ECLI:NL:RBMNE:2022:6044

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
UTR 21/3477 en 21/3512
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA en de aanvraag voor een IVA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering heeft aangevraagd, en haar (ex-)werkgeefster, alsook de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres heeft zich in 2011 ziekgemeld en heeft sindsdien verschillende uitkeringen ontvangen, waaronder een WGA-uitkering en een Ziektewet-uitkering. In 2020 heeft zij verzocht om een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, waarna het Uwv haar per 12 maart 2018 80-100% arbeidsongeschikt achtte, maar haar aanvraag voor een IVA-uitkering afwees. Eiseres en haar (ex-)werkgeefster hebben hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl het Uwv niet verscheen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende onderbouwd heeft dat eiseres per datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er nog behandelmogelijkheden zijn voor eiseres, en dat haar klachten kunnen verbeteren na een behandeling voor haar opiatenverslaving. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres en haar (ex-)werkgeefster verworpen en geoordeeld dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een IVA-uitkering. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/3477 en 21/3512

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiseres

en
[Ex Werkgeefster] ,
(ex-)werkgeefster
(gemachtigde: M.J.A. van den Bogaart),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Inleiding

Voorgeschiedenis
1. Eiseres werkte als [Functie] voor de [Ex Werkgeefster] voor 35,86 uur per week. Op 25 augustus 2011 heeft eiseres zich ziekgemeld vanwege fysieke klachten (rugklachten). In maart 2012 is eiseres gestart met re-integratie. Sinds mei 2013 werkt eiseres ca 10-14 uur per week in haar eigen functie. Eiseres heeft op 31 mei 2013 een WIA-uitkering aangevraagd. Per 19 augustus 2013 is eiseres 79,97% arbeidsongeschikt geacht en krijgt zij een loongerelateerde WGA-uitkering. Per 19 februari 2015 is de uitkering omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiseres werkt gemiddeld 15 uur per week voor de [Ex Werkgeefster] . Met ingang van 30 januari 2017 is eiseres ziekgemeld en krijgt zij een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Per 13 februari 2017 is de ZW-uitkering beëindigd, omdat eiseres is hersteld. Eiseres heeft op 6 maart 2018 een melding toenemende klachten gedaan. Met ingang van 12 maart 2018 is eiseres opnieuw ziekgemeld en krijgt zij een ZW-uitkering. Met ingang van 27 januari 2019 is de ZW-uitkering beëindigd. In het besluit van 6 juni 2019 is de ZW-uitkering heropend en met ingang van 28 januari 2019 hervat. Met ingang van 8 maart 2020 is de ZW-beëindigd.
Huidige procedure
2. Op 5 maart en 25 maart 2020 is verzocht om een herbeoordeling van eiseres mate van arbeidsongeschiktheid. In het besluit van 3 november 2020 (het primaire besluit) acht het Uwv eiseres per 12 maart 2018 80 – 100% arbeidsongeschikt, omdat zij haar eigen arbeid niet meer kan uitvoeren en de arbeidsdeskundige onvoldoende functies heeft kunnen duiden. [1] Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar ingediend, omdat zij meent in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering.
3. In de beslissing op bezwaar van 18 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. In het rapport van 16 april 2021 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er medische argumenten zijn om de primair vastgestelde belastbaarheid en conclusie te wijzigen. De functionele mogelijkhedenlijst (FML) wordt aangepast. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft geen passende voorbeeldfuncties kunnen vinden. [2] Het Uwv acht eiseres daarom volledig arbeidsongeschikt. Daarnaast onderkent de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een deel van de bij eiseres aanwezige beperkingen duurzaam zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een inschatting gemaakt van de aanwezige blijvende beperkingen en deze beperkingen vastgelegd in een tweede FML van 16 april 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de tweede FML functies kunnen duiden die leiden tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 74,7%.
4. Eiseres en (ex-)werkgeefster hebben tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de Teams-zitting van 11 maart 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
(Ex-)werkgeefster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
5. Tijdens de zitting is afgesproken dat het Uwv een reactie zal indienen op het rapport van Melis van 22 februari 2022. Verder is afgesproken dat het Uwv een reactie zal geven op twee vragen van de rechtbank. Het Uwv heeft twee rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend.
6. De rechtbank heeft partijen gewezen op het recht om op een nadere zitting gehoord te worden. Partijen hebben daar geen gebruik van gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Het geschil

7. Eiseres en (ex-)werkgeefster zijn het niet eens met de beslissing op bezwaar. Zij vinden dat eiseres in aanmerking komt voor een IVA-uitkering, omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
8. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op een IVA-uitkering, omdat zij per datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt is.

Beoordeling door de rechtbank

9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv in de beslissing op het bezwaar voldoende onderbouwd dat eiseres per datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt is en dat zij daarom geen recht heeft op een IVA-uitkering. De rechtbank verklaart de beroepen daarom ongegrond. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dat heeft.
Medische beoordeling
10. Volgens eiseres en (ex-)werkgeefster heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een te optimistische prognose gegeven over de te verwachten verbetering van eiseres belastbaarheid. Ter onderbouwing van hun standpunt verwijzen zij naar de medische toelichting van 3 december 2021 en 22 februari 2022 van Melis , bedrijfsarts en niet praktiserend verzekeringsarts. Eiseres heeft alternatieve behandelingen gevolgd, waarmee zij haar afhankelijkheid van opiaten heeft kunnen halveren. Melis acht het onduidelijk of een behandeling in een verslavingskliniek tot een beter resultaat kan leiden, gezien de duur van een dergelijke behandeling en het onvoorspelbare resultaat.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 5 januari 2022 geconcludeerd dat voor eiseres nog behandelmogelijkheden zijn. Ten aanzien van de psychische klachten stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de beperking ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico niet langer noodzakelijk zal zijn en de mentale belastbaarheid van eiseres zal herstellen als zij een behandeling in een verslavingskliniek zal volgen om te stoppen met de opiaten medicatie. Alternatief kan eiseres een behandeling op de pijnpoli volgen om vervolgens een traject bij een gespecialiseerde GGZ-kliniek ( [Kliniek] ) te volgen. Eiseres heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog geen wezenlijke behandeling gevolgd gericht op de opiatenverslaving, waardoor zij het herstelgedrag van eiseres aanmerkt als onvoldoende adequaat. Als het gebruik van opiaten is gestopt, dan verwacht de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat daarnaast ook de energetische belastbaarheid van eiseres zal stijgen naar 6 uur per dag arbeid.
12. Het Uwv heeft na de zitting een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 maart 2022 ingediend als reactie op het rapport van Melis van 22 februari 2022. Daarin concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres baat kan hebben bij een behandeling in een gespecialiseerde GGZ-kliniek bedoelt voor mensen die ernstige lichamelijke klachten waarvoor geen medische oplossing is gevonden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wil deze kliniek dat eerst het opiatengebruik volledig wordt afgebouwd. Verder heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 maart 2022 ingediend ter beantwoording van de vragen die de rechtbank heeft gesteld. Daarin schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen beperkingen zijn opgenomen in de prognostische FML ten aanzien van de rubrieken sociaal- en persoonlijk functioneren, omdat eisers kan herstellen van haar chronisch pijnsyndroom nadat zij van de opiatenverslaving is genezen. Verder benoemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep klinieken waar eiseres in behandeling kan voor de opiatenverslaving en wat het effect van de behandeling zal zijn.
13. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in een zaak als deze, moet de verzekeringsarts zich bij een claim van duurzame arbeidsongeschiktheid op de volgende manier een oordeel vormen over de duurzaamheid. Allereerst moet hij een inschatting maken van de herstelkansen in het eerste jaar en de periode erna. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden van de verzekerde. Als de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat van die behandeling voor de individuele verzekerde. [3]
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat en in hoeverre er nog verbetering van eiseres belastbaarheid is te verwachten. De (psychische) klachten van eiseres zullen volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep verminderen nadat zij een behandeling heeft gevolgd om het opiatengebruik volledig af te bouwen. Zo kan verbetering worden verwacht ten aanzien van de concentratieproblemen, gevoelens van somberheid, geheugenproblemen en slaapproblemen. Eiseres kan vervolgens ook een behandeling volgen in een gespecialiseerde GGZ-kliniek bedoelt voor mensen die ernstige lichamelijke klachten voor het chronisch pijnsyndroom. De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts volgen. Dat eiseres het opiatengebruik na een alternatieve behandeling inmiddels heeft gehalveerd, is een omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in zijn beoordeling hoeft te betrekken. De omstandigheid dat een andere behandeling – achteraf gezien – minder verbetering heeft gebracht dan op de datum in geding was te verwachten, is op zichzelf namelijk geen grond om aan te nemen dat de verwachting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist moet worden gehouden. [4] De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook voldoende gespecificeerd wat het te verwachten resultaat is van de behandelingen. Deze motivering kan het oordeel dragen dat geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid van eiseres.
Arbeidskundige beoordeling
15. Eiseres en (ex-)werkgeefster voeren aan dat de beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onzorgvuldig is. De voorbeeldfuncties zijn voor eiseres niet passend, omdat zij zitten moet kunnen afwisselen met liggen.
16. De rechtbank stelt vast dat een nadere onderbouwing ontbreekt, waardoor deze beroepsgrond naar het oordeel van de rechtbank niet slaagt.
17. De rechtbank stelt vast dat eiseres en (ex-)werkgeefster verder geen specifieke beroepsgronden hebben aangevoerd tegen de arbeidsdeskundige beoordeling. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de arbeidsdeskundige beoordeling onjuist is.

Conclusie en gevolgen

18. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende heeft onderbouwd waarom de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is. Verweerder heeft dan ook terecht beslist dat eiseres geen recht op een IVA-uitkering heeft.
19. De beroepen van eiseres en (ex-)werkgeefster zijn ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie het arbeidsdeskundig rapport van 2 november 2020.
2.Zie het arbeidsdeskundig rapport van 17 mei 2021.
3.Uitspraak van de CRvB van 9 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:257; en van 21 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:366.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 4 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3386.