Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2022 in de zaak tussen
[bedrijf] ., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] (verweerder)
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
De goede procesorde
11 oktober 2022 te reageren op het verweerschrift met het bijbehorende taxatierapport. Eiseres had dus ongeveer een week de tijd om inhoudelijk op de stukken te reageren. Dit is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de omvang en inhoud van het ingediende verweerschrift en taxatierapport voldoende. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiseres met hulp van een professionele rechsbijstandverlener procedeert. Van een professionele rechtsbijstandverlener mag verwacht worden dat hij binnen deze termijn op een dergelijk taxatierapport een inhoudelijke reactie kan geven. De beroepsgrond slaagt niet.
Toezenden van de op de zaak betrekking hebbende stukken
- [adres 2] , verkocht op 1 februari 2022 voor € 6.500.000,-;
- [adres 3] , verkocht op 21 mei 2019 voor € 8.750.000,-;
- [adres 4] , verkocht op 17 december 2021 voor € 7.390.000,-.
Verweerder heeft een matrix opgesteld met huurcijfers en een kapitalisatiefactor.
€ 4.300.000,- waard is, terwijl de vastgestelde waarde € 3.100.000,- is. De referentieobjecten liggen op hetzelfde bedrijventerrein als het object en zijn net als het object bedrijfspanden. De gehanteerde referentieobjecten zijn hiermee naar het oordeel van de rechtbank voldoende vergelijkbaar. Met eiser stelt de rechtbank vast dat twee referentieobjecten meer dan een jaar na de waardepeildatum zijn verkocht. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit echter niet dat verweerder de vastgestelde waarde niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook als de referentiepanden worden geïndexeerd naar de waardepeildatum waarbij wordt uitgegaan van een sterk stijgende markt maakt het taxatierapport de vastgestelde waarde nog steeds aannemelijk. Het grote verschil tussen de vastgestelde waarde en de in beroep getaxeerde waarde van het object biedt daar voldoende ruimte voor. Daarbij heeft verweerder ter zitting onweersproken gesteld dat de markt voor distributiecentra afwijkt van de markt voor woningen. De waarde van de gebruikte referentiepanden is door het verloop van de tijd gestegen, maar dit verschil is niet enorm.