022.
Bijlage I:
DE TENLASTELEGGING
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) [medeverdachte 3] en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
1. het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht, en/of
2. het plegen van (gewoonte)witwassen als bedoeld in artikel 420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht, en/of
3. het plegen van heling van niet-openbare gegevens als bedoeld in artikel 139g Wetboek van Strafrecht, en/of
4. het plegen van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab Wetboek van Strafrecht;
( art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2:
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 18 mei 2020, te Amersfoort en/of te Veendam en/of Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meerdere personen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten een of meer geldbedragen, althans enig geldbedrag, te weten;
1. [benadeelde 1] tot afgifte van 48.198,- EURO (aangifte PL0100-2020020244), althans enig geldbedrag,
door
- een of meerdere van de voorgenoemde personen (direct) telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank, en/of
- ( daarbij) een telefoonnummer welke afkomstig leek te zijn van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank, een zogenaamd gespoofed telefoonnummer, te (laten) gebruiken, en/of
- voorgenoemde personen te verwijzen naar de website van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank ter controle/herkenning van het telefoonnummer waarmee gebeld werd, en/of
- ( vervolgens) voorgenoemde personen mede te delen dat de bankrekening van voorgenoemde personen gehackt zou zijn en/of dat er een (grote) incasso en/of geld overboeking naar het buitenland, althans naar een ander, zou gaan plaatsvinden en/of dat er getracht is geld van de bankrekening te halen, en/of
- voorgenoemde personen mede te delen dat het geld op de bankrekening van voorgenoemde personen veiliggesteld kon worden door dat geld over te boeken naar een of meerdere zogenaamde (beveiligde) kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen, en/of
- ( vervolgens) aan voorgenoemde personen telefonisch door te geven naar welke zogenaamde kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen het geld overgeboekt kon worden, opdat voorgenoemde personen het geld niet zouden kwijt raken;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders,
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 724.148,54 EURO, voorhanden gehad en/of verworven en/of omgezet en/of overgedragen en/of
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 724.148,54 EURO gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) dat voorgenoemde voorwerp(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
(telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders,
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 724.148,54 EURO, voorhanden gehad en/of verworven en/of omgezet en/of overgedragen en/of
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 724.148,54 EURO gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
( art 420quater lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
Feit 4:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020, te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum en/of te Eindhoven en/of te Helmond, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, niet-openbare gegevens, te weten een of meerdere lijsten met een groot aantal rekeningnummers, telefoonnummers, e-mailadressen, adressen, voor- en achternamen en/of geboortedata, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden
krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat
deze door misdrijf waren verkregen;
en/of
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020, te Eindhoven en/of te Helmond, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, niet-openbare gegevens, te weten een of meerdere lijst(en) met een groot aantal rekeningnummers, telefoonnummers, e-mailadressen, adressen, voor- en achternamen en/of geboortedata,
ter beschikking van een ander, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer onbekend gebleven zogenaamde bellers heeft gesteld, en/of
aan een ander, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] een of meer onbekend gebleven zogenaamde bellers, bekend heeft gemaakt, en/of
uit winstbejag voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt, door de personen op de voorgenoemde lijst(en) met niet-openbare gegevens te bellen en/of te mailen en/of te benaderen,
terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betrof.
( art 139g lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II:
DE BEWIJSMIDDELEN
De rechtbank stelt de redengevende feiten en omstandigheden vast op basis van de volgende wettige bewijsmiddelen [5] . Deze bewijsmiddelen worden slechts gebruikt voor het feit/de feiten waarop zij blijkens de inhoud betrekking hebben.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft het volgende gerelateerd:
Op maandag 18 mei 2020 omstreeks 07:20 uur, hield ik op de locatie [adres]
[woonplaats] , als verdachte aan:
Achternaam : [medeverdachte 1]
Voornamen : [voornamen]
Geboren : [1989]
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Pakistan
Geslacht : Man
Nationaliteiten : Nederlandse en Pakistaanse
Adres : [adres]
Postcode plaats : [woonplaats] [6]
[benadeelde 1] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 20 januari 2020 werd ik omstreeks 15:45 uur gebeld door [zogenaamde medewerker] van de afdeling Fraude van de Rabobank. Ik hoorde hem zeggen: “Ik bel u omdat er geprobeerd is om via een server een bedrag van € 2.800,- van uw rekening af te schrijven.” [7] Ik hoorde [zogenaamde medewerker] zeggen dat er een kluisrekening geopend kon worden om vervolgens het geld hierop te storten. Ik heb het nummer waarmee hij belde gecontroleerd op het internet en hieruit kwam
naar voren dat dit het nummer was van Rabo Nederland.
Ik heb vervolgens bedragen overgemaakt. In totaal heb ik 9651+9658+9609+9656+9624 = € 48.198,-. [8]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 18 augustus 2020 is een zoeking gedaan in de woning van verdachte [verdachte] op het adres [adres] te [woonplaats] . In de slaapkamer van verdachte zat ik dat er een telefoon op de vensterbank lag. Ik zag dat het een mobiele telefoon van het merk Apple betrof type IPhone 11. Deze telefoon is door mij in beslag genomen.
Omschrijving goed:
Goednummer 20-4008-054
SIN AAMZ6404NL
Type IPhone 11. [9]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op de IPhone 11 van verdachte [verdachte] is een afbeelding van een notitie aangetroffen waarop het volgende staat:
[contactnaam 1] [10]
Deze screenshot is op 21 januari 2020 gemaakt om 12:02 uur.
De iMessage chatgeschiedenis tussen [verdachte] ( [telefoonnummer] ) en een contactpersoon met de gebruikersnaam [contactnaam 1] gaat terug tot 2018.
Een chatconversatie tussen [verdachte] en [contactnaam 1] op 12 februari 2020 luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
- [contactnaam 1] : Ik ben in fabriek
- [verdachte] : Kan je morgen werken? en vr eb za
- [contactnaam 1] : alleen zaterdag
- [verdachte] : [contactnaam 2] vraagt hoelang je nog ploegen hebt want bellen moet fulltime gebeuren [11]
- [verdachte] : Je kan beter keuze maken, of fabriek of bellen, is aan jou maakt voor ons niet uit, maar vanaf maandag moet gewoon fulltime gebeld worden en wie niet kan wil hij niet meer hebben snapje
- [verdachte] : [contactnaam 3] zegt dan gwn, K ben geen sletje, kies oor deze kan of zoek iets anders, hij heeft niet een bepaald iemand nodig, snapje, hij kan 100 bellers fixen dat is geen stress
- [contactnaam 1] : Heb gelijk vanaf begin gezegd van ik doe het erbij
- [verdachte] : Jaman maar nu is zijn keuze, vanaf maandag fulltime klaar
- [contactnaam 1] : Ja oké dan stop ik
- [verdachte] : Maar wel aan je afspraak houden van gwn verder niemand vertellen. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb in het dossier gelezen dat de naam [bijnaam verdachte] aan mijn wordt gekoppeld. Het klopt dat ik de persoon ben die bij het 06-nummer onder de naam [bijnaam verdachte] hoort.
Het klopt dat in chats de term ‘lappies’ wordt gebruikt voor laptops.
Ik weet ook wat in de chats met ‘leads’ wordt bedoeld.
Het klopt dat ik bij de politie heb verklaard dat ik [medeverdachte 1] ken als ‘ [contactnaam 3] ’. Er zijn meer mensen die hem ‘ [contactnaam 3] ’ noemen. [13]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de Iphone 11 van medeverdachte [medeverdachte 1] staan chatgesprekken met een persoon die onder de contacten staat vermeld als “ [bijnaam verdachte] ” met telefoonnummer [telefoonnummer] . [14]
Chatgesprekken tussen [bijnaam verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]) en [medeverdachte 1] luiden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 8 februari 2020:
- [medeverdachte 1] stuurt aan [verdachte] een link van de verhuur van een bedrijfspand aan de [adres] te [woonplaats] .
- [medeverdachte 1] : Heeft meerdere zeg maar, dus we gaan gwn kijken
- [verdachte] : Is goed, ik kom zo die kant op
Op 13 februari 2020:
- [medeverdachte 1] : Er komen morgen 2, dus zijn met 4. Dus inclusief jou en nietsnut. Neem dus wel alle lappies mee.
Op 14 februari 2020:
- [medeverdachte 1] : Die andere boys komen pas maandag.
- [verdachte] : Leads zijn op, probeer zsm te fixen
- [medeverdachte 1] : Groen?
- [verdachte] : Hoop dit weekend, ja alles eigenlijk, gister 60-70 gedaan totaal.
- [medeverdachte 1] : Bel klaas zeg hem lappies nodig maandag
- [verdachte] ; Ok [15]
Op 8 april 2020:
- [medeverdachte 1] : En waarom zei je wazier dat er niet wordt gewerkt?
- [verdachte] : Kzei niet niet gewerkt. Ik zei kans is klein dat er spa’s zijn.. [16]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In onderzoek 031CCBeurs is een iPhone 11 van [medeverdachte 1] uitgelezen. In deze telefoon is een Whatsapp chatgesprek aangetroffen tussen: De gebruiker van de telefoon (nummer [telefoonnummer] , bijnaam “ [bijnaam] ", die is geïdentificeerd als [medeverdachte 1] , en De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] , die is geïdentificeerd als [medeverdachte 3] (een telefoon met daarin een simkaart met dit nummer is tijdens de aanhouding van [medeverdachte 3] bij hem aangetroffen). [17]
30 maart 2020:
[bijnaam] Is er vic?
[telefoonnummer] Nou nog niet man. Kanker man wel all aan de lijn
[bijnaam] En wie bellen er?
[telefoonnummer] Bolle alleen
[bijnaam] Die kk koeli zou ook bellen. [bijnaam verdachte]
[telefoonnummer] Ja beruchte me net pas van ben je daar. Jaa
[bijnaam] Niet laten bellen. [bijnaam verdachte]
[telefoonnummer] Oké is goed. Omdat die laat is?
[bijnaam] Yess [18]
[getuige] heeft als getuige bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat in februari 2020 op naam van mijn bedrijf een pand is gehuurd op de [adres] in [woonplaats] . U vraagt waarvoor ik dat pand heb gehuurd. Deze personen zijn goede kennissen van mijn broer. Mijn broer heeft mij voorgesteld aan één persoon die ik zelf ken als [contactnaam 3] . Mijn broer zei dat die jongens wel voor mij wilden bellen. Om die reden heb ik een pand gehuurd en daar zouden die jongens met z’n allen gaan bellen. [19]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 10-03-2020, omstreeks 12.41 uur chat [medeverdachte 1] met [telefoonnummer] @s.whatsapp.net.
[telefoonnummer] : kan het op nieuw aangevraagde spa? dan laat ik paar mensen aanvragen
[medeverdachte 1] : zodra je hebt meld me
[telefoonnummer] : doe ik
[telefoonnummer] : 50/50
- [medeverdachte 1] : nee, 40 voor jouw kant, 60 voor onze kant, we zijn met 5 man
[telefoonnummer] : maar hoef niets te doen toch, alleen afstaan?
[medeverdachte 1] : ja, de rest doen wij [20]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Tijdens de doorzoeking in een woning, [adres] te [woonplaats] (
de rechtbank begrijpt: de woning van verdachte [verdachte]) op 18 augustus 2020, werd het volgende in beslag genomen:
- een motor met kenteken [kenteken] ;
- ruim € 38.000,- contant geld;
- groot aantal luxe artikelen (kleding, schoenen, tassen, zonnebril);
- 2 horloges. [21]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Tijdens de doorzoeking in de woning op de [adres] te [woonplaats] op 18 augustus 2020 werden op de slaapkamer van verdachte [verdachte] op meerdere plekken aankoopbewijzen aangetroffen van aankopen welke contant zijn betaald.
- op 21 januari 2020: bij Fendi schoenen, een jack en een trui, contant betaald € 2.890,-;
- op 21 januari 2020: bij Louis Vuitton, een tas en een trui, € 820,- contant betaald;
- op 21 januari 2020: bij de Bijenkorf, schoenen, € 585,- contant betaald; [22]
- op 26 februari 2020: bij Boutique Amsterdam, een paar schoenen, € 2.495,- contant betaald;
- op 27 maart 2020: bij Media Markt, twee notebooks, € 2.293,30, contant betaald;
- op 21 mei 2020: bij Siebel Juweliers, een horloge, € 249,- contant betaald;
- op 26 mei 2020: bij Fendi, schoenen, € 595,- contant betaald;
- op 14 juli 2020: bij Motorplaza, motorkleding, € 699,83, contant betaald;
- op 5 augustus 2020: bij Vic for Men, twee truien en een jack, € 972,50, contant betaald;
- op 17 augustus 2020: bij Vic for Men, twee jacks, € 377,50, contant betaald.
Overzicht contant geld:
en 54484761 hebben geen contante stortingen en/of contante opnames plaatsgevonden.
Overzicht contant geld:
In de woning aangetroffen € 38.050,-
In de auto aangetroffen € 565,-
Contante uitgave 1/1 - 17/08 € 13.339,13
Contant gestort € 1.300,-
Totaal aan contanten ten minste € 53.254,13. [23]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Tot februari 2020 had ik een eenmanszaak in telemarketing. Ik heb me in april 2020 uitgeschreven uit de Kamer van Koophandel. Ik had geen inkomsten meer uit die eenmanszaak. Ik heb over 2020 ook geen aangifte inkomstenbelasting gedaan. [24]
Verdachte heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb vanaf februari 2020 tot nu niets gedaan. [25] Toen ik startte met mijn telemarketingsbedrijf was mijn omzet € 1.500,- tot € 1.800,- netto per maand. Hier waren alle kosten vanaf. [26]
Verdachte heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben sinds twee à drie maanden in het bezit van de motor van het merk Yahama met kenteken [kenteken] die in beslag is genomen. Ik heb de motor via Marktplaats gekocht. [27]
Het bedrag van € 20.150,- dat op mijn slaapkamer in een rugtas is gevonden, bestaande uit 398 biljetten van € 50,-, 12 biljetten van € 20,- en 1 biljet van € 10,-, is van mij. [28]
De schoenen van het merk Christian Louboutin, die in de kast in de gang en in de kamer stonden, zijn van mij. [29] Voor de beige schoenen, die in de kamer stonden, heb ik € 650,- betaald. [30]
Bijlage III: BESLAGLIJST
Conservatoir beslag
PL0100-2020226060-12
Mercedes AMG A45 [kenteken]
PL0100-2020226060-13
Yamaha [kenteken]
Conservatoir beslag 9 december 2021
MD3R019160_618272
1x jas zwart mt XXL S'Oliver
MD3R019160_618274
1x bodywarner, zwart mt 48 Biaggini
MD3R019160_618275
1x jas, zwart mt L Distrikt
MD3R019160_618276
1x jas, zwart mt. M Canada Goose
Conservatoir beslag recent
MD3R019160_617360
Schoenen Christaan Louboutin Beige
MD3R019160_617361
6.820 dirham ~ 623 euro (PL0100-2020226060-11)
MD3R019160_617367
20.150 euro (PL0100-2020226060-10)
MD3R019160_617368
Philips televisie
MD3R019160_617369
PS/4 zwart
MD3R019160_617370
Samsung televisie zwart
MD3R019160_617372
1x Jas Canada Goose blauw
MD3R019160_617373
1x Jas Canada Goose zwart
MD3R019160_617374
3x Jas Canada Goose groen
MD3R019160_617375
1x Jas Moose Knuckels zwart
MD3R019160_617376
1x Jas Canada Goose donker blauw groot
MD3R019160_617376A
1 Blauwe Canada Goose
MD3R019160_617377
1x Trui Philpp Plein Zwart
MD3R019160_617380
Nektas Giorgio Armani zwart
MD3R019160_617381
Nektasje Versace Jeans zwart
MD3R019160_617382
Nektasje Louis Vuitton
MD3R019160_617383
Horloge Guess
MD3R019160_617384
Horloge Michael Kors
MD3R019160_617385
Zonnebril Louis Vuitton met doosje
MD3R019160_617389
16.000 euro 50 euro biljetten (PL0100-2020226060-09)
MD3R019160_617391
1.900 euro biljetten
MD3R019160_617392
Phillip Plein shirts. 1 stuks XL en 1 stuks XXL
MD3R019160_617393
Schoenen Christaan Louboutin Zwart
MD3R019160_617394
Schoenen Christaan Louboutin Blauw
MD3R019160_617395
Windstopper Givenchy zwart
MD3R019160_617396
Bodywarmer Fendi zwart
MD3R019160_617397
Schoenen Christaan Louboutin Zwart
MD3R019160_617399
Louis Voutton nektas zwart
MD3R019160_617400
500 euro (PL0100-2020226060-06)
MD3R019160_617405
65 euro (PL0100-2020226060-07)
MD3R019160_618260
1 shirt wit mt XXL Dsquared1 shirt zwart mt XXL Dsquared
MD3R019160_618261
1x shirt zwart Philipp PleinIndianen print
MD3R019160_618262
4x shirt zwart mt XXL Philipp PleinShirt hebben tattoo pri
MD3R019160_618263
1x shirt wit mt XXL Philipp PleinMohammed Ali print
MD3R019160_618264
1x shirt blauw mt XXL Philipp PleinBasketbal print
MD3R019160_618265
4x shirt zwart mt XL Philipp PleinTattoo print
MD3R019160_618266
2x shirt zwart mt XXL Philipp PleinMohammed Ali print
MD3R019160_618267
1x shirt zwart mt XL Philipp PleinDoodskoppen print
MD3R019160_618268
1x shirt zwart mt XL Philipp PleinMohammed Ali Print
MD3R019160_618269
1x shirt blauw mt XL Philipp PleinBasketbal print
MD3R019160_618270
1x shir twit mt XXL Philipp PleinMohammed Ali Print
MD3R019160_618271
1 groene camouflage jas mt M, met losse bontkraag Canada Goo
MD3R019160_618273
1x jas, blauw mt S Canada Goose
Dossier
MD3R019160_617379
Tas Improvers grijs
MD3R019160_617401
Divers
MD3R019160_617404
Brief RDW [kenteken]
Onttrekking aan het verkeer
MD3R019160_617386
Pepperspray Rsonic
MD3R019160_617387
2x Cobra 6 zwaar vuurwerk
MD3R019160_617390
Pepperspray Rsonic
MD3R019160_617398
Kentekenbewijs motor [kenteken]
Teruggegeven
MD3R019160_617362
Laptop
MD3R019160_617363
Macbook van vader INCL OPLADER
Verbeurd verklaren
MD3R019160_617364
Telefoon
MD3R019160_617365
Telefoon
MD3R019160_617366
Telefoon
MD3R019160_617371
Laptop Asus Zwart
MD3R019160_617378
Laptop in laptoptas incl. muis en adapter
MD3R019160_617388
Car Entertainment System in doos
MD3R019160_617402
Telefoon Nokia zwart (20-4008-060)
MD3R019160_617403
Lebara Simkaart hoesje [telefoonnummer]
MD3R019160_638779
Telefoon

Voetnoten

1.Hoge Raad 17 mei 1994, NJ 1995/46.
2.Hoge Raad 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702.
3.Hoge Raad, 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
4.Hoge Raad, 22 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7077.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal met zaaksnaam 031CCBeurs en nummer 2019205922 d.d. 5 november 2020, doorgenummerd van pag. 1-2344 en opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 18 mei 2020, pag.201
7.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 21 januari 2020, pag. 1 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
8.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 21 januari 2020, pag. 2 van het proces-verbaal (processtuk: Aangiften).
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1854.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1891.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1892.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1893.
13.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2021.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1895.
15.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1898.
16.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1901.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2020, pag. 1520.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2020, pag. 1521.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 10 mei 2021, pag. 2 van het proces-verbaal (los processtuk).
20.Bijlage 2.06 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, pag. 2056.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2020, pag. 92.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020, pag. 1856.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020, pag. 1857.
24.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2021.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 augustus 2020, pag. 615.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 augustus 2020, pag. 616.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 augustus 2020, pag. 621.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 augustus 2020, pag. 622.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 augustus 2020, pag. 623.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 augustus 2020, pag. 624.