Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 februari 2022 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
Gedeputeerde Staten van Flevoland, verweerder
Inleiding en procesverloop
Overwegingen
De rechtbank ziet in de verklaring van Duk geen aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van verzoeker dat partijen bij het afsluiten van de vaststellingsovereenkomst bedoeld hebben om de situatie te regelen tot 1 juli 2021. Duk verwijst in zijn verklaring naar de afspraak tussen partijen dat verslechteringen in de cao niet gelden voor verzoeker. Echter, zoals hiervoor is overwogen, is hier geen sprake van een wijziging (lees: verslechtering) in de cao. De rechtbank ziet ook overigens in de dossierstukken geen aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van verzoeker dat het de bedoeling van partijen was om de situatie tot 1 juli 2021 te regelen, ongeacht een eventuele wijziging van de AOW-leeftijd. Indien dit de bedoeling van partijen was geweest, dan had het voor de hand gelegen om deze einddatum ook uitdrukkelijk in de overeenkomst op te nemen. De rechtbank betrekt hierbij dat partijen bij het opstellen van de vaststellingsovereenkomst juridische bijstand hebben gehad.