In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die een bijstandsuitkering ontvingen op grond van de Participatiewet, en de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug als verweerder. Eisers hadden aanvankelijk een bijstandsuitkering naar de norm voor alleenstaanden, maar vroegen in maart 2021 bijstand aan naar de norm voor gehuwden. Na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij verweerder constateerde dat er bijschrijvingen op de bankrekening van eiser waren, verzocht verweerder om bankafschriften. Omdat eisers hieraan niet voldeden, werd het recht op bijstand opgeschort en later ingetrokken, met terugvordering van een bedrag van € 14.563,65.
Eisers voerden aan dat zij hun inlichtingenplicht niet hadden geschonden, omdat eerdere bankafschriften geen aanleiding gaven tot twijfel over de juistheid van hun verstrekte informatie. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet verplicht waren om de bankafschriften over te leggen, omdat deze documenten niet als feiten of omstandigheden konden worden aangemerkt die van invloed zijn op het recht op bijstand. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van verweerder, maar oordeelde dat de rechtsgevolgen van de besluiten in stand konden blijven, omdat eisers onvoldoende medewerking hadden verleend aan het onderzoek van verweerder. De rechtbank bepaalde dat verweerder het griffierecht van € 100,- aan eisers moest vergoeden.