Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verweerder)
Inleiding
€ 5.510,89 aan ten onrechte ontvangen bijstand van hem teruggevorderd. In het besluit van 3 mei 2022 (het primaire besluit II) heeft verweerder het recht op bijzondere bijstand van eiser ingetrokken met ingang van 9 oktober 2021 en een bedrag van € 686,23 aan ten onrechte ontvangen bijstand van hem teruggevorderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Verweerder heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat eiser de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij in zijn woning. Als gevolg hiervan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld. In het besluit van 4 mei 2022 (het primaire besluit III) heeft verweerder aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 540,- in verband met de schending van de inlichtingenplicht.
Overwegingen
De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiser, dat deze bewijsstukken niet of niet zonder nader onderzoek door verweerder aan de bestreden besluitvorming ten grondslag mag worden gelegd, niet slaagt. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is het gebruik van (beweerdelijk) onrechtmatig verkregen bewijs slechts dan niet toegestaan indien dit bewijs is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. [2] Daarvan is de rechtbank niet gebleken. Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij blijkt dat de politie een anonieme melding had ontvangen dat er op het adres van eiser een vuurwapen zou zijn dat betrokken zou zijn geweest bij de schietpartij bij café [café]. De enkele stellingen van eiser dat de inhoud van de anonieme melding onjuist is, dat hij nog nooit in aanraking is geweest met de Wet Wapens en Munitie, dat hij geen verdachte was in de strafzaak over de schietpartij en dat zo’n 5 maanden zijn verstreken tussen de schietpartij en het binnentreden in de woning van eiser, zijn geen, althans onvoldoende concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het verkregen bewijs. Bij deze stand van zaken rust er op verweerder geen plicht om nader onderzoek in te stellen naar de van de politie ontvangen bewijsstukken.
De rechtbank oordeelt vervolgens dat de beroepsgrond van eiser dat (onder meer) de bevindingen van de politie niet bruikbaar zijn omdat de rapporten summier en/of onvolledig zijn en gebreken bevatten, niet slaagt. De omstandigheid dat in het hennepinformatiebericht gebruik is gemaakt van hokjes die kunnen worden aangekruist, maakt niet dat de informatie in dit bericht niet betrouwbaar is. Ook de omstandigheid dat het bericht summier is, maakt niet dat verweerder dit niet als één van de bewijsstukken aan de bestreden besluitvorming ten grondslag mag leggen. Verder maakt de omstandigheid dat er bij het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel foto’s en enkele bijlagen ontbreken niet dat verweerder in het geheel niet mag afgaan op de inhoud van het rapport. Dat er vraagtekens in het rapport staan vermeld voor wat betreft de financiële opbrengst per oogst en vermogenscomponenten van eiser acht de rechtbank niet relevant aangezien in deze procedure ter discussie staat óf er een eerdere oogst is geweest en niet wat de waarde van deze oogst is geweest.
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.