ECLI:NL:RVS:2018:112
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Openbaarheid van documenten en bescherming van de persoonlijke levenssfeer in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Wijchen om documenten openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het verzoek om openbaarmaking was ingediend door [appellant] en betrof een geldleningovereenkomst die door het college was aangegaan ten behoeve van [belanghebbende]. Het college had het verzoek afgewezen, stellende dat de gegevens in de overeenkomst persoonlijk van aard waren en dat het belang van [belanghebbende] bij de eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer zwaarder woog dan het belang van openbaarmaking.
De rechtbank Gelderland had eerder geoordeeld dat de gegevens in de overeenkomst geen functie-gerelateerde informatie betroffen en dat de persoonlijke levenssfeer van [belanghebbende] in dit geval beschermd diende te worden. [appellant] was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de rechtbank het begrip ‘eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer’ te ruim had uitgelegd. Hij verwees naar de ‘Peper-jurisprudentie’ en een advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en betoogde dat anonimiseren van de stukken voldoende bescherming zou bieden.
De Afdeling oordeelde dat het college in redelijkheid het belang van de persoonlijke levenssfeer van [belanghebbende] zwaarder mocht laten wegen dan het belang van openbaarmaking. De overeenkomst was zeer persoonlijk van aard en de verwijzing naar de ‘Peper-jurisprudentie’ werd niet gevolgd, aangezien [belanghebbende] geen politieke ambtsdrager was. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.