ECLI:NL:RBMNE:2022:5401

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
22/3465
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake Plan van aanpak Ziektewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.A. van Heijningen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. E. Witte. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van 7 juni 2022, waarin het primaire besluit van 19 mei 2021 werd gehandhaafd. Dit primaire besluit betrof de vaststelling van een Plan van aanpak voor de re-integratie van eiser, die ziekengeld ontving op grond van de Ziektewet (ZW). Eiser was van mening dat zijn medische beperkingen niet goed waren ingeschat en dat hij geen re-integratiemogelijkheden had.

De rechtbank heeft op zitting vastgesteld dat eiser per 11 februari 2022 geen recht meer had op ziekengeld, waardoor er geen procesbelang meer was bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiser geen maatregel was opgelegd wegens het niet nakomen van verplichtingen uit het Plan van aanpak en de maximale duur van het ziekengeld inmiddels was verstreken. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, maar de rechter heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3465
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.A. van Heijningen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1. Met het besluit van 19 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv het Plan van aanpak van 13 mei 2021, waarin de met eiser gemaakte afspraken over zijn re-integratie vermeld staan, vastgesteld.
1.1.
Met het bestreden besluit van 7 juni 2022 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij het primaire besluit gebleven.
1.2.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
1.3.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv.
1.5.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. Aan eiser is per 10 februari 2021 ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Vervolgens heeft het Uwv in het kader van eisers re-integratie een Plan van aanpak van 13 mei 2021 opgesteld. Dit plan is bij het primaire besluit vastgesteld.
4. Eiser voert aan dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en hij op dit moment geen re-integratiemogelijkheden heeft.
4.1.
Het Uwv heeft in verweer naar voren gebracht dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat het ziekengeld van eiser per 11 februari 2022 is beëindigd.
5. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] is pas sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
6. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang is. Op de zitting is vast komen te staan dat aan eiser geen maatregel wegens het niet nakomen van verplichtingen uit het Plan van aanpak van 13 mei 2021 is opgelegd. [2] Ook heeft eiser per 11 februari 2022 geen recht meer op ziekengeld. Weliswaar heeft eiser tegen de beëindiging van het ziekengeld bezwaar gemaakt, maar ook als dat zou slagen dan is inmiddels de maximale duur van het ziekengeld van 104 weken al op 7 november 2022 verstreken. Dit betekent dat de re-integratieverplichtingen uit het Plan van aanpak niet meer gelden. [3] Mocht in de toekomst naar aanleiding van een nieuwe ziekmelding een nieuw Plan van aanpak met daarin verplichtingen worden opgesteld, dan kan eiser daartegen opkomen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
8. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2022 door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:995.
2.Artikel 45, eerste lid, aanhef en onder k van de ZW.
3.Artikel 29g, tweede lid, aanhef en onder e van de ZW en zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1927.