Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
[bewonerscomité](het bewonerscomité)
Inleiding
I. Het bewonerscomité wil de bestemmingsplantrajecten vanaf 1 maart 2018 tot op heden (dat wil zeggen tot de datum van het Wob-verzoek) die gaan over het agrarische bedrijf gelegen aan de [adres] (het bedrijf van eiser).
II. Het bewonerscomité wil vanaf 1 januari 2010 de vergunningverlening en -weigering (milieu en bouw), naleving en overtreding van bestemmingsplan en vergunningen, inspecties, controles, brieven, aanschrijvingen, en handhaving en handhavingsactiviteiten, gedogen, legalisatie, afhandeling van deze zaken, met betrekking tot het
bedrijf, waaronder:
a. alle klachten en/of andere uitingen en communicatie over het bedrijf in de periode van april 2012 tot heden;
b. alle toepasselijke beleidsnotities en andere soortgelijke informatie zoals deskundigenonderzoeken en overige relevante informatie;
c. alle informatie over de overige niet-agrarische bedrijvigheid die plaatsvindt op het adres.
Bespreking van het beroep
Aan de andere kant stelt eiser dat klachten die ongegrond zijn nu juist niet bij de stukken zouden mogen zitten, want klachten die nergens toe leiden, geven een onterecht negatief beeld van zijn bedrijf. Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat hij heeft bedoeld te zeggen dat er helemaal niets openbaar mag worden gemaakt over zijn bedrijf, omdat het bewonerscomité verkeerde bedoelingen heeft en selectief uit de stukken zal citeren ten nadele van eiser en zijn bedrijf. Hij vreest voor negatieve framing naar aanleiding van de openbaarmaking van deze documenten.
De Wob biedt daar echter geen weigeringsgrond voor. Klachten bij het college over het bedrijf van eiser en de uitkomst van die klachten, zijn openbaar te maken gegevens in de zin van de Wob. Openbaarmaking van deze gegevens geeft op zichzelf bezien ook geen onevenwichtig beeld van het bedrijf van eiser, zoals hij stelt. Als het college en eiser daarvoor concrete aanknopingspunten zouden vinden, had eiser in de gelegenheid gesteld kunnen worden om de openbaarmaking van bepaalde gegevens van een disclaimer, toelichting of commentaar kunnen voorzien. [5] Tijdens de zitting is over deze mogelijkheid gesproken, maar dat heeft niet tot een werkbare uitkomst geleid, zodat de rechtbank hier niet verder op in zal gaan. Dat eiser vreest dat er selectief gebruik gemaakt zal worden van de openbaar gemaakte documenten, mag openbaarmaking zelf niet in de weg staan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
-Beleid & Advies I (B&A I), A doc. 2 t/m 4;
-B&A I, C doc. 5 t/m 7;
-B&A I, D, doc. 1;
-B&A I, E, doc. 31 en 32;
-“A. bewoners”, doc. 19 t/m 26;
-“C. Raad”, doc. 2 t/m 8.
Openbaarmaking van deze documenten levert eveneens strijd op met artikel 3, tweede lid, van de Wob.
Het bewonerscomité heeft echter zelf geen beroep ingesteld, zodat de beroepsgronden van eiser de omvang van het geding bepalen. [6] Gelet hierop en op het rechtsbeginsel dat eiser niet benadeeld mag worden door een zelf ingesteld beroep, mag de rechtbank in het kader van dit beroep niet beoordelen of het bestreden besluit op dit punt in orde is. De rechtbank laat het dan ook bij voorgaande constatering..
Conclusie en gevolgen
Het college moet wel de reiskosten van eiser vergoeden ter hoogte van € 32,48 (kosten voor vervoer per auto, 29 km maal € 0,28, voor twee zittingen, heen en terug).
Voor zover eiser verzocht heeft om vergoeding van verletkosten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e, van het Bbp, heeft hij het gestelde uurtarief van € 88,- per uur niet met gegevens onderbouwd. Dat had hij wel moeten doen, zo blijkt ook uit de toelichting op het formulier proceskosten. De rechtbank stelt de verletkosten daarom vast tegen het minimumtarief van € 7,- per uur voor 2 zittingen, dat wil zeggen € 14,-. [7] De kosten die eiser stelt te hebben gemaakt voor telefoongesprekken met de rechtbank, komen niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank wijst erop dat deze kosten niet vallen onder de definitie verletkosten, als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder e, van het Bpb. Eiser heeft ze ten onrechte onder verletkosten opgevoerd. Het zijn ook geen kosten die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen op grond van artikel 1 aanhef en onder f, van het Bpb, verschotten, omdat die kosten specifiek zijn omschreven en telefoongesprekken met de rechtbank daarbij niet zijn genoemd.
Het Bpb heeft een limitatieve en forfaitair karakter, dat wil zeggen dat kosten die niet onder deze regeling vallen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Eiser heeft gelet op wat hiervoor is overwogen dus recht op een proceskostenvergoeding van € 46,48. Het college moet dit bedrag aan hem betalen.
Beslissing
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden;
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
[…]
[…]
e.de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
[…]
[…]
1 In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.