ECLI:NL:RBMNE:2022:5721

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
16/194315-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De rol van verdachte in een criminele organisatie voor de productie van crystal meth en cocaïne, inclusief de rechtmatigheid van Encrochat bewijs

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de productie van crystal meth en cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verkregen bewijs via Encrochat rechtmatig was. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die verantwoordelijk was voor de productie van methamfetamine in verschillende drugslabs in Nederland, en ook betrokkenheid bij een cocaïnewasserij. De organisatie had een professionele structuur en was in staat om grote hoeveelheden drugs te produceren. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als adviseur van de leider van de organisatie vastgesteld, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor leidinggeven aan de organisatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en een geldboete van 40.000 euro, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/194315-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 september 2020, 17 december 2020, 9 maart 2021, 3 en 17 juni 2021, 17 augustus 2021, 10, 21 en 22 februari 2022, 10 en 29 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mrs. E.M. van den Burg en N.T.R.M. Franken (hierna gezamenlijk te noemen: officier van justitie) en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. F.A.G.M. Landerloo en zijn raadsman, mr. T. Straten, beiden advocaat te Maastricht (hierna gezamenlijk te noemen: de verdediging), naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 3 juni 2021 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 juli 2020 te Herwijnen, Kerkenveld, Lelystad, Nijeveen en Zwijndrecht leiding heeft gegeven aan een organisatie, bestaande uit verdachte en tien andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • de productie van en handel in methamfetamine en cocaïne en
  • de invoer van cocaïne.
feit 2:
in de periode van 13 augustus 2019 tot en met 8 september 2020 te Maasdam en Strijensas, samen met een ander een personenauto (merk: Range Rover), een motorjacht (merk: Valk), een personenauto (merk: Volkswagen) en een contant geldbedrag van (ongeveer) € 12.000,- heeft witgewassen, en daarmee een gewoonte heeft gemaakt van witwassen.

3.RECHTMATIGHEID ENCROCHAT BEWIJS

3.1
Aansluiting bij rechtmatigheidsverweren andere raadslieden in Appel
Onder ‘het standpunt van de verdediging’ zal slechts uiteen worden gezet welke rechtmatigheidsverweren ten aanzien van het onderzoek naar Encrochat en het gebruik van de Encrochat data als bewijs in strafzaken de desbetreffende raadsman/raadsvrouw – zowel schriftelijk op voorhand als mondeling ter terechtzitting – heeft aangevoerd. De rechtbank benadrukt echter op voorhand dat zij bij het weergeven van de standpunten van de verdediging en het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de rechtmatigheid van het gebruik van de Encrochat data voor het bewijs ervan uitgaat dat alle raadslieden in onderzoek 03Appel20 (hierna: Appel) – ongeacht hoe expliciet zij dit hebben verzocht ter terechtzitting – zich hebben aangesloten bij de formele verweren die zijn gevoerd door de andere raadslieden in dit onderzoek. Daarnaast zal de rechtbank alle formele verweren, waaronder de op voorhand toegezonden schriftelijke standpunten en formele verweren gevoerd door raadslieden van medeverdachten, integraal als ter terechtzitting voorgedragen beschouwen in de zaak van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Primair
De verdediging heeft primair aangevoerd dat er sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM. De verdediging heeft in de regiefase verzocht om onder andere stukken met betrekking tot onderzoek 26Lemont – waaronder informatie over de gebruikers van Encrochat waarover het Openbaar Ministerie voorafgaand aan de hack beschikte – en (Franse) stukken met betrekking tot de inzet van de interceptietool in Frankrijk te laten toevoegen aan het procesdossier, waarmee de verdediging wilde toetsen of bij de inzet van de interceptietool (de verkrijging) en het gebruik van de berichten in Nederlandse strafzaken (de verwerking) werd voldaan aan de eisen die gesteld worden door artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering (Sv), de Franse wetgeving, het Unierecht, artikel 8 EVRM en in het verlengde daarvan artikel 6 EVRM en zo niet, welke rechtsgevolgen aan de vastgestelde vormverzuimen dienen te worden verbonden.
Omdat de rechtbank deze verzoeken heeft afgewezen, terwijl de verdediging ruimschoots heeft onderbouwd waarom kennisname van die stukken relevant zou kunnen zijn voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv, beperking van het recht op kennisname niet noodzakelijk was en er onvoldoende compenserende maatregelen zijn getroffen, is dit in strijd met de jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van artikel 149a lid 2 Sv en de beginselen van een behoorlijke procesorde en is er sprake van een schending van het
equality of armsbeginsel en daarmee van artikel 6 EVRM. Daarbij voert de verdediging aan dat het vertrouwensbeginsel niet afdoet aan het door het EHRM geformuleerde recht op kennisname als onderzoek wordt verricht naar een mogelijke schending van artikel 6 EVRM bij de Encrochat hack en het vertrouwensbeginsel pas een rol speelt als de relevante informatie beschikbaar is gesteld.
De verdediging heeft om voornoemde redenen de rechtbank primair verzocht om de aan het dossier toegevoegde Encrochat berichten die volgens het Openbaar Ministerie door verdachte zijn verzonden van het bewijs uit te sluiten.
Subsidiair
De verdediging heeft een drietal subsidiaire verweren gevoerd.
Het eerste subsidiaire verweer ziet op de verkrijging van de Encrochat data via de ‘Encrochat hack’. De verdediging heeft aangevoerd dat het vertrouwensbeginsel in de onderhavige zaak opzij moet worden geschoven, omdat Nederland medeverantwoordelijk moet worden geacht voor de inzet van de interceptietool en het hacken mede op Nederlands grondgebied heeft plaatsgevonden, waardoor de rechter ook dient te beoordelen of, naast artikel 6 EVRM, het Nederlandse recht en de overige grondrechten van het EVRM, waaronder artikel 8 EVRM, zijn nageleefd. Zo hebben de Nederlandse autoriteiten op alle vlakken intensief samengewerkt met Frankrijk in de aanloop naar de hack. In de Britse stukken wordt de hack consequent omschreven als een actie van het Joint Investigation Team (JIT), oftewel een gezamenlijk optreden van de Franse en Nederlandse autoriteiten, waarbij Nederland ook medezeggenschap heeft ten aanzien van de uitvoering. Daarnaast heeft Nederland op zijn minst een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het technische hulpmiddel en heeft het hoofd van de Landelijke Recherche gesproken over een gezamenlijke uitvoering, waaruit kan worden afgeleid dat Nederland een belangrijke rol speelde en verantwoordelijkheid droeg tijdens de hackoperatie. Verder is er binnengedrongen in de telefoons van individuele gebruikers, waarvan een deel zich in Nederland bevond en men van tevoren wist, waardoor de hack deels op Nederlands grondgebied plaatsvond en er dus sprake is van buitenlandse opsporingshandelingen in Nederland die dienen te worden getoetst aan artikel 8 EVRM en het Nederlandse recht.
Vervolgens heeft de inzet van de hacktool een schending van artikel 8 EVRM veroorzaakt. Die inzet (en daarmee de inbreuk op het privéleven van verdachte) was niet “
in accordance with the law”, omdat (de toepassing van) de Franse wetgeving niet voldeed aan de door het EHRM gestelde eisen met betrekking tot de grootschalige interceptie van communicatie en niet “
necessary in a democratic society” was, omdat het vergaren van bewijs tegen het bedrijf Encrochat niet een ernstige inbreuk op de privacy van tienduizenden Encrochat gebruikers rechtvaardigde.
Daarnaast is er in strijd met het Nederlandse recht gehandeld, omdat er werd binnengedrongen in de telefoons van individuele gebruikers, zonder dat er sprake was van een redelijke verdenking in de zin van artikel 126uba Sv.
Het tweede subsidiaire verweer ziet op de verwerking van de Encrochat data door de Nederlandse opsporingsdiensten. De verdediging heeft aangevoerd dat die verwerking van de Encrochat berichten in onderzoek 26Lemont eveneens in strijd is met artikel 8 EVRM. De verwerking van de berichten was niet “
in accordance with the law”, omdat artikelen 126dd en 126uba Sv niet voldoen aan de in de jurisprudentie door het EHRM gestelde eisen met betrekking tot de grootschalige interceptie van communicatie en de bulkverwerking daarvan. Bij de feitelijke verwerking is niet voldaan aan de waarborgen die artikel 126uba Sv voorschrijft en de door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden. Verder was ook de verwerking van de berichten niet “
necessary in a democratic society”, omdat het doel om bewijs tegen het bedrijf Encrochat te verzamelen niet in een proportionele verhouding staat tot de inbreuk op de privacy van vele duizenden gebruikers.
Op basis van dezelfde argumenten als voornoemd stelt de verdediging dat de verwerking van de Encrochat berichten door de opsporingsdiensten in strijd is met het recht op privacy zoals neergelegd in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest), omdat binnen het onderzoek 26Lemont een fatsoenlijke wettelijke basis voor de inbreuk op de privacy ontbrak en de inbreuk niet tot het strikt noodzakelijke werd beperkt.
Het derde subsidiaire verweer ziet op de overdracht van de Encrochat data van de Franse opsporingsdiensten naar de Nederlandse opsporingsdiensten. De verdediging heeft aangevoerd dat die overdracht in strijd is met artikel 8 EVRM. Ten eerste was het delen van informatie binnen het JIT niet onderworpen aan onafhankelijk toezicht. Daarnaast was er geen sprake van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, omdat het Openbaar Ministerie heeft volgehouden dat de hack geheel onder verantwoordelijkheid van Frankrijk plaatsvond, het oprichten van een gemeenschappelijk team niet noodzakelijk was en er tussen 1 en 10 april 2020 in het geheel geen wettelijke grondslag voor de overdracht van de berichten was, omdat de JIT-overeenkomst pas op 10 april 2020 is ondertekend. Het sluiten van een JIT-overeenkomst en de daaropvolgende overdracht van Encrochat berichten door Frankrijk aan Nederland was daarom in dit geval onvoldoende voorzienbaar en niet “
in accordance with the law”.
In een op een later moment gevoerd aanvullend verweer heeft de verdediging gesteld dat de Wet politiegegevens niet als wettelijke grondslag kan gelden voor de verwerking van de Encrochat berichten, omdat een situatie als bedoeld in artikel 9 van de Wet politiegegevens zich niet voordeed ten tijde van de verwerking van de Encrochat berichten en er niet werd voldaan aan de verdenking van het beramen of plegen van ernstige misdrijven, zoals vereist door artikel 10 van de Wet politiegegevens.
Hiermee is er sprake van een schending van de privacy en de correspondentie van verdachte. Dit levert een vormverzuim op dat tevens van bepalende invloed is geweest op het opsporingsonderzoek naar of de (verdere) vervolging van verdachte, omdat de verkrijging van gegevens cruciaal bewijs heeft opgeleverd tegen verdachte. Vanwege de omvang van de schending (ook tegen duizenden andere Encrochat gebruikers), heeft de verdediging subsidiair verzocht om de Encrochat berichten uit te sluiten van het bewijs, omdat bewijsuitsluiting noodzakelijk is als rechtstatelijke waarborg en als middel om vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst te voorkomen. Indien de rechtbank daar niet in meegaat, heeft de verdediging meer subsidiair verzocht om strafvermindering toe te passen.
Voorwaardelijk aanhoudingsverzoek
Indien de rechtbank de hiervoor geformuleerde primaire en subsidiaire standpunten niet volgt, heeft de verdediging de rechtbank voorwaardelijk verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden, omdat in Frankrijk de
Conseil constitutionnel(‘Grondwettelijke raad’) zich gaat buigen over de vraag of de Encrochat berichten in overeenstemming met de Franse grondwet zijn verkregen.
3.3
Het standpunt van de officier van justitie
Hieronder wordt het standpunt van de officier van justitie weergegeven, ook ten aanzien van verweren die door raadslieden van medeverdachten zijn gevoerd.
Interceptie en overdracht
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inzet van de interceptietool heeft plaatsgevonden in een Frans opsporingsonderzoek onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten en met Franse rechterlijke toestemming, waarbij Nederland geen medewerking heeft verleend en waardoor Nederland ook niet (mede)verantwoordelijk is voor de inzet van de interceptietool en de verkrijging van de Encrochat data. Dat Frankrijk mogelijk – gedoogd – de soevereiniteit van Nederland zou hebben geschonden omdat gebruikers zich in Nederland bevonden, is geen rechtens te respecteren belang van de verdachten. Het vertrouwensbeginsel verzet zich er dan ook tegen dat de Nederlandse rechter toetst of de verkrijging en de overdracht van de berichten in overeenstemming is met artikel 8 EVRM. Verder heeft de verdediging ter onderbouwing van een eventuele inbreuk op artikel 6 EVRM de beschikking gekregen over een groot aantal stukken en hebben de verdachten het bewijs tegen hen volledig en voldoende kunnen toetsen. Het
equality of armsbeginsel houdt geen onbeperkt recht op verstrekking van stukken in en een verstrekking van Franse stukken of stukken over de internationale samenwerking zou in strijd zijn met de bedoeling van het vertrouwensbeginsel. Er is daarom geen schending van artikel 6 EVRM.
Verwerking en analyse
Hoewel dit niet wettelijk vereist was en de verkregen Encrochat data op grond van de Wet politiegegevens en/of artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gedeeld mochten worden met andere onderzoeken, heeft het Openbaar Ministerie ervoor gekozen een vordering ex artikel 126uba Sv aan te vragen bij de rechter-commissaris. Uit de toegevoegde 26Lemont stukken waaronder de 126uba-machtiging van de rechter-commissaris en de daaraan ten grondslag liggende vordering, blijkt niet dat er sprake is van één en hetzelfde onderzoek naar zowel Encrochat als bedrijf als de gebruikers ervan en evenmin dat de reden voor interceptie van de Encrochat data verhuld is. Er is daarom geen sprake van misleiding en de gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweren dienen dan ook te worden verworpen. Ten aanzien van de machtiging van de rechter-commissaris en de uitvoering daarvan heeft de officier van justitie gesteld dat deze in overeenstemming is met artikel 8 EVRM. Daarbij geldt dat de data pas binnen een opsporingsonderzoek geanalyseerd werd na toestemming van de rechter-commissaris om hier onderzoek naar te doen en dus nadat geconcludeerd was dat er een verdenking is voor het plegen van misdrijven in een georganiseerd verband.
EU-recht
Het vertrouwensbeginsel brengt met zich mee dat ervan uit kan worden gegaan dat de Franse interceptie heeft plaatsgevonden in overeenstemming met het Unierecht. Ten aanzien van de verwerking door de Nederlandse autoriteiten heeft de officier van justitie gesteld dat deze verwerking niet binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2002/58 valt. Richtlijn 2016/680 is in de nationale wetgeving geïmplementeerd, te weten in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en daarmee is een rechtstreeks beroep op de Richtlijn niet mogelijk. De rechtbank dient opnieuw het verzoek tot prejudiciële vragen af te wijzen nu een beslissing over de uitleg of geldigheid van het Unierecht niet nodig is om uitspraak te kunnen doen. Ook ten aanzien van de grondrechten neergelegd in het Handvest geldt dat het vertrouwensbeginsel van toepassing is en voor zover er wel aan de grondrechten uit het Handvest zou moeten worden getoetst, volgt er uit artikel 52 lid 3 van het Handvest dat artikelen 7 en 8 van het Handvest (recht op privéleven) conform artikel 8 EVRM moeten worden uitgelegd. Er hoeft dus geen aparte toetsing aan die artikelen uit het Handvest plaats te vinden.
Aanhoudingsverzoek
De door de verdediging gedane (voorwaardelijke) aanhoudingsverzoeken om een uitspraak van het Franse
Conseil constitutionnelaf te wachten dienen te worden afgewezen, omdat de verdediging niet heeft onderbouwd welke onrechtmatigheid zou kunnen blijken en wat dus de relevantie is voor Nederlandse strafzaken. Daarnaast zal slechts aan de orde zijn of er meer informatie met betrekking tot de werking van de interceptietool met de verdediging in Franse zaken moet worden gedeeld. Dit zegt dus nog niets over de rechtmatigheid van de inzet van het middel.
Start van het onderzoek
Per 1 april 2020 werd door de rechter-commissaris toestemming gegeven voor het gebruik van de dataset bestaande uit 27 tegencontacten van [A] . De politie Midden-Nederland beschikte dus al vanaf 1 april 2020 rechtmatig over de data van het grotere georganiseerde verband Primero. Vanaf 23 april 2020 werd een kleiner deel van dit netwerk in een nieuw onderzoek ondergebracht. De vijf vermoedelijk in Utrecht gelokaliseerde tegencontacten van [A] zijn vervolgens onderdeel gaan uitmaken van onderzoek Fruit, een titel V onderzoek naar het beramen en plegen van misdrijven met een strafoplegging van 8 jaar of meer in een georganiseerd verband, gericht op georganiseerd harddrugshandel in Utrecht. Op 27 april 2020 is vervolgens toestemming verleend voor onderzoek Fruit. Dit levert geen onrechtmatigheid op. Mocht de rechtbank dit wel onrechtmatig achten, dan zijn de verdachten hiermee niet in hun belangen geschaad, omdat vier dagen later alsnog toestemming is verleend door de rechter-commissaris.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.4.1.
Onderzoek naar het bedrijf Encrochat en NN-gebruikers
Al vanaf 2017 vinden er in onder meer Frankrijk en Nederland onderzoeken plaats naar het bedrijf Encrochat, een communicatieaanbieder die telefoons aanbood waarmee via de applicatie Encrochat versleutelde chatberichten, bestaande uit tekst en afbeeldingen, konden worden verzonden en ontvangen, waarmee onderling gebeld kon worden en waarmee notities op telefoontoestellen konden worden aangemaakt. Communicatie kon tot stand komen nadat een gebruiker zijn ‘username’ stuurde naar een andere gebruiker, met het verzoek om toegevoegd te worden aan diens contactenlijst. Gebruikers konden elkaars username opslaan in hun contactenlijst onder een zelfgekozen omschrijving (‘nickname’). De kosten voor een Encrochat telefoon bedroegen ongeveer € 1.500,- voor een abonnement van zes maanden. Geschat werd dat er wereldwijd circa 55.000 Encrochat telefoons werden gebruikt, waarvan er mogelijk circa 12.000 Nederlandse gebruikers waren en circa 3000 Franse gebruikers.
In Frankrijk werd het bedrijf Encrochat eind 2018 al onderzocht in het kader van de volgende strafrechtelijke kwalificaties:
- criminele organisatie met als doel het plegen van misdrijven of vergrijpen waarop
tien jaar gevangenisstraf staat;
- de verstrekking van een cryptologisch middel dat zonder voorafgaande verklaring
niet uitsluitend authenticatie- of integriteitscontrolefuncties verschaft;
- overdracht van een cryptologisch middel dat zonder voorafgaande verklaring niet
uitsluitend authenticatie- of integriteitscontrolefuncties verschaft, vanuit een
lidstaat van de Europese Unie;
- import van een cryptologisch middel dat zonder voorafgaande verklaring niet
uitsluitend authenticatie- of integriteitscontrolefuncties verschaft.
Op 10 februari 2020 werd in Nederland een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 26Lemont, welk onderzoek voortkwam uit een langer lopend onderzoek genaamd Bismarck. 26Lemont richtte zich op de verdenking tegen het bedrijf Encrochat en op de NN-gebruikers (onbekende gebruikers) van Encrochat telefoons die zich bezighielden met diverse vormen van georganiseerde criminaliteit. [2] De onmogelijkheid om de telefoons te herleiden tot de persoon die de telefoon gebruikte, zou maken dat deze dienst populair was binnen de georganiseerde criminaliteit, vergelijkbaar met andere versleutelde communicatieaanbieders zoals Ennetcom, PGPSafe en IronChat. In reeds lopende onderzoeken waar het IMEI-nummer van de gebruiker bekend was, is getracht toegang te krijgen tot de inhoud van de uitgewisselde chatgesprekken, hetgeen in geen enkel onderzoek succesvol is geweest terwijl dat toestel in gebruik was bij verdachten.
De functionaliteiten van ‘burn-time’ (waarmee een bericht na een vooraf ingestelde tijd automatisch wordt verwijderd) en ‘panic wipe’ (waarmee de inhoud van een telefoon volledig kon worden gewist) zorgden er bovendien voor dat ook op het moment dat een dergelijke telefoon eenmaal in beslag was genomen én forensisch kon worden ontgrendeld, er zeer beperkt berichtenverkeer kon worden uitgelezen.
In Nederland wees onderzoek in de politiesystemen uit dat er in (tenminste) 95 lopende onderzoeken zicht was op het gebruik van Encrochat telefoons door een of meerdere subjecten binnen criminele samenwerkingsverbanden. Uit onderzoek naar de Encrochat telefoons die in het kader van lopende strafrechtelijke onderzoeken in beslag zijn genomen en wél konden worden gekraakt door het NFI kwam naar voren dat de gebruikers nagenoeg alleen maar betrokken lijken te zijn bij strafbare feiten die in georganiseerd verband worden gepleegd/beraamd en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer staat, zoals omschreven in artikel 126uba Sv. [3]
Uit in het dossier gevoegde stukken en met name uit door de verdediging in het geding gebrachte Engelse stukken volgt dat er in de eerste maanden van 2020 overleg is gevoerd door politie en justitie uit verschillende Europese landen, waaronder Nederland en Frankrijk, met als doel te komen tot een gecoördineerde aanpak bij de vervolging van Encrochat.
3.4.2.
Interceptie van de Encrochat data en overdracht naar Nederland
3.4.2.1.
Feitelijke uitvoering van de interceptie en overdracht
Uit de hiervoor genoemde Engelse stukken blijkt dat de server van Encrochat was gevestigd bij het bedrijf [onderneming] in [vestigingsplaats] , Frankrijk. Bij het verzenden van een Encrochat bericht van het ene naar het andere toestel, verloopt de (versleutelde) communicatie via deze server. Op 22 januari 2020 hebben de Franse autoriteiten de Engelse autoriteiten meegedeeld dat zij een ‘implant’ (interceptietool) zouden inzetten op alle Encrochat toestellen wereldwijd via een update vanaf de server in Frankrijk. Dit middel zou allereerst de op de toestellen vastgelegde data verzamelen en deze verzenden naar de Franse autoriteiten, waarbij het gaat om onder andere IMEI-gegevens, gebruikersnamen, wachtwoorden, opgeslagen chatberichten, afbeeldingen, locatiegegevens (‘geodata’) en notities. Vervolgens werd communicatie, zoals op de Encrochat toestellen opgeslagen chatberichten, verzameld. Uit een Frans proces-verbaal blijkt dat de interceptietool is ontworpen door de Service Technique National de Captation Judiciaire (STNCJ), een dienst die gerechtigd is dergelijke middelen te ontwerpen en kon worden ingezet door de Service Central de Renseignement Criminel (SCRCGN) van de Franse Gendarmerie. [4]
Op 30 januari 2020 heeft een Franse onderzoeksrechter een machtiging verleend om de hierboven omschreven interceptietool in te zetten. Deze machtiging is telkens verlengd en de verdenking die ten grondslag lag aan de aanvraag om de interceptietool in te zetten betrof – naast de hiervoor genoemde strafrechtelijke kwalificaties (opgenomen onder het kopje 3.4.1. van het vonnis) – onder andere drugshandel/-smokkel, witwassen en wapenhandel/-bezit. [5] Vervolgens heeft de Franse Gendarmerie op 1 april 2020 om 17:15 uur op afstand de interceptietool geïnstalleerd vanaf een informaticapunt in Pontoise. [6] Het Franse onderzoeksteam verzamelde de Encrochat data vanaf 1 april 2020 om 17:15 uur tot en met 26 juni 2020 omstreeks 17:00 uur. Het Franse onderzoeksteam bewaarde deze data gedurende deze periode op computersystemen in Frankrijk en heeft vervolgens de Nederlandse politie toegang gegeven tot de data over een beveiligde verbinding met die computersystemen. Deze informatie-uitwisseling vond zijn basis in de overeenkomst die is gesloten in het kader van de samenwerking in een Joint Investigation Team (JIT).
Van 1 april 2020 omstreeks 18:00 uur tot 29 juni 2020 om 13:15 uur heeft de Nederlandse politie de Encrochat data gekopieerd over de beveiligde verbinding naar het onderzoeksnetwerk van de Nederlandse politie. Hierbij werd een wijze van kopiëren gebruikt waarbij met een zo klein mogelijke vertraging de nieuwe Encrochat data werden gekopieerd en waarbij met hashwaardes werd geverifieerd dat de data die werd weggeschreven na verzending over een computernetwerk, identiek is aan de data die werd gelezen in de bron. [7]
3.4.2.2.
Het internationaal vertrouwensbeginsel en (mede)verantwoordelijkheid van Nederland
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat ten aanzien van onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten van een andere tot het EVRM toegetreden staat (zoals Frankrijk), de taak van de Nederlandse strafrechter ertoe beperkt is te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Het behoort niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit onderzoek is uitgevoerd, strookt met de dienaangaande in het desbetreffende buitenland geldende rechtsregels. Daarbij brengt het vertrouwensbeginsel mee dat het recht op een effectief rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 EVRM – in geval van een schending van enig ander recht dan artikel 6 EVRM – niet inhoudt dat ten toets staat van de Nederlandse strafrechter of in het recht van het desbetreffende buitenland al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de door de verrichte onderzoekshandelingen eventueel gemaakte inbreuk op het recht van de verdachte op respect voor zijn privéleven, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM, en of die inbreuk geacht kan worden noodzakelijk te zijn. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat aan een schending van artikel 8 EVRM geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden, mits zijn recht op een eerlijk proces wordt gewaarborgd en het in de Nederlandse strafzaak niet ten toets staande buitenlandse recht van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een dergelijke inbreuk. [8]
Ten aanzien van de door de verdediging gevoerde verweren, inhoudende dat in de fase vanaf de inzet van de interceptietool tot en met de overdracht sprake was van een zodanige bemoeienis van de Nederlandse autoriteiten waardoor de verantwoordelijkheid (deels) bij Nederland komt te liggen en het vertrouwensbeginsel om die reden aan de kant dient te worden geschoven, stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 1 april 2020 hebben de Franse en Nederlandse onderzoeksteams een JIT opgericht, welke JIT-overeenkomst op 10 april 2020 is ondertekend. De rechtbank neemt ook aan dat in het kader van dit JIT de Nederlandse autoriteiten in vergaande mate zullen hebben samengewerkt met de Fransen, met name wat betreft de distributie van de te verkrijgen resultaten. Uit de stukken blijkt dat er actieve betrokkenheid van Nederland bestond in de zogenaamde aanvangsfase of het startmoment van de operatie, wat onder meer blijkt uit (notities over) bijeenkomsten die hebben plaatsgevonden waarbij allerlei onderdelen van de operatie zijn besproken, waaronder technische en juridische aspecten. Daarnaast geldt – zoals de rechtbank reeds in haar tussenbeslissing uiteen heeft gezet en het Openbaar Ministerie ook onderkent – dat vanaf het begin duidelijk was dat bij de inzet van de interceptietool er Encrochat data van Nederlandse gebruikers zouden worden verkregen. Vanaf de server in Frankrijk werd immers een update (met de interceptietool) verstuurd naar alle Encrochat accounts – waaronder de gebruikers van Encrochat die zich op dat moment in Nederland bevonden – en die interceptietool werd vervolgens op de telefoon geïnstalleerd, waarna de data van die telefoons weer werden teruggestuurd naar het Franse onderzoeksteam.
De rechtbank is gelet op hetgeen over de feitelijke gang van zaken van de interceptie (paragraaf 3.4.2.1) is vastgesteld, van oordeel dat er geen sprake is van een verschuiving van verantwoordelijkheid naar Nederland voor welk onderdeel dan ook vanaf de interceptie tot en met de overdracht van de data aan Nederland. Het vertrouwensbeginsel is om die reden van toepassing ten aanzien van alle door de Franse opsporingsdiensten verrichte onderzoekshandelingen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de stukken gebleken dat in een Frans strafrechtelijk onderzoek naar Encrochat de Franse autoriteiten een interceptietool hebben ontwikkeld en deze zelfstandig hebben ingezet op een server die in Frankrijk stond. Hiervoor is door de Franse onderzoeksrechter een machtiging verleend op basis van informatie uit Franse strafrechtelijke onderzoeken en op basis van Franse wetgeving, waarbij deelneming door het bedrijf Encrochat aan door gebruikers gepleegde misdrijven ten grondslag heeft gelegen aan de aanvraag tot die machtiging. Ook is niet uit de stukken gebleken dat Nederland zelfstandig een actieve of fysieke inzet van opsporingsbevoegdheden heeft toegepast bij de verkrijging van de Encrochat data, bijvoorbeeld omdat Nederlandse opsporingsambtenaren (fysiek) bij de hack betrokken zijn geweest of dat bij de aanvraag van de Franse rechterlijke machtiging feiten en omstandigheden zijn aangedragen over Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken. Er is daarom geen sprake van onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering (mede) onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten heeft plaatsgevonden.
De verdediging heeft gesteld dat het vertrouwensbeginsel ook niet van toepassing is omdat vanaf het begin van de operatie duidelijk was dat met de interceptietool ook in telefoontoestellen op Nederlands grondgebied zou worden binnengedrongen en Encrochat data van Nederlandse gebruikers zou worden verkregen. Verwezen wordt naar de jurisprudentie over buitenlandse opsporing in Nederland. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De interceptietool is door de Franse politie en vanuit Frankrijk op de toestellen van de individuele gebruikers – ongeacht waar zij zich bevonden – geïnstalleerd. De aldus verkregen data zijn vervolgens verzameld en verzonden naar de Franse autoriteiten. Er is geen aanwijzing dat de Nederlandse autoriteiten de Franse autoriteiten hebben aangestuurd bij het binnendringen van de telefoons van gebruikers op Nederlands grondgebied (bijvoorbeeld door aan te sturen op het binnendringen van specifieke telefoons van Nederlandse gebruikers) ofwel het actief delen van informatie uit of resultaten van elkaars opsporingsonderzoek. Aldus is de situatie in jurisprudentie waarnaar de verdediging in dit kader verwijst [9] wezenlijk anders. Van een situatie dat er een zodanige nauwe en directe samenwerking tussen de opsporingsteams is ontstaan dat daardoor het vertrouwensbeginsel niet van toepassing is, is dan ook niet gebleken. Gezien bovenstaande, kan het binnendringen van Nederlandse telefoons door de Franse autoriteiten niet worden beschouwd als een onderzoekshandeling waarvan de uitvoering (mede) onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten is geschied.
3.4.2.3.
Schending van equality of arms in artikel 6 EVRM
De verdediging heeft aangevoerd dat het
equality of armsbeginsel ex artikel 6 EVRM is geschonden, nu zij geen toegang heeft gekregen tot (Franse) stukken die betrekking hebben op de fase van de inzet van de interceptietool in Frankrijk tot en met de overdracht van de data aan Nederland. De rechtbank stelt vast dat de verdediging volgens dit beginsel inderdaad toegang moet krijgen tot het bewijs en in beginsel ook tot stukken die kunnen zien op onrechtmatigheden in het onderzoek. De verdediging heeft daartoe ook
specific reasonsaangevoerd. In de onderhavige zaak staat het vertrouwensbeginsel er echter aan in de weg om kennis te nemen van de verzochte (Franse) stukken die betrekking hebben op de inzet van de interceptietool en de overdracht van de Encrochat data. De rechtbank is met verwijzing naar haar beslissing d.d. 17 juni 2021 dan ook nog steeds van oordeel dat bij toewijzing van het verzoek, de Nederlandse strafrechter alsnog via een omweg van artikel 6 EVRM de rechtmatigheid van het Franse strafrechtelijke optreden zou toetsen, hetgeen in strijd is met de bedoeling van het vertrouwensbeginsel. Daarbij overweegt de rechtbank dat de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie van het EHRM met betrekking tot
equality of armsgeen directe toepassing vindt in deze zaak, nu het in de aangehaalde zaken ging om (binnenlandse) procedures waarbij het interstatelijke vertrouwensbeginsel geen rol speelde. Ten slotte heeft de verdediging de mogelijkheid gehad om het directe bewijs (alle Encrochat berichten die door het Openbaar Ministerie worden gekoppeld aan verdachte en medeverdachten van hetzelfde criminele samenwerkingsverband) in de strafzaak tegen verdachte te onderzoeken. De verdediging heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende mogelijkheden gehad om de inhoud van de data te onderzoeken, te controleren en te betwisten en een effectieve verdediging te voeren. De rechtbank concludeert dan ook dat er geen sprake is van een schending van artikel 6 EVRM.
3.4.2.4.
Schending van artikel 8 EVRM (en vervolgens artikel 6 EVRM)
De verdediging heeft aangevoerd dat in de fase van de inzet van de interceptietool in Frankrijk tot en met de overdracht van de data aan Nederland een schending van artikel 8 EVRM heeft plaatsgevonden. Voorop staat dat op basis van het vertrouwensbeginsel de rechtbank erop dient te vertrouwen dat de interceptie in Frankrijk en de overdracht op basis van een toereikende wettelijke grondslag en in overeenstemming met artikel 8 EVRM heeft plaatsgevonden. De door de verdediging aangehaalde jurisprudentie vindt daarnaast geen toepassing in de onderhavige zaak, omdat het EHRM in het aangehaalde arrest heeft bepaald dat een toets dient plaats te vinden bij informatie-uitwisseling tussen een Verdragsstaat en een niet-Verdragsstaat, omdat Verdragsstaten anders hun verplichtingen onder het EVRM zouden kunnen omzeilen. [10] Nu Frankrijk zelf al is gebonden aan de verplichtingen die uit het EVRM voortvloeien, stuit een eventuele toets aan artikel 8 EVRM af op het reeds besproken vertrouwensbeginsel, hetgeen daarom ook geldt voor een daaruit voortvloeiende toets aan artikel 6 EVRM.
3.4.3.
Verwerking van de Encrochat data in Nederland
3.4.3.1.
Feitelijke uitvoering van de verwerking
Op 13 maart 2020 heeft het Openbaar Ministerie schriftelijk gevorderd dat de rechter-commissaris te Rotterdam een machtiging verleent tot het binnendringen en onderzoeken in een geautomatiseerd werk ex artikel 126uba Sv in combinatie met een bevel tot opnemen van (tele)communicatie ex artikel 126t Sv, welke (tele)communicatie plaatsvindt via de IMEI-nummers van de NN-gebruikers van Encrochat. De rechter-commissaris heeft op 27 maart 2020 onder voorwaarden de gevorderde machtiging verleend voor een periode van maximaal vier weken en op grond van deze machtiging heeft de officier van justitie op 1 april 2020 een bevel 126uba Sv afgegeven. Deze machtiging (met instandhouding van de gestelde voorwaarden) en het bevel zijn beide meerdere malen verlengd. Op de wijze zoals omschreven onder paragraaf 3.4.2.1. kwamen met ingang van 1 april 2020 Encrochat berichten en andere data van de op dat moment nog onbekende gebruikers van Encrochat ter beschikking van het Nederlandse onderzoeksteam van 26Lemont voor opsporingsdoeleinden. Deze berichten en andere data worden samen ook wel de “dataset 26Lemont” (hierna: de dataset) genoemd. Vervolgens heeft de Nederlandse politie de dataset op verschillende manieren geanalyseerd en verwerkt ten behoeve van reeds bestaande of nog te starten onderzoeken.
3.4.3.2.
Schending van artikel 8 EVRM bij de verwerking van de Encrochat data
De rechtbank is van oordeel dat het vertrouwensbeginsel in deze fase van het onderzoek niet langer van toepassing is, nu onderzoek 26Lemont een onderzoek was van Nederlandse opsporingsdiensten gericht op verdachten die zich in Nederland bevonden. Niet is gebleken van enige betrokkenheid van Franse autoriteiten op de voortgang van 26Lemont en/of de daaruit volgende onderzoeken. Het is voorts evident dat met het kennis (kunnen) nemen van de dataset en de inhoud van de berichten de gebruikers van Encrochat in hun recht op privacy zijn geschaad.
Ten aanzien van het standpunt van de verdediging dat verwerking van de dataset in strijd is met artikel 8 EVRM en niet voldoet aan de door het EHRM gestelde criteria in de arresten
Big Brother Watch e.a. t. het Verenigd Koninkrijken
Centrum För Rättvisa t. Zweden, stelt de rechtbank voorop dat de feiten en omstandigheden in deze arresten niet gelijk te stellen zijn met de feiten en omstandigheden van onderzoek 26Lemont en de daaruit volgende onderzoeken (waaronder onderzoek Appel). In de voornoemde arresten ging het immers om bulkinterceptie, uitgevoerd door inlichtingendiensten ten behoeve van nationale veiligheidsbelangen. Bulkinterceptie kenmerkt zich door ongerichte interceptie van data, waarbij de data van een niet-afgebakende groep mensen wordt onderschept. In het onderhavige onderzoek is er echter sprake van een door de Franse opsporingsautoriteiten
gerichteinterceptie op de server van Encrochat, terwijl het bedrijf Encrochat zelf verdacht werd van (deelname aan) strafbare feiten, hetgeen onderbouwd is op basis van informatie uit strafrechtelijke onderzoeken van Encrochat gebruikers. De daadwerkelijk onderschepte data was van een afgebakende groep, namelijk de gebruikers van Encrochat die zelf ook verdacht werden van deelname aan georganiseerde criminaliteit. Dat is een essentieel verschil met bijvoorbeeld het bewaren van de metadata van alle abonnees van een telecomprovider ten behoeve van eventuele toekomstige strafrechtelijke onderzoeken of screening in het kader van terrorismebestrijding. De Encrochat hack betreft dus geen bulkdata interceptie als bedoeld in de aangehaalde jurisprudentie van het EHRM. Op deze vorm van interceptie kunnen de criteria zoals genoemd in deze jurisprudentie niet één op één worden toegepast. Dat voorgaande neemt niet weg dat bij de Encrochat hack een grote hoeveelheid data van vooraf onbekende gebruikers is onderschept, wat een inbreuk op de privacy oplevert. De rechtbank zal de verwerking van deze Encrochat data dan ook kritisch moeten toetsen aan artikel 8 EVRM.
De rechtbank is van oordeel dat juist in de fase van het verwerken van de dataset de mate van inbreuk op artikel 8 EVRM het grootst is, nu de Nederlandse opsporingsdiensten bij de analyse van de Encrochat berichten zich (onder meer) bezig hielden met de identificatie van de NN-gebruikers en daarbij op basis van privégegevens van het account de gebruiker probeerden te identificeren. Juist in die fase worden aldus privégegevens van verdachte(n) geanalyseerd hetgeen een inbreuk op artikel 8 EVRM oplevert. Vervolgens moet worden beoordeeld of deze inbreuk toegestaan is. Uit artikel 8 EVRM vloeit voort dat inmenging van het openbaar gezag in ieders recht op privéleven en correspondentie alleen is toegestaan voor zover dat bij de wet is voorzien, een legitiem doel heeft en noodzakelijk is in een democratische samenleving waarbij dient te worden voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Bij wet voorzien
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat artikel 126uba Sv de juiste wettelijke grondslag is voor het doorzoeken en analyseren van de Encrochat data. Uit het eerste lid onder d, volgt dat de bevoegdheid strekt tot vastlegging van gegevens die in het geautomatiseerde werk zijn opgeslagen, voor zover redelijkerwijs nodig om de waarheid aan de dag te brengen. Uit de Memorie van Toelichting bij de inwerkingtreding van dit artikel blijkt dat de vastlegging van gegevens niet beperkt is tot de vaststelling van bepaalde kenmerken, maar dat het geautomatiseerde werk kan worden doorzocht en dat in het belang van het onderzoek gegevens of gegevensbestanden kunnen worden vastgelegd. Dit is niet beperkt tot de gegevens die zijn opgeslagen, maar kan ook betrekking hebben op gegevens die na het tijdstip van afgifte van het bevel worden opgeslagen. [11] Artikel 126uba Sv biedt dus de mogelijkheid om een geautomatiseerd werk te hacken, de data op te slaan en te analyseren met als doel om die data in een strafrechtelijke procedure te gebruiken. Het feit dat de hack zelf (het binnendringen in het geautomatiseerde werk) door de Franse autoriteiten heeft plaatsgevonden maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daarmee artikel 126uba Sv niet meer van toepassing is op hetgeen na die hack is gebeurd: het analyseren van de data. Anders gezegd: als artikel 126uba Sv het meerdere toestaat (het hacken, opslaan en daarna onderzoeken) dan staat 126uba Sv ook het mindere toe. De opslag en verwerking van de data wordt daarnaast gereguleerd door de artikelen 9 en 10 van de Wet politiegegevens. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verwerking van de dataset bij de wet is voorzien.
Rechtmatig gebruik dataset
Daarnaast dient de inbreuk een legitiem doel, te weten het voorkomen en vervolgen van ernstige strafbare feiten.
Ten aanzien van de vraag of de inbreuk noodzakelijk was in een democratische samenleving en voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit verwijst de rechtbank allereerst naar de machtiging van rechter-commissaris Schols van 27 maart 2020 in onderzoek 26Lemont en de door hem gestelde voorwaarden. Op basis van door de officier van justitie overgelegde informatie uit lopende strafrechtelijke onderzoeken waarbij gebruik is gemaakt van Encrochat heeft de rechter-commissaris in de machtiging overwogen dat het aannemelijk is dat communicatie via Encrochat in een groot tot zeer groot aantal gevallen betrekking heeft op ernstige strafbare feiten in georganiseerd verband. Het op enige wijze kennisnemen van die communicatie acht de rechter-commissaris dan ook dienstbaar aan en noodzakelijk voor het onderzoek naar ernstige te plegen of gepleegde strafbare feiten. In het kader van de toetsing aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit acht de rechter-commissaris van belang dat het niet mogelijk was om op een andere effectieve wijze dan zoals gevorderd onderzoek te doen naar de inhoud van deze communicatie en er geen of zeer weinig andere (effectieve) en minder ingrijpende methoden van opsporing en onderzoek ten dienste staan voor wat betreft deze ernstige, in georganiseerd verband gepleegde of te plegen strafbare feiten. Door middel van de aanvullende voorwaarden die door de rechter-commissaris zijn gesteld, is de rechter-commissaris tegemoet gekomen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Deze voorwaarden golden al op het moment dat Nederland de dataset ontving uit Frankrijk.
Een punt dat door de verdediging in verschillende vormen naar voren is gebracht, is (samengevat weergegeven) dat de dataset mocht worden onderzocht zonder dat er een gegronde reden bestond jegens de individuele gebruiker om daarvan kennis te nemen. Daarmee is een inbreuk gemaakt op de verwachting die gebruikers van communicatie mogen hebben dat hun communicatie niet wordt afgeluisterd en dat een inbreuk slechts kan worden gerechtvaardigd indien er meer dan een beginnend vermoeden ten aanzien van de relatie tussen communicatie en ernstige strafbare feiten is. Uit de machtiging van de rechter-commissaris blijkt dat dit punt expliciet onder ogen is gezien. Uit de door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden volgt dat de dataset niet grenzeloos onderzocht en doorzocht mocht worden en dat de berichten van gebruikers die niet verdacht werden van het plegen van strafbare feiten die naar hun aard, in georganiseerd verband gepleegd of beraamd en een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken en die niet behoorden tot onderzoeken die op de op voorhand overgelegde lijst stonden, in beginsel op geen enkele wijze konden worden onderzocht. Verder was de officier van justitie voor toekomstige onderzoeken gehouden om die voor te leggen aan de rechter-commissaris zodat telkens een tussentijdse rechterlijke toetsing plaatsvond voor het gebruik van de dataset ten behoeve van onderzoeken waarbij sprake was van ernstige, het maatschappelijk verkeer ontwrichtende feiten, gepleegd in georganiseerd verband, zoals benoemd in artikel 126o Sv. Ten slotte golden er naast de door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden wettelijke bepalingen die de opslag en bewaartermijn van de data reguleren, te weten de Wet politiegegevens, en de vastlegging van gegevens over de uitvoering van een bevel in logbestanden, te weten het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk.
De rechtbank concludeert dat de rechter-commissaris in redelijkheid de machtiging 126uba heeft afgegeven. De rechtbank is van oordeel dat bij het verwerken van de dataset geen schending van artikel 8 EVRM heeft plaatsgevonden.
3.4.4.
Van onderzoek Primero naar onderzoek Appel
3.4.4.1.
Het ontstaan van onderzoek Appel
In de periode september 2019 tot en met maart 2020 werd door het Quick Response Team (QRT) van de Dienst Regionale Recherche, eenheid Midden-Nederland, onderzoek gedaan naar de handel in verdovende middelen in Utrecht. Dit onderzoek was genaamd Primero. Begin maart 2020 werd in dit onderzoek een drietal verdachten, waaronder de verdachte [A] , aangehouden. [12] Uit het vonnis van verdachte [A] blijkt dat hij is veroordeeld voor het leiding geven aan een criminele organisatie, waarbij hij anderen aanstuurde en dealers voorzag van grotere hoeveelheden verdovende middelen. [13] Bij een doorzoeking in een woning waar [A] werd aangehouden, werd een PGP-toestel aangetroffen van het merk BQ, type Aquaris. Op deze telefoon werd de chatapplicatie Encrochat aangetroffen. In verband met het aantreffen van dit Encrochat account werd onderzoek Primero opgenomen op de lijst van onderzoeken waarvoor door de rechter-commissaris te Rotterdam op 27 maart 2020 een machtiging ex artikel 126uba, lid 1 sub a t/m d Sv werd afgegeven. [14] Deze telefoon werd nader onderzocht en de gebruiker van dit Encrochat account bleek 27 tegencontacten te hebben, welke eveneens gebruikmaakten van een Encrochat account. De rechtbank stelt dus vast dat onderzoek Primero een onderzoek betreft naar de handel in verdovende middelen in georganiseerd verband, meer specifiek cocaïnehandel in Utrecht, waarbij lopende het onderzoek een Encrochat telefoon is aangetroffen.
Van de 27 tegencontacten van de gebruiker van de in onderzoek Primero aangetroffen Encrochat telefoon, bevonden er zich vermoedelijk 5 in Utrecht. [15] Dit betroffen de tegencontacten die later geïdentificeerd werden als [tegencontact 1] , [tegencontact 2] , [tegencontact 3] , [tegencontact 4] en [tegencontact 5] . [16] Er is een nieuw onderzoek ingesteld naar deze 5 tegencontacten die verdacht werden van een georganiseerd verband met betrekking tot het produceren en het binnen en/of buiten het grensgebied van Nederland brengen van (verdovende) middelen. Dit betrof onderzoek 03Fruit20 (Fruit). [17] Het onderzoeksteam kreeg op 27 april 2020 toestemming van rechter-commissaris Schols om in dit onderzoek gebruik te maken van de dataset 26Lemont. In het kader van onderzoek Fruit is [tegencontact 1] geobserveerd op 12 mei 2020, terwijl een IMSI-catcher werd ingezet om te achterhalen waar de gebruiker van het Encrochat account
[EncroChat-account 1] @encrochat.comzich bevond, waarbij verbalisanten hem hebben waargenomen in de directe nabijheid van het terrein van [adres 2] te [plaats 1] . [18] Deze locatie bleek later – zoals nader in het vonnis wordt besproken – in gebruik voor de opslag van chemicaliën en productiemiddelen ten behoeve van de productie van onder andere synthetische drugs. Hierna werd op 15 mei 2020 onderzoek Appel gestart naar aanleiding van TCI-informatie betreffende [medeverdachte 1] en hetgeen drie dagen ervoor werd waargenomen, waarna op 29 mei 2020 door rechter-commissaris Schols toestemming werd gegeven om in dit onderzoek gebruik te maken van de dataset 26Lemont.
3.4.4.2.
Vormverzuimen
De verdediging heeft gesteld dat een vormverzuim heeft plaatsgevonden in het kader van onderzoek Fruit: de politie had al vanaf 23 april 2020 gebruik gemaakt van de dataset 26Lemont, terwijl de toestemming van de rechter-commissaris pas op 27 april 2020 werd gegeven. De rechtbank deelt dat standpunt niet. De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor uiteengezette feitelijke gang van zaken blijkt dat onderzoek Fruit feitelijk gezien een onderzoek betreft naar een klein deel van de tegencontacten van de in het onderzoek Primero aangetroffen telefoon. In het kader van onderzoek Primero mocht de politie op basis van de machtiging van de rechter-commissaris al vanaf 1 april 2020 gebruik maken van de dataset 26Lemont. Dat vervolgens voor onderzoek Fruit opnieuw toestemming is gevraagd, doet aan dit voorgaande niet af. De rechtbank is dus van oordeel er geen vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek hebben plaatsgevonden.
3.4.5.
Unierecht
Met betrekking tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ten aanzien van het Unierecht overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van de hiervoor omschreven fase van de inzet van de interceptietool tot en met de overdracht van de Encrochat data naar Nederland verwijst de rechtbank naar hetgeen zij onder paragraaf 3.4.2.2. heeft overwogen met betrekking tot het vertrouwensbeginsel en gaat er daarom van uit dat dit heeft plaatsgevonden in overeenstemming met het Unierecht.
Ten aanzien van de verwerking van de Encrochat data in Nederland overweegt de rechtbank als volgt.
Toepassingsbereik van Richtlijn 2002/58/EG
Richtlijn 2002/58/EG heeft blijkens artikel 1, eerste lid, betrekking op “de verwerking van persoonsgegevens in de sector van elektronische communicatie.” Deze Richtlijn is van toepassing in gevallen waarin een lidstaat maatregelen treft met betrekking tot het verwerken van dergelijke gegevens door aanbieders van elektronische-communicatiediensten en het verlenen van toegang van overheidsinstanties tot die gegevens. In het arrest van het Hof van Justitie van de EU (Hof van Justitie) van 6 oktober 2020 (
La Quadrature du net) legt het Hof van Justitie uit: “
Wanneer de lidstaten daarentegen rechtstreeks maatregelen toepassen die inbreuk maken op het beginsel van vertrouwelijkheid van elektronische communicatie, zonder dat zij verwerkingsverplichtingen opleggen aan aanbieders van elektronische communicatiediensten, wordt de bescherming van de gegevens van de betrokken personen niet beheerst door Richtlijn 2002/58, maar uitsluitend door nationaal recht, behoudens de toepassing van richtlijn 2016/680 (...), wat betekent dat de betrokken maatregelen met name in overeenstemming moeten zijn met het nationale constitutionele recht en met de vereisten van het EVRM. [19] Zoals de rechtbank reeds in haar tussenbeslissing van 17 juni 2021 heeft overwogen is bij de interceptie van de Encrochat data geenszins sprake geweest van een verwerking van persoonsgegevens door een elektronische communicatiedienst (het ‘bedrijf Encrochat’ heeft immers geen data van Encrochat gebruikers aan de Franse of Nederlandse autoriteiten verstrekt), maar is er sprake van rechtstreekse interceptie van Encrochat data door de Franse staat (buiten medeweten van het ‘bedrijf Encrochat’ om) en verwerking van die gegevens door de Nederlandse autoriteiten. Dit valt niet onder werkingssfeer van Richtlijn 2002/58.
Richtlijn 2016/680
Richtlijn 2016/680 heeft blijkens artikel 2, eerste lid, betrekking op “de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid”. In (onder meer) de Wet politiegegevens (Wpg) is uitvoering gegeven aan de Richtlijn.
In het arrest van het Hof van Justitie van 2 juni 2021 [20] , is uiteengezet dat twee stappen moeten worden doorlopen om vast te stellen of een verwerking binnen de werkingssfeer van de Richtlijn valt. Voor de toepasselijkheid van de Richtlijn gelden de volgende cumulatieve voorwaarden: 1) de verwerking gebeurt door de bevoegde autoriteit en 2) de bevoegde autoriteit verwerkt de persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. [21]
Onder bevoegde autoriteit moet (onder meer) worden verstaan “iedere overheidsinstantie die bevoegd is voor de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid”. Gelet op voornoemd toetsingskader is de rechtbank van oordeel dat bij de verwerking van de Encrochat data door de Nederlandse opsporingsdiensten, voldaan is aan beide voorwaarden genoemd in de jurisprudentie van het Hof van Justitie en die verwerking valt binnen de werkingssfeer van de Richtlijn. Gelet op artikel 51, eerste lid, van het Handvest zijn de grondrechten uit het Handvest, alsmede de algemene beginselen van het Unierecht (zoals het evenredigheidsbeginsel) aldus van toepassing op de verwerking van de Encrochat data in Nederland.
De verdediging stelt dat bij de verwerking van de Encrochat data in strijd is gehandeld met de grondrechten opgenomen in de artikelen 7 (
eerbiediging van het privéleven), 8 (
bescherming van persoonsgegevens) en 11 (
vrijheid van meningsuiting) van het Handvest. In artikel 52 dat gaat over de reikwijdte van de in het Handvest opgenomen grondrechten, wordt in het derde lid bepaald dat voor zover het Handvest rechten bevat die corresponderen met rechten die zijn gegarandeerd door het EVRM, de inhoud en de reikwijdte ervan dezelfde is, waarbij wordt opgemerkt dat deze bepaling niet verhindert dat het recht van de Unie een ruimere bescherming biedt.
Nu de artikelen 7, 8 en 11 van het Handvest corresponderen met artikel 8 van het EVRM, en de rechtbank reeds in paragraaf 3.4.3.2. heeft geoordeeld dat bij het verwerken van de dataset in deze fase geen schending van rechten uit het EVRM heeft plaatsgevonden, komt de rechtbank tot datzelfde oordeel bij toetsing aan de grondrechten uit het Handvest.
De verdediging heeft zich – onder verwijzing naar jurisprudentie van het Hof van Justitie –voorts op het standpunt gesteld dat bij de verwerking van de Encrochat data sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel. Artikel 52, eerste lid, van het Handvest bepaalt dat met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel alleen beperkingen kunnen worden gesteld indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen beantwoorden. De rechtbank ziet zoals zij in paragraaf 3.4.3.2 uiteen heeft gezet niet in dat de verwerking van de Encrochat data in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Er is geen sprake van ongerichte interceptie van bulkdata. Voorts geldt dat de toegang tot de dataset slechts mogelijk was onder voorwaarden die de rechter-commissaris heeft gesteld. De voorwaarden maken dat slechts nadat een concrete verdenking van ernstige, in georganiseerd verband gepleegde criminaliteit aan de rechter-commissaris is voorgelegd en indien door de rechter-commissaris toestemming wordt verleend, er persoonsgegevens van gebruikers mogen worden geanalyseerd en verwerkt. De jurisprudentie die de verdediging ter onderbouwing van haar standpunt aanhaalt – in het bijzonder het arrest van het Hof van Justitie in de zaak
La Quadrature du net– is wezenlijk anders, nu het daar ging om algemene en ongedifferentieerde bewaring van persoonsgegevens.
Aldus komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is van schending van het Unierecht.
3.4.6.
Voorwaardelijk aanhoudingsverzoek Frankrijk
Op basis van de door de verdediging overgelegde stukken ten aanzien van de procedure bij de Franse Grondwettelijke Raad concludeert de rechtbank dat de Grondwettelijke Raad enkel een oordeel zal geven over de reikwijdte van het staatsgeheim en of het inroepen daarvan is toegestaan zonder informatie te verstrekken over de werking van de interceptietool. Het starten van een procedure zegt daarmee nog niets over de vraag of de interceptie van de berichten in Frankrijk (on)rechtmatig is geweest naar Frans recht, laat staan in strijd is met artikel 6 EVRM. Daarmee raakt het ook niet direct de rechtmatigheid van het gebruik van de Encrochat berichten in onderzoek Appel. De rechtbank wijst het verzoek dus af.
3.4.7.
Voorwaardelijk verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen
De verdediging heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie indien – kort gezegd – de rechtbank de verweren inzake het Unierecht niet volgt. Die voorwaarde doet zich voor. De rechtbank zal echter geen prejudiciële vragen stellen omdat zij zich na de inhoudelijke behandeling, bestudering van alle stukken, en nadere bestudering van de jurisprudentie van het Hof van Justitie voldoende in staat acht een beslissing te nemen die in overeenstemming is met het Unierecht. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
3.4.8.
Conclusie
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de rechtmatigheid van de Encrochat data, verwerpt de rechtbank de verweren van de verdediging, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, bewijsuitsluiting en/of strafvermindering. Ook wijst de rechtbank af de (voorwaardelijke) verzoeken tot aanhouding, nader onderzoek en/of het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.

4.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het onder feit 2 ten laste gelegde witwassen van de Range Rover en het onderdeel om van het witwassen een ‘gewoonte’ te maken.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij een door de verdediging in zaken van de medeverdachten gevoerd verweer/voorwaardelijk verzoek, inhoudende dat de berichten in de dataset van onderzoek Appel onvolledig zijn en dat de interceptietool onbetrouwbaar was. Daarmee kon geen volledig zicht worden verkregen op wat er in de ten laste gelegde periode is gebeurd, hetgeen weer effect heeft op de waardering van het bewijs en de eventuele rol van de verdachten in de criminele organisatie.
De raadsvrouw heeft partieel vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde leiding geven aan de criminele organisatie en heeft daartoe aangevoerd dat – voor zover de rechtbank bewezen acht dat verdachte de gebruiker is van de accounts
[EncroChat-account 2] @encrochat.com(hierna:
[EncroChat-account 2]) en
[EncroChat-account 3] @encrochat.com(hierna:
[EncroChat-account 3]) – uit het dossier niet blijkt dat verdachte een machtspositie had die gepaard ging met het uitdelen van bevelen of sancties of dat hij de leiding had over medeverdachten. Verder is de vriendschap tussen [medeverdachte 3] en verdachte niet redengevend voor een leidinggevende rol binnen de organisatie. Ten aanzien van locatie [plaats 2] blijkt uit het dossier dat ‘ [bijnaam 1] ’ feitelijk de leiding heeft. Verdachte kan de locatie niet goedkeuren en ook hier geldt dat verdachte geen invloed heeft op de verkoopprijs of eventuele sancties of reprimandes. Voor de overige locaties opgenomen in de tenlastelegging bestaan onvoldoende aanknopingspunten voor een bewezenverklaring van verdachte als leider hiervan.
Voorts heeft de raadsvrouw partieel vrijspraak bepleit van het onder feit 2 ten laste gelegde witwassen voor zover dat ziet op het onderdeel ‘gewoonte’ maken van witwassen en het witwassen van de Range Rover. Deze is reeds in 2019 op naam van de schoonmoeder van verdachte gezet, dus voor de ten laste gelegde pleegperiode. Er is geen onderzoek verricht naar de verklaring van verdachte waarom de auto op een andere naam staat en is er geen bewijs dat verdachte de auto zelf heeft aangeschaft.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1
Het overzicht van de bewijsmiddelen is als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
Bewijsoverwegingen feit 1
Betrouwbaarheid en volledigheid Encrochat berichten
De rechtbank stelt op basis van de door het NFI uitgebrachte rapportages [22] vast dat de dataset met betrekking tot de verdachten in onderzoek Appel niet compleet is. In de dataset ontbreken bij alle verdachten in meer of mindere mate berichten. Dit kan een enkel bericht zijn, maar ook langere perioden aan ontbrekende berichten komen voor. Het NFI heeft eveneens onderzoek gedaan naar correctheid van de
inhoudvan de berichten. [23] In dit onderzoek zijn de berichten die in vijf ontsleutelde inbeslaggenomen Encrochat telefoons zijn aangetroffen vergeleken met de berichten zoals die na de inzet van het technisch hulpmiddel van die gebruiker zijn aangetroffen in de dataset. Conclusie van dit onderzoek is dat er geen redenen zijn gevonden om te twijfelen aan de correctheid van de berichten die met het technisch hulpmiddel zijn onderschept, behalve voor berichten van het type
outgoing callen
incoming call(audiogesprekken)
.Kort gezegd geldt voor de inhoud van de uitgewisselde chatberichten dat er geen verschillen in de tekst zijn geconstateerd. De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de conclusie van het Engelse onderzoek, waaruit de verdediging afleidt dat de interceptietool onbetrouwbaar was. Echter, die onbetrouwbaarheid van de interceptietool heeft slechts betrekking op het feit dat tijdens de tweede fase niet alle berichten werden onderschept. Die conclusie zegt dus niets over de betrouwbaarheid van de inhoud van de berichten die wél zijn onderschept. Aldus is er – gelet op de inhoud van het door het NFI verrichte onderzoek – geen reden om te veronderstellen dat de berichten die wel in de dataset voorkomen op een of andere manier onbetrouwbaar zijn of dat van de juistheid van die berichten niet zou kunnen worden uitgegaan.
De verdediging heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat de dataset zodanig onvolledig is dat de rechtbank niet in staat is de vragen van artikelen 348 en 350 Sv te beantwoorden. De Encrochat data zullen dus wel worden gebruikt voor het bewijs. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij de Encrochat berichten op zichzelf moet beoordelen en de berichten moet bezien in de context van het overige bewijs. De rechtbank zal bij de weging van het bewijs dan ook rekening houden met het feit dat de dataset onvolledig is en terughoudend omgaan met de interpretatie van de inhoud. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging, strekkende tot het uitsluiten van de Encrochat data voor het bewijs en wijst het voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek af.
Identificatie [EncroChat-account 2] en [EncroChat-account 3]
De rechtbank concludeert op basis van de bewijsmiddelen dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde pleegperiode de vaste gebruiker is geweest van respectievelijk de accounts
[EncroChat-account 2]en
[EncroChat-account 3].
Criminele organisatie – juridisch kader
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (Ow), een organisatie die zich specifiek bezig houdt met drugshandel. Dit betreft een zogenoemde
lex specialisvan artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Een organisatie in de zin van deze artikelen is een samenwerkingsverband tussen verdachte en ten minste één andere persoon met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. De samenstelling van het samenwerkingsverband hoeft niet steeds hetzelfde te zijn en niet is vereist dat de verdachte samenwerkte of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd.
Om van deelneming in de zin van artikel 11b Ow te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Die gedragingen kunnen bestaan uit het (mede)plegen van de misdrijven, maar ook het verrichten van hand- en spandiensten (die op zichzelf niet strafbaar zijn) kan daaronder vallen. De betrokkenheid bij het samenwerkingsverband enerzijds en het hebben van een aandeel in of ondersteunen van dat verband anderzijds zijn te beschouwen als nevengeschikt, maar zijn tevens onderling nadrukkelijk samenhangend. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt. Niet is vereist dat hij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. Wetenschap bij de verdachte in de vorm van voorwaardelijk opzet is op dit punt niet voldoende.
Criminele organisatie – productie crystal meth
De rechtbank is van oordeel dat uit de opgenomen bewijsmiddelen naar voren komt dat tussen diverse verdachten sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven, in die zin dat de organisatie zich bezig hield met het initiëren, opzetten en coördineren van de productielocaties van verdovende middelen, waarbij de specialisatie de productie van methamfetamine (‘crystal meth’) was. Dit samenwerkingsverband was gericht op de productie en de gecoördineerde verkoop van methamfetamine.
Er bestonden twee productielocaties ( [plaats 3] en [plaats 4] ) waar het verhandelbare eindproduct crystal meth werd gemaakt. Op locaties in [plaats 1] werden de hiervoor benodigde grondstoffen omgezet naar base-olie, wat nodig is om uiteindelijk crystal meth te kunnen maken. In [plaats 5] werd een plan gemaakt om een derde productielocatie op te starten en in [plaats 6] bevond zich een opslagplaats/loods waarin naast methamfetamine verschillende aan het productieproces gerelateerde goederen en grondstoffen werden aangetroffen. Crystal meth is een zeer verslavende harddrug die buitengewoon winstgevend is voor de personen die het produceren en erin handelen. Uit de bewijsmiddelen volgt dan ook dat met de werkwijze van de betrokkenen grote geldbedragen gemoeid waren. Het oogmerk – geldelijk gewin door middel van het plegen van misdrijven zoals omschreven in de Opiumwet – is daarmee een gegeven.
Uit hetgeen de politie en de forensische opsporing hebben geconcludeerd ten aanzien van de potentiële productie en omzet van alle locaties, leidt de rechtbank af dat deze samenwerking niet incidenteel kan zijn geweest. Dit vindt bevestiging in de Encrochat berichten, waaruit de rechtbank afleidt dat er juist sprake was van een duurzame en zeer professionele organisatiestructuur. Uit de inhoud van de Encrochat berichten volgt dat het gehele productieproces van het aanleveren van de grondstoffen voor de methamfetamine tot en met de verkoop van het eindproduct werd gemonitord, waarover constant afstemming plaatsvond via Encrochat tussen de leden van het samenwerkingsverband. Uit de berichten volgt verder dat er een duidelijke hiërarchie en taakverdeling was en iedereen in verhouding tot zijn rol in de organisatie werd beloond, hetgeen ook door een boekhouder gecontroleerd werd. De organisatie bestond uit een duidelijke top-down structuur met een leider, investeerders, coördinatoren en uitvoerders. De professionele organisatiestructuur week daarmee niet veel af van de bedrijfsvoering van een legaal bedrijf. De rechtbank leidt uit de inhoud van de Encrochat berichten af dat in ieder geval vanaf januari 2020 sprake was van een criminele organisatie.
Deelneming aan een criminele organisatie
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan de hiervoor omschreven criminele organisatie, voor zover dit ziet op de productie van en handel in methamfetamine in [plaats 3] , [plaats 4] , [plaats 5] en [plaats 6] . De in de bewijsmiddelen uiteengezette berichten tonen aan dat verdachte op alle onderdelen van het productieproces gold als de belangrijkste adviseur of sparringpartner van de leider van de organisatie, medeverdachte [medeverdachte 3] , en daarbij gebruikmaakte van zijn eigen criminele netwerk, grote geldbedragen investeerde en een sturende rol had bij de productielocatie in [plaats 4] .
De rechtbank concludeert dat naast verdachte de gebruikers van de volgende Encrochat accounts samen met (niet geïdentificeerde) anderen als leden van de criminele organisatie kunnen worden aangemerkt:
  • [EncroChat-account 4] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 4] );
  • [EncroChat-account 5] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 5] );
  • [EncroChat-account 6] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 6] );
  • [EncroChat-account 7] & [EncroChat-account 8] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 7] );
  • [EncroChat-account 9] & [EncroChat-account 10] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 3] );
  • [EncroChat-account 1] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] );
  • [EncroChat-account 11] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 8] );
  • [EncroChat-account 12] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 9] );
  • [EncroChat-account 13] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 10] ).
Partiële vrijspraak leiding geven
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 140 Sr en de vaste jurisprudentie omtrent het begrip ‘leider’ volgt dat de leider degene is die bij het optreden van het verband initiatieven ontplooit waarnaar de andere deelnemers zich richten en dat andere deelnemers aan de organisatie op aanwijzing van de betrokkene handelen. De leider hoeft ook niet de hoogste leider te zijn of het meest te verdienen. Doorslaggevend is uiteindelijk of de betrokkene binnen de organisatie een bepaalde macht heeft of een bepaald gezag bezit. De leider onderscheidt zich van de overige deelnemers door gedragingen als het nemen van initiatieven, het verdelen van taken, het geven van opdrachten, het (eventueel) sanctioneren van overtredingen van binnen de organisatie geldende regels of afspraken of het verdelen van de opbrengst van de criminele activiteiten. Het gaat vooral om een voortdurende feitelijke zeggenschap, de touwtjes in handen hebben. [24]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte leiding heeft gegeven aan de criminele organisatie. Ten aanzien van de productielocaties van methamfetamine is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat verdachte feitelijk de zeggenschap had, degene was die beslissingsbevoegd was binnen de organisatie. Uit het dossier komt in de organisatie een beeld naar voren dat de leider van de organisatie – [medeverdachte 3] – met verdachte afstemt als hij belangrijke beslissingen moet nemen en zijn advies belangrijk vindt, hem graag mee neemt bij moeilijke gesprekken alsook dat zij samen investeren. Echter, uit de activiteiten of het berichtenverkeer van verdachte zelf komt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende naar voren dat hij de persoon was die taken verdeelde, opdrachten gaf of regels bepaalde, deze handhaafde en leden van de organisatie daarop aansprak. Anders dan bij [medeverdachte 3] komt uit de berichtgeving niet een voortdurende feitelijke zeggenschap binnen de organisatie naar voren. Verdachte lijkt meer op afstand te staan en [medeverdachte 3] te adviseren in en te begeleiden bij het nemen van moeilijke beslissingen of het ontplooien van nieuwe initiatieven. Aldus is hij volledig op de hoogte van de feitelijke gang van zaken, maar niet de man die uiteindelijk de feitelijke gang van zaken bepaalt.
Criminele organisatie – cocaïnewasserij
De rechtbank is van oordeel dat tevens uit de opgenomen bewijsmiddelen naar voren komt dat tussen diverse verdachten sprake was van een separaat duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven, in die zin dat de organisatie zich bezighield met het initiëren, opzetten en coördineren van een cocaïnewasserij in [plaats 2] , waar cocaïne werd teruggewonnen uit dragermateriaal. De forensische opsporing concludeerde op basis van de aangetroffen arbeidskrachten, omvang, apparatuur en schaalgrootte dat een zeer hoge productie van cocaïne gerealiseerd kon worden. Ook is uiteengezet dat dit proces van cocaïne terugwinnen uit dragermateriaal een uiterst secuur, ingewikkeld en gevaarlijk chemisch proces is dat alleen kan worden uitgevoerd door mensen met specialistische kennis hiervan. Op deze locatie werden 16 personen aangehouden, vrijwel allemaal afkomstig uit Colombia. Ten slotte bleek uit Encrochat berichten dat de gebruiker van het account
[EncroChat-account 14]( [B] , alias ‘ [bijnaam 1] ’) samen met anderen op zoek was naar een locatie in Nederland ten behoeve van het hiervoor omschreven plan en vervolgens vanaf 27 maart 2020 met onder andere verdachten [medeverdachte 3] en [verdachte] over investeringen in cocaïnetransporten uit Colombia sprak en overlegde over wat er gedaan moest worden om dit plan te realiseren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband achter de voornoemde plannen zat. De invoer, bewerking en verkoop van cocaïne is buitengewoon winstgevend, waarmee het criminele oogmerk een gegeven is.
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had de invoer van cocaïne en vervolgens de bewerking en verkoop daarvan. De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van de cocaïnewasserij in [plaats 2] sprake is van een separate criminele organisatie, bestaande uit een andere groepering dan het criminele samenwerkingsverband dat zich bezighield met de productie en handel in crystal meth. De groepering rondom [plaats 2] bestond uit verdachten [medeverdachte 3] , [verdachte] , [B] en anderen. Uit de berichten volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] een locatie hebben gevonden die ter beschikking kon worden gesteld voor het opzetten van een cocaïnewasserij. Zij hebben dit vervolgens voorgelegd aan [B] , waarna deze locatie in gebruik is genomen door [B] en diens medewerkers. Ook concludeert de rechtbank – op basis van de Encrochat berichten in combinatie met de aangetroffen cocaïnewasserij – dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] hebben geïnvesteerd in een cocaïnetransport uit Colombia, opgezet door [B] .
De rechtbank acht eveneens niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte leiding heeft gegeven aan deze organisatie. Uit het dossier volgt namelijk dat verdachte en [medeverdachte 3] geen zelfstandige bevoegdheden hebben, sterk afhankelijk lijken te zijn van [B] en dat zij feitelijk niet meer hebben gedaan dan een locatie aanleveren en investeren in een transport (met vervolgens verwerking van de cocaïne). Er is dus niet gebleken dat zij een bepaalde macht of een bepaald gezag bezaten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, vervoeren en binnen het grondgebied brengen van cocaïne en spreekt hem partieel vrij van het ten laste gelegde ‘leiding geven’.
Bewijsmiddelen feit 2
Verdachte is op 28 juli 2020 aangehouden in zijn woning op het adres [adres 1] te [woonplaats] . [25] Tijdens de doorzoeking werd een sleutel van een Volkswagen Transporter aangetroffen. In de straat is de auto met kenteken [kenteken 1] aangetroffen. [26] Deze Transporter stond op naam van [C] , de partner van verdachte. [27] De autoverkoper deelde mee dat hij eerst een Volkswagen Caddy aan verdachte heeft verkocht. Verdachte betaalde de factuur van € 5.000,- contant en de factuurdatum was 20-04-2020. Vervolgens heeft verdachte een Transporter gekocht, waarbij hij de Caddy heeft ingeruild. Na inruil resteerde nog een betalingsverplichting van € 4.075,-, zo bleek uit de factuur met factuurdatum 21-07-2020. [28] Uit een door [bedrijf] verstrekte factuur bleek dat op 26 mei 2020 aan “ [verdachte] , [adres 1] , [woonplaats] ” voor € 12.000,- aan meubelen is verkocht en dat de meubelen contant zijn betaald. [29] Ten slotte is op 8 september 2020 in Strijensas een motorjacht van het merk en type Valk Vitesse 1500 met de naam [naam motorjacht] in beslag genomen. [30] [D] , de tante van de partner van verdachte, verklaarde eigenaar te zijn van deze motorjacht. [31] [D] toonde de politie een koopovereenkomst, waaruit bleek dat deze motorjacht op 20 augustus 2019 door [E] aan [F] is verkocht. [32] Gezien het feit dat (i) de in 2019 76-jarige [D] een kostbare Four Winns speedcruiser slechts enkele weken op naam had, (ii) [D] deze speedboot kort daarop inruilde voor de vermoedelijk meer kostbare [naam motorjacht] , (iii) de waterscooter van verdachte [verdachte] -die niet op zijn naam stond- eveneens werd ingeruild voor de [naam motorjacht] , (iv) de waterscooter al zo'n twee maanden voor de inruil en tot op heden op naam staat van een derde, (v) de [naam motorjacht] deels betaald werd met contant geld, (vi) dit geld volgens [D] afkomstig was van de verkoop van een auto en een caravan, (vii) hiervan geen bevestiging is gevonden in de gegevens van de RDW, (viii) de naam van de in 2006 overleden echtgenoot van [D] op zowel de ongetekende koopovereenkomst als op de opdracht tot verkoop voorkomt, (ix) [D] de koop van de [naam motorjacht] volledig over heeft gelaten aan verdachte [verdachte] , en (x) [C] betrokken is bij de verkoop van de [naam motorjacht] , is bij de politie het vermoeden gerezen dat het werkelijke eigendom bij verdachte ligt, terwijl [D] zich als eigenaar presenteerde. [33] Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij vanaf 2016 tot en met 2020 een beperkt inkomen had. Over de Transporter verklaarde hij dat hij die op afbetaling heeft gekocht. Over de meubels verklaarde hij dat hij eerder meubels had gekocht en die niet geleverd waren en met het geld dat hij teruggekregen had, de nieuwe meubels had gekocht. Over de motorjacht heeft verdachte zich voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. [34]
Uit opgevraagde informatie bij de Belastingdienst blijkt dat verdachte vanaf 2015 tot en met mei 2020 een uitkering van Gemeente Hoekse Waard en het UWV ontving. [35] Daarnaast ontvingen hij en zijn partner huurtoeslag. [36] Verder is gebleken dat verdachte en zijn partner zich in 2016 hebben aangemeld voor schuldhulpverlening, welk traject doorliep tot en met oktober 2019. In deze periode was er sprake van financieel beheer. [37]
Bewijsoverwegingen feit 2
Vast staat dat verdachte zich bezig heeft gehouden met de zeer lucratieve handel in harddrugs, maar gelet op de ten laste gelegde periode van het witwassen – die ook een periode beslaat voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit 1 – neemt de rechtbank als uitgangspunt dat er geen direct bewijs voor brondelicten aanwezig is. Dat betekent dat de moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van verdachte verlangd worden dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank overweegt op basis van de bewijsmiddelen dat verdachte heeft verhuld dat hij de feitelijk rechthebbende was van de motorjacht [naam motorjacht] , terwijl [D] zich als de (formele) eigenaar presenteerde. Verder overweegt de rechtbank dat verdachte in ieder geval vanaf 2015 tot en met de dag van zijn aanhouding over onvoldoende legale inkomsten beschikte om de aanschaf van het motorjacht, het contante geldbedrag voor de meubelen of aanschaf van de Volkswagen Transporter te verklaren. Dit voorgaande geldt ook als (het aankoopbedrag van) andere dure en contant betaalde goederen zijn gebruikt/ingeruild bij de koop van deze goederen. Dit alles rechtvaardigt het vermoeden dat deze goederen – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn, zodat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete en verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van deze goederen en het geldbedrag. Verdachte heeft geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven over hoe hij aan het geld kwam om de goederen te kopen. Het Openbaar Ministerie kan dan ook geen nader onderzoek doen naar een eventuele alternatieve herkomst van het geld en de goederen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat daarom een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden, waarmee verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de bewezen verklaarde pleegperiode aanvangt op 20 augustus 2019 en eindigt op 8 september 2020 en verdachte partieel wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde onderdelen ‘gewoonte’, ‘medeplegen’ en de Range Rover.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2020 te Herwijnen en Kerkenveld en Lelystad en Zwijndrecht heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] en een of meerdere anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het opzettelijk bereiden en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben en vervaardigen van methamfetamine, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 juli 2020 te Nijeveen heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 3] en een of meerdere anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het opzettelijk bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en vervoeren van cocaïne, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:
in de periode van 20 augustus 2019 tot en met 8 september 2020 te Maasdam en Strijensas zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte, telkens (van) een of meer voorwerpen en geldbedrag, te weten
- een motorjacht van het merk Valk, type Vitesse 1500, genaamd ‘ [naam motorjacht] ’ en
- een contant geldbedrag van in totaal (ongeveer) 12.000 euro (voor de aanschaf van meubelen) en
- een personenauto van het merk Volkswagen, type Transporter, voorzien van het kenteken [kenteken 1] ,
verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerp(en) is en/of verworven en voorhanden gehad en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen mede - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid en vierde lid, van de Opiumwet;
en
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid en vijfde lid, van de Opiumwet;
feit 2: witwassen, meermaals gepleegd.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 9 jaren en 6 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- een geldboete van € 60.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 318 dagen hechtenis.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte als first offender dient te worden beschouwd, alsmede de weerslag die zijn aanhouding en voorarrest hebben gehad op zijn mentale en fysieke gezondheid. Verdachte heeft tijdens zijn schorsing nieuw werk gevonden en een eigen bedrijf opgestart. De reclassering is lovend over hem en hij is zichtbaar gemotiveerd om op het rechte pad te blijven. De verdediging heeft dan ook verzocht om aansluiting te zoeken bij vergelijkbare strafzaken en te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 5 jaren en geen geldboete op te leggen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 9 december 2021 blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee. De rechtbank heeft acht geslagen op het voortgangsverslag toezicht van het reclasseringstoezicht.
Ernst van de feiten
Deelneming aan een criminele organisatie
Verdachte heeft voor een periode van 6 maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de productie van en handel in methamfetamine op verschillende locaties, verspreid over heel Nederland. Uit het onderzoek naar de drugslabs is gebleken dat zij een capaciteit hadden om honderden kilo’s methamfetamine te produceren. Uit de Encrochat berichten en de aangetroffen crystal meth in de drugslabs blijkt dat een dergelijke productie ook feitelijk is gerealiseerd. Methamfetamine of crystal meth is een zeer verslavende harddrug met een verwoestende werking op de fysieke en mentale gezondheid van gebruikers, waarmee het wellicht op dit moment de gevaarlijkste harddrug is voor de volksgezondheid.
De productie van methamfetamine vond plaats in daarvoor opgebouwde drugslabs en er werd gebruikgemaakt van chemische grondstoffen. Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat de grondstoffen in deze labs op een zodanig ondeskundige manier werden opgeslagen en bewerkt dat er ontploffingsgevaar bestond op het moment van aantreffen. Indien dit gevaar zich had gerealiseerd, zou dit zeer ernstige gevolgen hebben gehad voor niet alleen de personen ter plaatse, maar ook voor de personen die zich op dat moment in de directe omgeving van de labs bevonden. Dat dit gevaar voorstelbaar is blijkt tevens uit ongelukken die de laatste jaren in illegale productielocaties van synthetische drugs hebben plaatsgevonden, soms met dodelijke afloop. Daarbij is ook uit berichtenverkeer van medeverdachten die in [plaats 1] aan het werk waren, gebleken dat er levensgevaarlijke situaties zijn ontstaan en zij gezondheidsklachten hebben overgehouden aan het werk dat zij verrichtten.
Het productieproces van methamfetamine levert bovendien grote hoeveelheden schadelijke afvalstoffen op die, zo leert de praktijk, illegaal onder andere in natuurgebieden worden gedumpt. Ook bij deze drugslabs waar verdachte verantwoordelijk voor was, zijn – zo kan uit het berichtenverkeer worden afgeleid – duizenden liters drugsafval afgevoerd. Gezien het feit dat van drugsafval niet op legale wijze kan worden afgekomen, is de kans groot dat afval van alle labs waar verdachte betrokken bij was, ook in het milieu is geloosd, met alle schadelijke gevolgen voor het milieu van dien. De grondeigenaren, vaak natuurbeheer, en de overheid worden door de reinigingswerkzaamheden opgezadeld met hoge kosten. Geld dat bedoeld is voor natuurbehoud gaat dan naar het verwijderen en verwerken van drugsafval. Daarmee vormt het dumpen van drugsafval een maatschappelijk probleem.
Doordat het aanbod van methamfetamine nog relatief schaars is en de productie relatief complex, is tevens de handel erin buitengewoon winstgevend, een gegeven waar verdachte zeer goed van op de hoogte was getuige zijn berichtenverkeer. Zoals reeds in de bewijsoverweging uiteen is gezet, had verdachte een belangrijke positie in deze organisatie. Zo beschouwt de rechtbank hem als de belangrijkste adviseur en sparringpartner van de leider van de organisatie, [medeverdachte 3] , was hij aanwezig bij belangrijke besprekingen en daardoor ook volledig op de hoogte van alle criminele activiteiten van de organisatie. Ook sprak hij met [medeverdachte 3] over nieuwe initiatieven, waaronder [plaats 2] .
Verdachte is degene geweest die via zijn contacten de locatie [plaats 2] heeft aangedragen. Daar was een organisatie actief die zich richtte op de invoer van cocaïne. De internationale cocaïnehandel is een wereld waar nog veel meer geweldscriminaliteit in plaatsvindt en deze organisatie zat achter de grootste cocaïnewasserij die ooit in Nederland is aangetroffen. Uit het forensische onderzoek is gebleken dat de productiecapaciteit werd geschat op tussen de 150 en 200 kilogram cocaïne per dag.
Voorts acht de rechtbank van belang dat bij de productie van de methamfetamine gebruik werd gemaakt van zogenaamde ‘koks’, afkomstig uit Mexico, die naar Nederland kwamen om de methamfetamine te produceren en verdachte daarnaast investeerde in drugstransporten afkomstig uit Colombia en een cocaïnewasserij in [plaats 2] waar Colombianen zijn aangehouden. Dit wijst op een zorgwekkende samenwerking tussen de organisaties waar verdachte toe behoorde en buitenlandse drugscriminelen.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier is gebleken dat verdachte geen boodschap had aan al het voorgaande. Hij heeft puur vanuit het oogpunt van financieel gewin gehandeld. Uit de inhoud van de berichten van verdachte blijkt een stevige betrokkenheid bij deze activiteiten en daarmee een weloverwogen keuze voor criminaliteit en het verkrijgen van illegale inkomsten, ondanks alle hiervoor genoemde schadelijke effecten voor de samenleving.
Witwassen
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan witwassen. Dit heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financieel en economisch verkeer en op de openbare orde. Met zijn handelen heeft verdachte meegewerkt aan het aan het zich van justitie onttrekken van opbrengsten uit misdrijven en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Echter, vanwege de aard, ernst en omvang van het hiervoor bewezen verklaarde feit, zal dit slechts in beperkte mate meegewogen worden bij de strafoplegging.
Conclusie
Gelet op de aard en omvang van de bewezen verklaarde feiten vindt de rechtbank geen aansluiting bij de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS), is zij gebonden aan het wettelijke strafmaximum en zijn er ook weinig vergelijkbare strafzaken waaruit een passende straf kan worden afgeleid. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat met geen andere straf kan worden volstaan dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf die het reeds ondergane voorarrest van verdachte overstijgt. Hoewel de rechtbank verdachte partieel vrijspreekt van ‘leiding geven’, zat hij met zijn functie wel tegen de top aan. Dat gegeven in combinatie met zijn ontkennende proceshouding, de inkomsten die verdachte met zijn criminele werkzaamheden zal hebben verdiend en het daarmee nog altijd aanwezige recidiverisico, acht de rechtbank het van belang dat verdachte een hogere straf krijgt opgelegd dan de meeste medeverdachten in onderzoek Appel, waarbij tevens van belang is dat verdachte anders dan de meeste andere medeverdachten ook was betrokken bij de cocaïnewasserij te [plaats 2] . Met betrekking tot de geldboete verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de milieuschade en is daarmee van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde geldboete geenszins een verkapte ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel moet voorstellen, maar bestaat ter compensatie van de maatschappelijke kosten die door verdachte zijn veroorzaakt.
Alles afwegende legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 7 jaren, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest en een geldboete ter hoogte van € 40.000,-, te vervangen door 235 dagen hechtenis.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 5 EVRM volgt dat verdachte het recht heeft om zijn proces in vrijheid af te wachten zolang hij niet veroordeeld is door een rechter. De rechtbank overweegt dat de voorlopige hechtenis van verdachte op enig moment is geschorst, omdat destijds de inhoudelijke behandeling nog lang op zich zou laten wachten en daarom het persoonlijk belang van verdachte zwaarder woog dan het maatschappelijk belang om verdachte gedetineerd te houden.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid die destijds aanleiding gaf om de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen, thans niet meer aan de orde is. Daarbij overweegt de rechtbank – met verwijzing naar de motivering van de strafoplegging – dat de ernstige bezwaren en de recidivegrond nog aanwezig zijn en de ernst van de veroordeling maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het maatschappelijk belang bij het voortduren van de voorlopige hechtenis zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten.
De rechtbank wijst de vordering tot opheffing van de schorsing van de officier van justitie toe en heft het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van 13 april 2022 te 15:00 uur.

11.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Boot (G_619891);
- 1 STK Personenauto (Volkswagen) (G_618158),
verbeurd verklaren.
Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder feit 2 bewezen verklaarde begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Personenauto (Land Rover) (G_618144).

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11b van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde;

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 7 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
geldboete van € 40.000,-,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 235 dagen;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis
met ingang van 13 april 2022 te 15:00 uur;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Boot (G_619891);
  • 1 STK Personenauto (Volkswagen) (G_618158),
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK Personenauto (Land Rover) (G_618144).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mr. J.G. van Ommeren en mr. P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 april 2022.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
(zaaksdossier 1)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 juli 2020 te Herwijnen en/of Kerkenveld en/of Lelystad en/of Nijeveen en/of Zwijndrecht en/of elders in Nederland, leiding heeft gegeven aan, althans heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of een of meerdere anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het opzettelijk bereiden en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben en vervaardigen van methamfetamine en/of cocaïne, zijnde (telkens) middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (zaaksdossier 3, 4, 5, 6, 7 en p. 4978 ev) en/of
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (zaaksdossier 5);
(Art 11b Opiumwet, art 10 lid 3 Opiumwet, art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet)
2.
(zaaksdossier 18)
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2019 tot en met 8 september 2020 te Maasdam en/of Strijensas , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) (van) een of meer voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), te weten
- een personenauto van het merk Range Rover, type Evoque, voorzien van het kenteken [kenteken 2] en/of
- een motorjacht van het merk Valk, type Vitesse 1500, genaamd ‘ [naam motorjacht] ’ en/of
- een contant geldbedrag van in totaal (ongeveer) 12.000 euro (voor de aanschaf van meubelen) en/of
- een personenauto van het merk Volkswagen, type Transporter, voorzien van het kenteken [kenteken 1] ,
in elk geval een of meer geldbedrag(en) en/of voorwerp(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerp(en) is/zijn en/of wie voornoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) mede - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art. 420ter/bis jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II: Bewijsmiddelen feit 1

1.Productielocaties en opslagplaatsen

1.1.
[plaats 3]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen, staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 6 juni 2020, omstreeks 05.20 uur en later hebben wij (…) een onderzoek ingesteld op het terrein en in enkele opstallen van het perceel [adres 3] te [plaats 3] . Op dit perceel bevindt zich aan de zijde van de [straat] het woonhuis met daaraan in noordelijke richting gelegen geschakelde opstallen bestaande uit een loods, schuren en in aanbouw zijnde loodsen. Tevens stonden op zowel links als aan de achterzijde van het terrein verspreidt tegen de erfgrens diverse zeecontainers opgesteld. [38]
Gezien vanuit de richting van de [straat] bevond zich in een gedeelte van een aan de woning geschakelde aanbouw links de aangetroffen productielocatie van de metamfetamine.
Links in deze gang bevond zich een douchebak en rechts een doorgang naar een ruimte die was ingericht als weeg/droogruimte. Recht tegenover de doorgang stond een henneptent waarin een bed stond. Rechts in de weeg/droogruimte was door middel van plastic en latten op de vloer een droogbak gemaakt. In deze droogbak stonden twee kunststof bakken met daarin metamfetamine. Rechts van de ingang stond een vrieskast en enkele ventilatoren. Op de vloer in deze ruimte stonden drie kunststofbakken met daarin metamfetamine nabij een tafelweegschaal. Tevens stond daarbij een doos met daarin 17 bakken metamfetamine inhoudende circa 1 kilogram metamfetamine. Links in de weeg/droogruimte bevond zich een doorgang die afsluitbaar was door middel van een blauw zeil. Deze doorgang gaf toegang tot een ruimte die was ingericht als kristallisatie ruimte. In deze ruimte stonden diverse speciekuipen, emmers, pannen, maatbekers, enkele centrifuges, een kookopstelling bestaande uit een open gasbrander aangesloten op een gasfles.
In diverse speciekuipen, emmers maatbekers werden vloeistoffen en/of substanties dan wel restanten van vloeistoffen en/of substanties aangetroffen die indicatief positief werden geïdentificeerd als zijnde stoffen vermeld in de Opiumwet.
Links van het perceel [adres 3] stonden aan de zijde van de aangetroffen productielocatie enkele zeecontainers. Deze zeecontainers werden gebruikt als opslagruimte. [39] In de containers werden diverse goederen, chemicaliën en middelen aangetroffen, die gerelateerd waren aan de productie van synthetische drugs. In dit geval de vervaardiging van methamfetamine.
Bij benadering werd door ons aangetroffen:
Circa 75,84 kilogram metamfetamine kristallen/poeder
Circa 1200 kilogram vermoedelijk l-metamfetamine
Circa 775 liter metamfetamine olie. [40]
1.2.
[plaats 4]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen, staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 26 juni 2020 van omstreeks 11.58 uur en later heb ik (…) onderzoek verricht op de locatie [adres 4] te [plaats 4] . In de schuur geschakeld aan de boerderijwoning was vermoedelijk een productieplaats van verdovende middelen aangetroffen.
Omschrijving locatie
De locatie betreft een boerderijwoning met een geschakelde schuur en een aantal vrijstaande opstallen. De geschakelde schuur van de boerderijwoning, tevens te betreden via de woning, bestond uit een begane grond en een 1e verdieping.
Op de begane waren twee ruimtes in gebruik voor de opslag van chemicaliën gerelateerd aan de vervaardiging c.q. bewerking van (synthetische) drugs, namelijk ruimte [A] en ruimte [B]. [41] De 1e verdieping van de schuur was ingericht en in gebruik ten behoeve van de vervaardiging en bewerking van synthetische drugs, vermoedelijk metamfetamine. Deze ruimte wordt verder aangeduid met het kenmerk [L]. [42]
De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën welke aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden. Ruimte [L] was gezien de aanwezigheid van de grote hoeveelheden chemicaliën en eindproduct metamfetamine ingericht en gebruikt voor de grootschalige vervaardiging en bewerking van metamfetamine (…). Op deze locatie werden in totaal 56,085 kilogram aan kristallen metamfetamine (indicatief) en 756,175 liter aan metamfetamine base (indicatief) (olie en deels olie met kristallen). [43]
1.3.
[plaats 2]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen, staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 7 augustus 2020, omstreeks 10.00 uur en later hebben wij (…) een onderzoek ingesteld naar de aangetroffen situatie op een manege aan de [adres 5] te [plaats 2] . [44]
Geconstateerd is dat;
  • in de manege aan de [adres 5] te [plaats 2] met behulp van isolatiepanelen een complete cocaïnewasserij was gebouwd welke verdeeld was in 10 ruimtes, waaronder 2 grote en een kleinere productieruimte, opslagruimtes, slaapverblijven en een kantine;
  • in een naastgelegen stal een industriële aggregaat was ingebouwd welke via elektriciteitskabels was aangesloten op de elektriciteitsvoorziening in de cocaïnewasserij;
  • in de gebouwde ruimtes grote hoeveelheden chemicaliën en productieapparatuur stonden opgeslagen welke konden worden en/of waren gebruikt voor de extractie van cocaïne uit een drager materiaal;
  • Er tevens productieapparatuur aanwezig was voor de verdere verwerking van de cocaïne, in casu droogapparatuur, persen en verpakkingsmateriaal.
Conclusie:
De productieruimtes waren geschikt en zijn gebruikt om op zeer grote en professionele schaal cocaïne te extraheren uit drager materiaal. (mogelijk zwart koolachtig materiaal). Vervolgens werd/kan deze cocaïne daar worden gezuiverd, geperst en verpakt. Capaciteit op basis van de aanwezige arbeidskrachten, apparatuur en schaalgrootte wordt geschat op tussen de 150 en 200 kg cocaïne per dag. Inrichting en opzet van de cocaïne wasserij was zeer professioneel en van industriële schaal. [45]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Tevens is
  • in de zuiveringsruimte, in groene tonnen zakken met in totaal 106,76 kilogram cocaïne base,
  • in de zuiveringsruimte, diverse 80 liter heldere vloeistof, bevattende cocaïne,
  • in de zuiveringsruimte, 270 liter gele olieachtige vloeistof, bevattende cocaïne,
  • in de zuiveringsruimte 400 liter heldere vloeistof, bevattende cocaïne,
  • in de droogruimte, restanten wit poeder, cocaïne,
  • in de droogruimte, in een IBC 2 boterhamzakjes met 1000 gram wit poeder, cocaïne HCL,
  • in de droogruimte, op filtreerpapier op de droogtafel wit poeder, cocaïne HCL,
  • in de droogruimte, op de droogtafel een zak met 160 gram wit poeder, cocaïne HCL,
  • in de extractieruimte, op diverse plekken 72 gram cocaïne HCL,
aangetroffen en in beslag genomen. [46]
1.4.
[plaats 6]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen, staat onder meer het volgende:
Op dinsdag 30 juni 2020 omstreeks 8.15 uur en later heb ik (…) een onderzoek ingesteld aan diverse goederen en chemicaliën, welke waren aangetroffen in een garagebox gelegen op perceel [adres 6] te [plaats 6] . [47]
Ter plaatse is het volgende aangetroffen:
900 gram metamfetamine
2 kg pseudoefedrine
4,595 kg phenetylamine
24 volle zakken wijnsteenzuur, totaal 600 kg
24 lege zakken wijnsteenzuur, wat neerkomt op 600 kg
4 emmers met wijnsteenzuur, totaal 100 kg
Zak met aluminiumfolie snippers
15 liter zoutzuur
40 liter methylthioglycolaat
10 kg kwikchloride
40 kg dimyristyl peroxy dicarbonaat. [48]
Het aantreffen van aluminiumfolie en kwikchloride past bij de productie van metamfetamine vanuit BMK via de aluminium amalgaam route. Het aantreffen van zoutzuur past bij het kristalliseren van de metamfetamine olie in kristallen. (Pseudo)efedrine is een geneesmiddel dat ook als grondstof gebruikt kan worden voor de productie van metamfetamine. [49]
1.5.
[plaats 5]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] staat onder meer het volgende:
Op 29 juni 2020 werd binnengetreden op grond van artikel 9 van de Opiumwet in de loodsen [adressen] te [plaats 5] . In de loodsen werd een grote afgeschermde ruimte aangetroffen, die kennelijk werd ingericht om als productielocatie voor de productie van synthetische drugs te gaan dienen.
Door medewerkers van de afdeling Forensische Opsporing (FO) van de Landelijk Eenheid werd een onderzoek ingesteld in de afgeschermde ruimte van de loods aan de [adres 7] in [plaats 5] .
Door medewerkers van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning en Ontmantelen (LFO) werd eveneens een onderzoek ingesteld in de afgeschermde ruimte van de loods aan de [adres 7] in [plaats 5] . Zij stelden vast dat in deze locatie een productielocatie voor de productie van synthetische drugs in opbouw was. [50]

2.Criminele organisatie

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
Uit het onderzoek is gebleken dat er vermoedelijk sprake is van een crimineel samenwerkingsverband (CSV) dat verantwoordelijk was voor het initiëren, opzetten en coördineren van de diverse productielocaties van verdovende middelen. Waarna dezelfde criminele organisatie zorg droeg voor een gecoördineerde verkoop van de eindproducten drugs. Teneinde de verkregen winst voor een gedeelte uit te keren aan de leden van de organisatie en de rest opnieuw te investeren waardoor de productie van verdovende middelen exponentieel kon groeien. De specialisatie van dit CSV was de productie van methamfetamine; de ‘ ijsjes ’, ‘ ice ’, ‘ pegels ’ van goede kwaliteit.
De leden van het CSV hebben zich toegelegd op methamfetamine, maar wanneer zich andere kansen voordoen, zoals cocaïne wassen, dan staan ze daarvoor open en overwegen om hun toekomst te verleggen.
De doelstelling om verdovende middelen te produceren en verhandelen, op dusdanige wijze dat de organisatie steeds blijft groeien en de omzet vermeerdert, wordt meermaals expliciet benoemd in Encrochat-gesprekken. [51]
In het bijgevoegde Excel-bestand Encrochat-berichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 3] staat onder meer het volgende:
9 april 2020
[EncroChat-account 9]
Over rekening red hebben we het nog.
Daarom is die ketel ook grkoeld
[EncroChat-account 4]
We zijn al vanaf januari daar bezig
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
De hoeveelheid dagelijkse Encrochat-berichten die de verdachten naar elkaar versturen over allerhande bezigheden die te maken hebben met de productie, handel en distributie van verdovende middelen, toont aan dat zij een groot gedeelte van hun tijd aan dit ‘werk’ besteden. Kennelijk hebben velen van hen er letterlijk een ‘dagtaak’ aan.
Men is dagelijks bezig met het opzetten, coördineren en runnen van de methamfetamine productielocaties. Wat hierbij opvalt, is de professionele en gestructureerde wijze waarmee er ‘onder de radar’ wordt geopereerd. Uit de bevindingen in het onderzoek blijkt dat er binnen deze structuur sprake is van een bepaalde rolspecificatie waarbij iedere deelnemer zorg draagt voor een onmisbaar onderdeel in het proces. Het heeft discipline, onderlinge afstemming en een groot netwerk van de deelnemers gevergd om een organisatie van deze aard en omvang in bedrijf te hebben en te houden. Daarbij werd deze organisatie lange tijd effectief onttrokken aan het oog van politie en justitie. [53]
Aan de hand van de financiën en de wijze waarop de verdachten betaald krijgen voor hun werkzaamheden, valt eveneens een hiërarchische structuur te ontwaren. [54]

3.Betrokkenheid criminele organisatie bij productielocaties en opslagplaatsen

In het bijgevoegde Excel-bestand Encrochat-berichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 3] staat onder meer het volgende:
6 juni 2020
[EncroChat-account 10]
Maat gaat niet door
[EncroChat-account 8]
Meen je niet
[EncroChat-account 10]
Ja maat
[EncroChat-account 8]
Onze plek
Niemand gepakt
[EncroChat-account 10]
Jawel
[EncroChat-account 8]
Wees maar blij dat het wat trager ging
Van ons gepakt. Die mex toch niet
[EncroChat-account 10]
Jawel
Maar we kunne. Gewoon dokr maat
[EncroChat-account 8]
Welk hok is nu weg dan
Maar. Wat is er. Nu precies aan de hand
[EncroChat-account 10]
Waar ze de olie afdraaiden voor ons
[EncroChat-account 8]
Mexicanen
[EncroChat-account 10]
Yep
[EncroChat-account 8]
Pfff
Die jongen die bij mijn was
Of die niet
Maar met wat heb die ollie te maken dan
Die ollie is er toch nog
[EncroChat-account 10]
In preciepe niks
Maar zonder locatie ken je niet afmaken he
Maat je mag het tegen niemand zeggen he
Dat van oms was
[EncroChat-account 8]
Ik zeg niks [55]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
8 juni 2020
[EncroChat-account 15]
Hij zei me net dat dit was niet door de telefon iemand heeft tips aan popo gezegd over de locatie
(…)
(…)
[EncroChat-account 15]
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.) [56]
(…)
(…)
[EncroChat-account 15]
(*Ivm herleidbaarheid zijn de afbeeldingen verwijderd.) [57]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] staat onder meer het volgende:
Op 26 juni 2020 werd er op het adres [adres 4] te [plaats 4] een productielocatie van verdovende middelen aangetroffen. [58]
[EncroChat-account 16] deelt verschillende afbeeldingen. [59]
7 juni 2020
[EncroChat-account 3]
Thank you
Is allemaal 2 die 1 is al weg.
[EncroChat-account 16]
734 fotos allemaal van die boer dat ie in de tuin aan het werk is hrb nu binnen gehangen. [60]
Hieronder wordt foto 18 uit PV AH-002-01 getoond. Er zijn een aantal rode cirkels weergegeven. Bij elk van deze cirkels staat een cijfer dat refereert aan een afbeelding die [EncroChat-account 16] aan [EncroChat-account 3] heeft gestuurd.
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.)
Op 7 juni 2020 stuurt [EncroChat-account 16] de volgende afbeeldingen (1 en 2) door naar [EncroChat-account 3] . Deze afbeeldingen zijn vermoedelijk overeenkomstig met de rode cirkel 1 op foto 18 van PV AH-002-01. De overeenkomsten zijn onder andere:
- de houten kap boven het kookstel
- de witte kleine lamp die aan de houten kap is vastgemaakt
- het soort pan
- het kookstel dat naast de pan staat
- het tafeltje waar het kookstel op staat (de tegels, vorm en houten rand van het blad)
- de ondergrond (smalle houten planken) [61]
Afbeelding 1.
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.).
Afbeelding 2.
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.)
Op 7 juni 2020 stuurt [EncroChat-account 16] afbeelding 3 naar [EncroChat-account 3] . Deze afbeelding toont overeenkomsten met cirkel 2 van foto 18 van PV AH-002-01 . De overeenkomsten zijn onder andere:
- de roodzwarte pannen
- de blauwe grote emmer onder de tafel
- de metalen pan onder de tafel
- de houten planken op de vloer [62]
Afbeelding 3.
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.)
Op 7 juni 2020 stuurt [EncroChat-account 16] afbeelding 4 naar [EncroChat-account 3] . Deze afbeelding toont vermoedelijk overeenkomsten met cirkel 3 van foto 18 van PV AH-002-01. De overeenkomsten zijn onder andere:
- de plastic emmer die voor een deel gevuld is met een donkere substantie
- de plastic vierkante emmer die achterin staat
- de houten ondervloer
- het blauwe vat met een wit etiket
- een witte emmer voor het blauwe vat
Afbeelding 4. [63]
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.)
Hieronder wordt foto 15 uit PV AH-002-01 getoond. Ook is er een rode cirkel weergegeven. Bij deze cirkel staat een cijfer dat refereert aan een afbeelding die [EncroChat-account 16] aan [EncroChat-account 3] heeft gestuurd.
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.)
Op 7 juni 2020 stuurt [EncroChat-account 16] de afbeelding 5 (zie hierna) door naar [EncroChat-account 3] . Deze afbeelding is
vermoedelijk overeenkomstig met de rode cirkel 1 op foto 15 van PV AH-002-01. De overeenkomsten zijn onder andere:
- de witte (vries)kist
- het rooster en de gele sticker/label aan de onderkant/zijkant van de vrieskist
- de groene Heineken krat op het vriezer
- de poot van de tafel naast de vrieskist
- de houten planken vloer [64]
Afbeelding 5. [65]
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.)
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] staat onder meer het volgende:
In onderzoek 26Rockdale onderzocht ik gegevens uit 26lemont, te weten Encrochat-berichten die betrekking hebben op de feiten uit 26Rockdale. In de gegevens zag ik de hier onder weergegeven foto’s.
Foto verzonden door [EncroChat-account 3] @encrochat.com aan [EncroChat-account 10] @encrochat.com op 12 juni 2020 om 06.19 uur (UTC).
Foto verzonden door [EncroChat-account 3] @encrochat.com aan [EncroChat-account 10] @encrochat.com op 12 juni 2020 om 06.19 uur (UTC). [66]
Foto verzonden door [EncroChat-account 3] @encrochat.com aan [EncroChat-account 10] @encrochat.com op 12 juni 2020 om 06.19 uur (UTC).
Foto verzonden door [EncroChat-account 3] @encrochat.com aan [EncroChat-account 10] @encrochat.com op 12 juni 2020 om 06.19 uur (UTC). [67]
Foto verzonden door [EncroChat-account 3] @encrochat.com aan [EncroChat-account 10] @encrochat.com op 12 juni 2020 om 06.19 uur (UTC).
Ik herkende de hal op deze foto’s als de manege ‘ [naam 1] ’ op het adres [adres 5]
in [plaats 2] waar op vrijdag 7 augustus 2020 een in werking zijnde cocaïne-wasserij werd aangetroffen. Ik herkende de ruimtes in aanbouw op de foto’s als de ruimtes waarin deze cocaïne-wasserij zich bevond, Op 7, 8 en 9 augustus 2020 doorzocht de Rechter-Commissaris deze manege en was ik, verbalisant, daar aanwezig ten behoeve van het onderzoek. Bij het onderzoek in [plaats 2] werden op 7, 8 en 9 augustus 2020 onder meer onderstaande foto’s gemaakt, waarop overeenkomsten te zien zijn met de bovenstaande foto’s.
Afbeelding: manegehal met scheidingswand met ingang cocaïnewasserij. [68]
Afbeelding: bovenaanzicht ingebouwde ruimtes. [69]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] staat onder meer het volgende:
20 mei 2020
[EncroChat-account 6]
Goedemiddag chef
Heb je nog ijsjes leggen
[EncroChat-account 16]
Ja maat
[EncroChat-account 6]
Hoeveel heb je er nog
[EncroChat-account 16]
Ik dacht nog 48 ofzo ik moet echt effe nakijken
[EncroChat-account 6]
Kun je mij dat laten weten aub ben met paar bestellingen bezig [70]
(…)
(…)
[EncroChat-account 6]
Kan je ze toevallig brengrn vrijdag? Of moeten we ze ophalen
[EncroChat-account 16]
Ok ja vrijdag brengen lukt wel
[EncroChat-account 6]
Oke top zou perfect zijn zelfde plek als laatst
(…)
(…)
21 mei 2020
[EncroChat-account 16]
Hoe laat wil je die stukken hebben morgen
[EncroChat-account 6]
Hoe laat voor jou uit kom
Het liefst rond 12 net als laatst [71]
(…)
(…)
[EncroChat-account 16]
Heb jij nog adres voor de zekerheid
[EncroChat-account 6]
Zelfde als laats
[adres 6] [plaats 6] [72]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] staat onder meer het volgende:
27 mei 2020
[EncroChat-account 5]
Jo maat waar moeten we wezen en moet vroeg mogelijk als het kan ivm met die koks
Dus zeg het maar
[EncroChat-account 17]
Zeg maar 9 uur
[EncroChat-account 5]
En waar is het?
[EncroChat-account 17]
[plaats 5] [adres 7] [73]

4.Identificaties gebruikers Encrochat accounts

4.1.
[EncroChat-account 2] en [EncroChat-account 3]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 14] staat onder meer het volgende:
14 mei 2020
[EncroChat-account 2]
[adres 1] [woonplaats]
[EncroChat-account 18]
Ok dan vertrek zo [74]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] staat onder meer het volgende:
Op 16 mei 2020 vindt er een chat plaats tussen [EncroChat-account 4] @encrochat.com en [EncroChat-account 3] @encrochat.com waarin [EncroChat-account 3] aangeeft dat “ [bijnaam 2] ” eruit kan.
16 mei 2020
[EncroChat-account 19]
Quien eres?
[EncroChat-account 3]
[EncroChat-account 2] old
[EncroChat-account 19]
????
Te voy a bloquear
[EncroChat-account 3]
Ola patron
[bijnaam 2] you can put out new
Opmerking verbalisant
De twee Spaanstalige chats zijn (voorlopig) vertaald met behulp van de website
[naam website]
Quien eres? = Wie bent u?
Te vov a bloquear = lk zal je blokkeren. [75]
Op 8 mei 2020 vindt er een chat plaats tussen [EncroChat-account 2] @encrochat.com en [EncroChat-account 20] @encrochat.com. Bij [EncroChat-account 2] staat de naam: “ [EncroChat-account 2] @encrochat.com/ [verdachte] ’’. Dit is zeer vermoedelijk de naam zoals deze in de telefoon van [EncroChat-account 20] staat opgeslagen, zie onderstaande schermafbeelding:
[verdachte] woont aan de [adres 1] te [woonplaats] . [76]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] staat onder meer het volgende:
16 mei 2020
[EncroChat-account 21]
Klein vraagje kan jij [EncroChat-account 2] voornmij bereiken opneen andere manier dan encro had met hem afgesproken maar zijn tel staat uit [77]
(…)
(…)
[EncroChat-account 21]
Ik had m een tel gebracht masr moetndie naam wijzigen
(…)
(…)
[EncroChat-account 9]
Maat
Wat is die nieuwe encro van me.maqt
[EncroChat-account 3] of zoiets
[EncroChat-account 21]
[EncroChat-account 3]
Die oude van hem heb ik bij me dispkay ervan js kapot ga het voor hem repareren. [78]
16 mei 2020
[EncroChat-account 9]
[EncroChat-account 3]
Goedemiddag heer
[EncroChat-account 2] zijn mail
Zijn telefoon is kapot.
Wird gerepareerd
[EncroChat-account 14]
Heey maat is goed, ik voeg deze toe [79]
4.2.
Bijnamen
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
In dit proces-verbaal worden de eigen namen genoemd van de geïdentificeerde gebruikers van de diverse chataccounts.
Account
Gebruiker
Bijnamen in de chat
[EncroChat-account 9] @encrochat.com
[EncroChat-account 10] @encrochat.com
[medeverdachte 3]
[bijnaam 3]
[bijnaam 4]
[bijnaam 5]
[bijnaam 6]
[EncroChat-account 2] @encrochat.com
[EncroChat-account 3] @encrochat.com
[verdachte]
[bijnaam 2]
[bijnaam 7]
[bijnaam 8]
[bijnaam 9]
[bijnaam 10]
[EncroChat-account 11] @encrochat.com
[medeverdachte 8]
[bijnaam 11]
[bijnaam 12]
[bijnaam 13]
[EncroChat-account 4] @encrochat.com
[medeverdachte 4]
[bijnaam 14]
[EncroChat-account 6] @encrochat.com
[medeverdachte 6]
[bijnaam 15]
[EncroChat-account 7] @encrochat.com
[EncroChat-account 8] @encrochat.com
[medeverdachte 7]
[bijnaam 16]
[bijnaam 17]
[EncroChat-account 13] @encrochat.com
[medeverdachte 10]
[bijnaam 18]
[bijnaam 19]
[bijnaam 20]
[EncroChat-account 12] @encrochat.com
[medeverdachte 9]
[EncroChat-account 5] @encrochat.com
[medeverdachte 5]
[bijnaam 21]
[bijnaam 22]
[EncroChat-account 1] @encrochat.com
[medeverdachte 1]
[bijnaam 23] [80]
5.
Betrokkenheid [EncroChat-account 2] en [EncroChat-account 3] bij productielocaties en opslagplaatsen
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
28 maart 2020
[EncroChat-account 2]
: ola patron I am back
: how is everything
[EncroChat-account 19] : Everything is good patron
[EncroChat-account 19] : they ready take 64 peaces
Toeval
Klop dat 64
Maroc zeg woensdag 100
(…)
[EncroChat-account 19] : aproximely about 100 or 110
: Oke and how much oil you usest
[EncroChat-account 19] : they bring me 40 lts dirty n 320 wit no destilate
[EncroChat-account 19] : this oil clean n destilate
(…)
: En is eral klaar
[EncroChat-account 22] : woensdag is alles klaar rond de 100 als goed is
[EncroChat-account 22] : dan gaan ze even rusten
: oke top
: kunnne er datn 50 onze kant opkomen
: voor onze klanten
: Allemaal een beetje tevreden houden
: wordt gek van de aanvraag
[EncroChat-account 22] : ja maat mij makat niet uit maar er is een klant gelijk in de beurt die had de eerste genomen heeft alles besteld dit is top kwaliteit en pegels [81]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] staat onder meer het volgende:
31 maart 2020
[EncroChat-account 9]
Morgen rijd [bijnaam 7] mee met hem [82]
[EncroChat-account 4]
Ok
Ik heb geen trekhaak
Wie is [bijnaam 7] dan
[EncroChat-account 9]
Vandaag was [bijnaam 7] met mij. Paar belangrijke gesprekken
[bijnaam 2]
[EncroChat-account 4]
20 mei 2020
[EncroChat-account 9]
Heb je balans noorden voor mij
130k. [bijnaam 6] / [bijnaam 7]
62500,- [EncroChat-account 22]
42500,- [EncroChat-account 23]
Zo moet die trouwens he
[EncroChat-account 22] 62500
En vam die 130k geef ik jou en [bijnaam 11] even wat leefgeld [84]
(…)
(…)
[EncroChat-account 6]
Dit is den nieuwe uitgave dan van gronibgen
Chef. 20.000
Chef. 90.000
Investering [bijnaam 7] / [EncroChat-account 11] . 130.000
Investering [EncroChat-account 22] . 62.500
Investering [EncroChat-account 23] . 42.500
Enndit de inkomsten
Startpot. 25.275.
10 [bijnaam 24] . 65.000.
3 [bijnaam 22] 19.500
40 [bijnaam 22] . 254.320.
4 [bijnaam 25] . 27.000
15 [bijnaam 22] 97.500
3 [bijnaam 24] 19.500.
5 [bijnaam 26] . (2.25 betaal. 14.000 [85]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] staat onder meer het volgende:
17 april 2020
[EncroChat-account 9]
Maat we doen dit samen
[EncroChat-account 7]
Dat dacht. Ik ook
[EncroChat-account 9]
Als het ons geld kost. Kost het jou ook geld. Het is de bedoeling dat jij en [bijnaam 19] straks 50% hebben. En ik en [bijnaam 7] ook. Toch. Dus meer kosten beteken minder winst. Maar veiligheid gaat voorop. Voor alles. [86]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
5 mei 2020
[EncroChat-account 9]
Ze hebben heir een vraag?
(…)
Ze vragen hier wat ze gaan verdienen op deze plek
Want als mexen eruit gaan dan lopen ze die daar mis
[EncroChat-account 2]
Yo
Meelopen
Lekker mee doen
[EncroChat-account 9]
Ja hoeveel. We hebben nu alleen die 10 stuks gezet
Hij heb ook gezegd dat die alles samen wilde doen toch
[EncroChat-account 2]
Ja alles samen
[EncroChat-account 9]
Hoe zag hij dat dan?
[EncroChat-account 2]
Wij doen samen met [bijnaam 1]
En hun ook mee laten eten van ons
En mee zetten
Ofzo
Als ze meezetten gaat het hard ook voor hun
Iedere keer paar stukken [87]
(…)
(…)
[EncroChat-account 9]
Kijk hij had het laatst over 200 stuks maar nu over 2 maanden constants
Hallo
Maat is beetje moeilijk zo
Anders laat maar. Ik zit nu bij die jongen. En voor [naam 2] blijkbaar gewoon te lastig om bereikbaar te zijn
Zeg alles maar af dan
[EncroChat-account 2]
Oke
Sta boven met de behanger maat me roluiken terug op te hangen en kan niet vliegen iedere keerals die afgaat
Even me handen vol
[EncroChat-account 9]
Ja snap ik. Maar ik zit hier alles te bespreken
En moet half uur wachten op antwoord. Ik ken deze beslissingen ook niet nemen
Hallo
??
[EncroChat-account 2]
Ja snap ik
Elke 2 maanden zeg die nu
200 st dan
(…)
(…)
[EncroChat-account 9]
We pakken nu 800k per maandag op die plek
[EncroChat-account 2]
Ja precies [88]
[medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 6] even rustig moet doen en noemt [medeverdachte 6] een ‘halve haan’ omdat [medeverdachte 3] net een project rondgemaakt heeft via ‘hem’; ‘2500 liter base wassen naar coke’. Hierop stuurt [medeverdachte 3] de foto van het screenshot van een gesprek met de satellietweergave van de locatie in [plaats 2]
.
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.) [89]
15 mei 2020
[EncroChat-account 2]
Ik heb die locatie twente
Boederij alles van hem huis ernaast
[EncroChat-account 9]
Mooi wat zeg [bijnaam 1] [90]
(…)
(…)
[EncroChat-account 2]
(*Ivm herleidbaarheid is de afbeelding verwijderd.). [91]
In het bijgevoegde Excel-bestand Encrochat-berichten t.a.v. wasproject [plaats 2] staat onder meer het volgende:
11 juni 2020
[EncroChat-account 14]
165500
Voor 36 stuks erbij
Is 15.000.000 colo peso
Rate 3250
[EncroChat-account 10]
Ik ga dat geld straks naar [naam 3] laten brengen goed
[EncroChat-account 14]
Is goed
[EncroChat-account 10]
Wanneer gaat de volgende maat
[EncroChat-account 14]
Met 10 dagen
[EncroChat-account 10]
Dat is deze toch
[EncroChat-account 14]
Ja
[EncroChat-account 10]
Gaat die erna als deze aangekomen is.
Dan ken ik daar rekening mee houden
[EncroChat-account 14]
Heb 2 lijnen met 2 bedrijven
Doe dezr beide
10 dagen daar zit je dan beide op
(…)
(…)
[EncroChat-account 14]
Kijk je zit op 2/lijnen systeem met deze
40 op de ene en 36 op de andere
Plus dan nog de eerste die is binnen al in NL nu maar volgende week gaan ze er aan beginnen blokjes maken ook
Daar zat je op met 10 en heb er nog 10 meer opgezet voor je, die 10 stuks extra dus 20 totaal
Die 10 onkost verreken ik met je als die blokken van de band rollen
[EncroChat-account 10]
Ja die andere 10 zijn voor die andere gasten met wie wij zijn
Zo hebben wij het gedaan zeg mqar
Ken ik morgen ochtend brengen. Die jongen wil nu niet meer naar de stash maat
[EncroChat-account 14]
Ja dat is geen probleem maat
[EncroChat-account 10]
Ok ga ik je maat berichten om af te atemmen. Bedankt he. Als dit echt zo loop maat dan ga ik alleen dit nog doen whahhahah
(…)
(…)
12 juni 2020
[EncroChat-account 10]
Gdm heer
Geld is afgegeven
[EncroChat-account 14]
Goedemorgen alles goed?
Ok top vitrus had ook doorgegeven [92]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 maart 2021, genummerd PL0900-2020149453, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 9233. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer naar een processtuk wordt verwezen dat afzonderlijk is toegevoegd, wordt hieraan (A) toegevoegd.
2.Proces-verbaal aanvraag bevel binnendringen en onderzoek doen geautomatiseerd werk (A).
3.Proces-verbaal aanvraag bevel binnendringen en onderzoek doen geautomatiseerd werk (A).
4.Een proces-verbaal van onderzoek, p. 2733 en 2734.
5.Een proces-verbaal van onderzoek, p. 2740 en 2741.
6.Een proces-verbaal van onderzoek, p. 2733 en 2734.
7.Een proces-verbaal van veiligstellen, p. 2753 en 2754.
8.HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629, r.o. 4.4.1.
9.Rb Rotterdam 16 april 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BW3203.
10.EHRM 25 mei 2021, 58170/13, 62322/14 & 24960/15 (Big Brother Watch e.a. t. het Verenigd Koninkrijk) par. 497.
11.Kamerstukken II 2015/2016, 34372, nr. 3, par. 2.3.2.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 11.
13.Rechtbank Midden-Nederland, 23 juli 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4819.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 11.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 11.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2765.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2764.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 949 en 950.
19.Hof van Justitie van de Europese Unie 6 oktober 2020, C-511/18, C-512/18 en C-520/18 (
20.Hof van Justitie van de Europese Unie 22 juni 2021 B tegen Latvijas Republikas Saiema, ECLI:EU:C:2021:504, rechtsoverwegingen 69-72.
21.Zie voor dit kader de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:571, rechtsoverweging 7.1.
22.NFI-rapportage ‘Sporenbeschrijving van EncroChat uit de 26Lemont gegevens in Hansken’ d.d. 17 maart 2021, NFI-rapportage ‘Onderzoek naar volledigheid en correctheid van Encrochatberichten verzameld met een technisch hulpmiddel’ d.d. 25 januari 2021 en NFI-rapportage ‘Onderzoek naar volledigheid van Encrochat berichten in de Flamenco dataset’ d.d. 3 februari 2022.
23.NFI-rapportage ‘Onderzoek naar volledigheid en correctheid van Encrochatberichten verzameld met een technisch hulpmiddel’ d.d. 25 januari 2021.
24.
25.Een proces-verbaal van aanhouding, pagina 753.
26.Een proces-verbaal beslagdossier, pagina 6805.
27.Een proces-verbaal van deelonderzoek witwassen, pagina 373.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 8783-8784.
29.Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, pagina 1608 en 1609.
30.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1591.
31.Een proces-verbaal van verhoor getuige, p. 1583.
32.Een proces-verbaal van verhoor getuige, p. 1583.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1591 tot en met 1604.
34.Een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 10, 21 en 22 februari 2022 en 10 en 29 maart 2022.
35.Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, pagina 1535.
36.Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, pagina 1536.
37.Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, pagina 1552.
38.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3395.
39.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3396.
40.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3397.
41.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3512.
42.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3513.
43.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3514 en 3515.
44.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3705.
45.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3714.
46.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3801.
47.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 4782.
48.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 4784.
49.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 4785.
50.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 5342.
51.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 41.
52.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excel-bestand Encrochat-berichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 3] , nummer 5587 t/m 5590 (A).
53.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 61 en 62.
54.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 73.
55.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excel-bestand Encrochat-berichten t.a.v. productielocatie methamfetamine [plaats 3] , nummer 15778 t/m 15856 (A).
56.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3030.
57.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3031.
58.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3551.
59.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3553.
60.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3554 tot en met 3560.
61.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3561.
62.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3562.
63.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3563.
64.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3564.
65.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3565.
66.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3919.
67.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3920.
68.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3921.
69.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3922.
70.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3678.
71.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3679.
72.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3680.
73.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 5000.
74.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 748.
75.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 730.
76.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 734.
77.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 741.
78.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 742.
79.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 743.
80.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 38 en 39.
81.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3570.
82.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 736.
83.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 737.
84.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3622.
85.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3623.
86.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 5353.
87.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3886.
88.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3887.
89.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3898.
90.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3893.
91.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3894.
92.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Excel-bestand Encrochat-berichten t.a.v. wasproject [plaats 2] , nummer 5199 t/m 5466 (A).