Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
- de productie van en handel in methamfetamine en cocaïne en
- de invoer van cocaïne.
3.RECHTMATIGHEID ENCROCHAT BEWIJS
equality of armsbeginsel en daarmee van artikel 6 EVRM. Daarbij voert de verdediging aan dat het vertrouwensbeginsel niet afdoet aan het door het EHRM geformuleerde recht op kennisname als onderzoek wordt verricht naar een mogelijke schending van artikel 6 EVRM bij de Encrochat hack en het vertrouwensbeginsel pas een rol speelt als de relevante informatie beschikbaar is gesteld.
in accordance with the law”, omdat (de toepassing van) de Franse wetgeving niet voldeed aan de door het EHRM gestelde eisen met betrekking tot de grootschalige interceptie van communicatie en niet “
necessary in a democratic society” was, omdat het vergaren van bewijs tegen het bedrijf Encrochat niet een ernstige inbreuk op de privacy van tienduizenden Encrochat gebruikers rechtvaardigde.
Daarnaast is er in strijd met het Nederlandse recht gehandeld, omdat er werd binnengedrongen in de telefoons van individuele gebruikers, zonder dat er sprake was van een redelijke verdenking in de zin van artikel 126uba Sv.
in accordance with the law”, omdat artikelen 126dd en 126uba Sv niet voldoen aan de in de jurisprudentie door het EHRM gestelde eisen met betrekking tot de grootschalige interceptie van communicatie en de bulkverwerking daarvan. Bij de feitelijke verwerking is niet voldaan aan de waarborgen die artikel 126uba Sv voorschrijft en de door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden. Verder was ook de verwerking van de berichten niet “
necessary in a democratic society”, omdat het doel om bewijs tegen het bedrijf Encrochat te verzamelen niet in een proportionele verhouding staat tot de inbreuk op de privacy van vele duizenden gebruikers.
Op basis van dezelfde argumenten als voornoemd stelt de verdediging dat de verwerking van de Encrochat berichten door de opsporingsdiensten in strijd is met het recht op privacy zoals neergelegd in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest), omdat binnen het onderzoek 26Lemont een fatsoenlijke wettelijke basis voor de inbreuk op de privacy ontbrak en de inbreuk niet tot het strikt noodzakelijke werd beperkt.
in accordance with the law”.
Conseil constitutionnel(‘Grondwettelijke raad’) zich gaat buigen over de vraag of de Encrochat berichten in overeenstemming met de Franse grondwet zijn verkregen.
equality of armsbeginsel houdt geen onbeperkt recht op verstrekking van stukken in en een verstrekking van Franse stukken of stukken over de internationale samenwerking zou in strijd zijn met de bedoeling van het vertrouwensbeginsel. Er is daarom geen schending van artikel 6 EVRM.
Conseil constitutionnelaf te wachten dienen te worden afgewezen, omdat de verdediging niet heeft onderbouwd welke onrechtmatigheid zou kunnen blijken en wat dus de relevantie is voor Nederlandse strafzaken. Daarnaast zal slechts aan de orde zijn of er meer informatie met betrekking tot de werking van de interceptietool met de verdediging in Franse zaken moet worden gedeeld. Dit zegt dus nog niets over de rechtmatigheid van de inzet van het middel.
Feitelijke uitvoering van de interceptie en overdracht
Het internationaal vertrouwensbeginsel en (mede)verantwoordelijkheid van Nederland
Schending van equality of arms in artikel 6 EVRM
equality of armsbeginsel ex artikel 6 EVRM is geschonden, nu zij geen toegang heeft gekregen tot (Franse) stukken die betrekking hebben op de fase van de inzet van de interceptietool in Frankrijk tot en met de overdracht van de data aan Nederland. De rechtbank stelt vast dat de verdediging volgens dit beginsel inderdaad toegang moet krijgen tot het bewijs en in beginsel ook tot stukken die kunnen zien op onrechtmatigheden in het onderzoek. De verdediging heeft daartoe ook
specific reasonsaangevoerd. In de onderhavige zaak staat het vertrouwensbeginsel er echter aan in de weg om kennis te nemen van de verzochte (Franse) stukken die betrekking hebben op de inzet van de interceptietool en de overdracht van de Encrochat data. De rechtbank is met verwijzing naar haar beslissing d.d. 17 juni 2021 dan ook nog steeds van oordeel dat bij toewijzing van het verzoek, de Nederlandse strafrechter alsnog via een omweg van artikel 6 EVRM de rechtmatigheid van het Franse strafrechtelijke optreden zou toetsen, hetgeen in strijd is met de bedoeling van het vertrouwensbeginsel. Daarbij overweegt de rechtbank dat de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie van het EHRM met betrekking tot
equality of armsgeen directe toepassing vindt in deze zaak, nu het in de aangehaalde zaken ging om (binnenlandse) procedures waarbij het interstatelijke vertrouwensbeginsel geen rol speelde. Ten slotte heeft de verdediging de mogelijkheid gehad om het directe bewijs (alle Encrochat berichten die door het Openbaar Ministerie worden gekoppeld aan verdachte en medeverdachten van hetzelfde criminele samenwerkingsverband) in de strafzaak tegen verdachte te onderzoeken. De verdediging heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende mogelijkheden gehad om de inhoud van de data te onderzoeken, te controleren en te betwisten en een effectieve verdediging te voeren. De rechtbank concludeert dan ook dat er geen sprake is van een schending van artikel 6 EVRM.
Schending van artikel 8 EVRM (en vervolgens artikel 6 EVRM)
Feitelijke uitvoering van de verwerking
Schending van artikel 8 EVRM bij de verwerking van de Encrochat data
Big Brother Watch e.a. t. het Verenigd Koninkrijken
Centrum För Rättvisa t. Zweden, stelt de rechtbank voorop dat de feiten en omstandigheden in deze arresten niet gelijk te stellen zijn met de feiten en omstandigheden van onderzoek 26Lemont en de daaruit volgende onderzoeken (waaronder onderzoek Appel). In de voornoemde arresten ging het immers om bulkinterceptie, uitgevoerd door inlichtingendiensten ten behoeve van nationale veiligheidsbelangen. Bulkinterceptie kenmerkt zich door ongerichte interceptie van data, waarbij de data van een niet-afgebakende groep mensen wordt onderschept. In het onderhavige onderzoek is er echter sprake van een door de Franse opsporingsautoriteiten
gerichteinterceptie op de server van Encrochat, terwijl het bedrijf Encrochat zelf verdacht werd van (deelname aan) strafbare feiten, hetgeen onderbouwd is op basis van informatie uit strafrechtelijke onderzoeken van Encrochat gebruikers. De daadwerkelijk onderschepte data was van een afgebakende groep, namelijk de gebruikers van Encrochat die zelf ook verdacht werden van deelname aan georganiseerde criminaliteit. Dat is een essentieel verschil met bijvoorbeeld het bewaren van de metadata van alle abonnees van een telecomprovider ten behoeve van eventuele toekomstige strafrechtelijke onderzoeken of screening in het kader van terrorismebestrijding. De Encrochat hack betreft dus geen bulkdata interceptie als bedoeld in de aangehaalde jurisprudentie van het EHRM. Op deze vorm van interceptie kunnen de criteria zoals genoemd in deze jurisprudentie niet één op één worden toegepast. Dat voorgaande neemt niet weg dat bij de Encrochat hack een grote hoeveelheid data van vooraf onbekende gebruikers is onderschept, wat een inbreuk op de privacy oplevert. De rechtbank zal de verwerking van deze Encrochat data dan ook kritisch moeten toetsen aan artikel 8 EVRM.
Het ontstaan van onderzoek Appel
[EncroChat-account 1] @encrochat.comzich bevond, waarbij verbalisanten hem hebben waargenomen in de directe nabijheid van het terrein van [adres 2] te [plaats 1] . [18] Deze locatie bleek later – zoals nader in het vonnis wordt besproken – in gebruik voor de opslag van chemicaliën en productiemiddelen ten behoeve van de productie van onder andere synthetische drugs. Hierna werd op 15 mei 2020 onderzoek Appel gestart naar aanleiding van TCI-informatie betreffende [medeverdachte 1] en hetgeen drie dagen ervoor werd waargenomen, waarna op 29 mei 2020 door rechter-commissaris Schols toestemming werd gegeven om in dit onderzoek gebruik te maken van de dataset 26Lemont.
Vormverzuimen
La Quadrature du net) legt het Hof van Justitie uit: “
Wanneer de lidstaten daarentegen rechtstreeks maatregelen toepassen die inbreuk maken op het beginsel van vertrouwelijkheid van elektronische communicatie, zonder dat zij verwerkingsverplichtingen opleggen aan aanbieders van elektronische communicatiediensten, wordt de bescherming van de gegevens van de betrokken personen niet beheerst door Richtlijn 2002/58, maar uitsluitend door nationaal recht, behoudens de toepassing van richtlijn 2016/680 (...), wat betekent dat de betrokken maatregelen met name in overeenstemming moeten zijn met het nationale constitutionele recht en met de vereisten van het EVRM.” [19] Zoals de rechtbank reeds in haar tussenbeslissing van 17 juni 2021 heeft overwogen is bij de interceptie van de Encrochat data geenszins sprake geweest van een verwerking van persoonsgegevens door een elektronische communicatiedienst (het ‘bedrijf Encrochat’ heeft immers geen data van Encrochat gebruikers aan de Franse of Nederlandse autoriteiten verstrekt), maar is er sprake van rechtstreekse interceptie van Encrochat data door de Franse staat (buiten medeweten van het ‘bedrijf Encrochat’ om) en verwerking van die gegevens door de Nederlandse autoriteiten. Dit valt niet onder werkingssfeer van Richtlijn 2002/58.
eerbiediging van het privéleven), 8 (
bescherming van persoonsgegevens) en 11 (
vrijheid van meningsuiting) van het Handvest. In artikel 52 dat gaat over de reikwijdte van de in het Handvest opgenomen grondrechten, wordt in het derde lid bepaald dat voor zover het Handvest rechten bevat die corresponderen met rechten die zijn gegarandeerd door het EVRM, de inhoud en de reikwijdte ervan dezelfde is, waarbij wordt opgemerkt dat deze bepaling niet verhindert dat het recht van de Unie een ruimere bescherming biedt.
La Quadrature du net– is wezenlijk anders, nu het daar ging om algemene en ongedifferentieerde bewaring van persoonsgegevens.
4.VOORVRAGEN
5.WAARDERING VAN HET BEWIJS
[EncroChat-account 2] @encrochat.com(hierna:
[EncroChat-account 2]) en
[EncroChat-account 3] @encrochat.com(hierna:
[EncroChat-account 3]) – uit het dossier niet blijkt dat verdachte een machtspositie had die gepaard ging met het uitdelen van bevelen of sancties of dat hij de leiding had over medeverdachten. Verder is de vriendschap tussen [medeverdachte 3] en verdachte niet redengevend voor een leidinggevende rol binnen de organisatie. Ten aanzien van locatie [plaats 2] blijkt uit het dossier dat ‘ [bijnaam 1] ’ feitelijk de leiding heeft. Verdachte kan de locatie niet goedkeuren en ook hier geldt dat verdachte geen invloed heeft op de verkoopprijs of eventuele sancties of reprimandes. Voor de overige locaties opgenomen in de tenlastelegging bestaan onvoldoende aanknopingspunten voor een bewezenverklaring van verdachte als leider hiervan.
inhoudvan de berichten. [23] In dit onderzoek zijn de berichten die in vijf ontsleutelde inbeslaggenomen Encrochat telefoons zijn aangetroffen vergeleken met de berichten zoals die na de inzet van het technisch hulpmiddel van die gebruiker zijn aangetroffen in de dataset. Conclusie van dit onderzoek is dat er geen redenen zijn gevonden om te twijfelen aan de correctheid van de berichten die met het technisch hulpmiddel zijn onderschept, behalve voor berichten van het type
outgoing callen
incoming call(audiogesprekken)
.Kort gezegd geldt voor de inhoud van de uitgewisselde chatberichten dat er geen verschillen in de tekst zijn geconstateerd. De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de conclusie van het Engelse onderzoek, waaruit de verdediging afleidt dat de interceptietool onbetrouwbaar was. Echter, die onbetrouwbaarheid van de interceptietool heeft slechts betrekking op het feit dat tijdens de tweede fase niet alle berichten werden onderschept. Die conclusie zegt dus niets over de betrouwbaarheid van de inhoud van de berichten die wél zijn onderschept. Aldus is er – gelet op de inhoud van het door het NFI verrichte onderzoek – geen reden om te veronderstellen dat de berichten die wel in de dataset voorkomen op een of andere manier onbetrouwbaar zijn of dat van de juistheid van die berichten niet zou kunnen worden uitgegaan.
[EncroChat-account 2]en
[EncroChat-account 3].
lex specialisvan artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Een organisatie in de zin van deze artikelen is een samenwerkingsverband tussen verdachte en ten minste één andere persoon met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. De samenstelling van het samenwerkingsverband hoeft niet steeds hetzelfde te zijn en niet is vereist dat de verdachte samenwerkte of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
- [EncroChat-account 4] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 4] );
- [EncroChat-account 5] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 5] );
- [EncroChat-account 6] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 6] );
- [EncroChat-account 7] & [EncroChat-account 8] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 7] );
- [EncroChat-account 9] & [EncroChat-account 10] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 3] );
- [EncroChat-account 1] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] );
- [EncroChat-account 11] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 8] );
- [EncroChat-account 12] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 9] );
- [EncroChat-account 13] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 10] ).
[EncroChat-account 14]( [B] , alias ‘ [bijnaam 1] ’) samen met anderen op zoek was naar een locatie in Nederland ten behoeve van het hiervoor omschreven plan en vervolgens vanaf 27 maart 2020 met onder andere verdachten [medeverdachte 3] en [verdachte] over investeringen in cocaïnetransporten uit Colombia sprak en overlegde over wat er gedaan moest worden om dit plan te realiseren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband achter de voornoemde plannen zat. De invoer, bewerking en verkoop van cocaïne is buitengewoon winstgevend, waarmee het criminele oogmerk een gegeven is.
6.BEWEZENVERKLARING
7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
9.OPLEGGING VAN STRAF
10.VOORLOPIGE HECHTENIS
11.BESLAG
12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
13.BESLISSING
Bewezenverklaring
gevangenisstraf van 7 jaren;
geldboete van € 40.000,-,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 235 dagen;
heft ophet bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis
met ingang van 13 april 2022 te 15:00 uur;
- 1 STK Boot (G_619891);
- 1 STK Personenauto (Volkswagen) (G_618158),
1.Productielocaties en opslagplaatsen
- in de manege aan de [adres 5] te [plaats 2] met behulp van isolatiepanelen een complete cocaïnewasserij was gebouwd welke verdeeld was in 10 ruimtes, waaronder 2 grote en een kleinere productieruimte, opslagruimtes, slaapverblijven en een kantine;
- in een naastgelegen stal een industriële aggregaat was ingebouwd welke via elektriciteitskabels was aangesloten op de elektriciteitsvoorziening in de cocaïnewasserij;
- in de gebouwde ruimtes grote hoeveelheden chemicaliën en productieapparatuur stonden opgeslagen welke konden worden en/of waren gebruikt voor de extractie van cocaïne uit een drager materiaal;
- Er tevens productieapparatuur aanwezig was voor de verdere verwerking van de cocaïne, in casu droogapparatuur, persen en verpakkingsmateriaal.
- in de zuiveringsruimte, in groene tonnen zakken met in totaal 106,76 kilogram cocaïne base,
- in de zuiveringsruimte, diverse 80 liter heldere vloeistof, bevattende cocaïne,
- in de zuiveringsruimte, 270 liter gele olieachtige vloeistof, bevattende cocaïne,
- in de zuiveringsruimte 400 liter heldere vloeistof, bevattende cocaïne,
- in de droogruimte, restanten wit poeder, cocaïne,
- in de droogruimte, in een IBC 2 boterhamzakjes met 1000 gram wit poeder, cocaïne HCL,
- in de droogruimte, op filtreerpapier op de droogtafel wit poeder, cocaïne HCL,
- in de droogruimte, op de droogtafel een zak met 160 gram wit poeder, cocaïne HCL,
- in de extractieruimte, op diverse plekken 72 gram cocaïne HCL,
2.Criminele organisatie
3.Betrokkenheid criminele organisatie bij productielocaties en opslagplaatsen
- de witte kleine lamp die aan de houten kap is vastgemaakt
- het soort pan
4.Identificaties gebruikers Encrochat accounts
Betrokkenheid [EncroChat-account 2] en [EncroChat-account 3] bij productielocaties en opslagplaatsen
.