In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 24 februari 2022, is de opheffing van de afkoelingsperiode en de intrekking van de aanwijzing van de observator aan de orde. De zaak betreft twee besloten vennootschappen, hierna aangeduid als verzoekster sub 1 en verzoekster sub 2, die gezamenlijk optraden in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). De advocaten van de verzoeksters zijn mr. E.C. Bos en mr. G.J.C. Wessels, beiden gevestigd te Den Haag. De schuldeiser, vertegenwoordigd door mr. P.J. Fousert uit Groningen, heeft een zienswijze ingediend en verzocht om voorzieningen op basis van artikel 376 lid 9 van de Faillissementswet (Fw).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeksters hun verzoeken hebben ingetrokken, wat leidt tot de opheffing van de eerder verleende afkoelingsperiode. Tevens is de observator, mr. H. De Coninck-Smolders, wiens aanstelling niet langer nodig is, uit haar functie ontheven. De rechtbank heeft de kosten van de observator, die door de verzoeksters niet zijn betwist, vastgesteld op € 28.549,02, inclusief verschotten maar exclusief btw.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken en biedt inzicht in de procedure rondom de WHOA, waarbij de rechtbank de belangen van de betrokken partijen zorgvuldig heeft afgewogen en tot een beslissing is gekomen die de voortgang van de herstructurering mogelijk maakt.