ECLI:NL:RBMNE:2022:6056
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de gevolgen van niet-tijdig beslissen
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere over de toekenning van huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 13 augustus 2021, waarin haar huishoudelijke hulp was toegekend. Na het indienen van een beroep wegens het uitblijven van een besluit op bezwaar, heeft verweerder op 2 juni 2022 alsnog een besluit genomen. Eiseres heeft vervolgens gronden van beroep ingediend, waarbij zij stelde dat verweerder ten onrechte geen urenindicatie had gegeven in het primaire besluit.
De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder alsnog op het bezwaar heeft beslist, het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, omdat zij een professionele gemachtigde heeft ingeschakeld. De rechtbank kent een bedrag van € 379,50 toe voor de gemaakte proceskosten, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn.
Eiseres heeft tijdens de zitting enkele gronden ingetrokken en de rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepsgronden van eiseres overeenkomen met de bezwaar gronden. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet leidt tot een andere strekking dan het primaire besluit, omdat verweerder in het bestreden besluit wel het aantal toegekende uren heeft vermeld. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.