4.3Het oordeel van de rechtbank
16-240965-21 feiten 1, 2 en 3
Uit de aangifte [slachtoffer 1] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op zondag 5 september 2021 was ik thuis in mijn woning aan de [adres] in [woonplaats] . Het was in de middag, dat ik via mijn telefoon op de website [website] aan het surfen was. Ik kwam een jongen tegen. In dat gesprek gaf hij aan naar [woonplaats] te willen komen. Ik heb via WhatsApp mijn adres aan hem gegeven. Rond een uur of half negen werd ik geappt door hem, dat hij voor mijn deur stond. Toen wij samen op mijn slaapkamer waren werd hij gebeld. Ik zag dat hij naar beneden liep. […] Ik kwam uit de keuken met twee glazen water. Ik zag de jongen bij mijn voordeur staan. Ik zag dat hij de deur opende. Ik zag vervolgens twee personen staan. Wat ik nog wel weet, dat ik direct heel veel klappen heb gekregen en dit behoorlijk veel pijn veroorzaakte.
Mijn letsel is:
- Gebroken neus
- Blauw oog aan de linker zijde
- Bloeduitstorting mijn linker oor
- Rechter lichaamsdeel zijkant een wond
- Rechter kaak pijn
- Linker ringvinger uit de kom. Misschien operatie nodig voor herstel.
- Hersenschudding.
Uit het verhoor van aangever [slachtoffer 1] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
V: Ik heb van u begrepen dat u wat spullen kwijt bent. De politie en buurtbewoners hebben een aantal goederen gevonden die ik u graag wil laten zien om te kijken of ze van u zijn. Eerst laat ik uw mobiele telefoon zien. Is deze van u?
A: Ja, alleen zat er geen barst in. Er zat bescherming omheen maar die hebben de daders er vanaf gehaald.
V: Wat voor telefoon is dit?
A: Samsung.
V: Ik toon u een ring met streep, wat is daarvan de inscriptie?
A: [A] , [B] , [C] , [D] , [E] . ik herken deze ring als mijn ring, ik heb hem van mijn dochter [D] gekregen.
V: Ik toon u een ring met een zegel, wat is hiervan de inscriptie?
A: [geboortedatum] [F] en zijn sterfdag is [2012] . ik herken deze ring als mijn ring. Dit was de ring van mijn overleden vader. Ik heb hem na zijn overlijden van mijn moeder gekregen.
Uit het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:O: Dus jij hoorde iemand zeggen waar ligt de passenhouder of portemonnee.
V: En toen?
A: Hij zei het ligt in mijn broek. Toen ging iemand naar boven om de broek te vinden.
O: [medeverdachte 2] heeft tegenover de politie verklaard dat jij tegen hem gezegd zou hebben dat je langs een bekende in [woonplaats] wilde gaan.
V: Wat kun je hierover vertellen?
A: Nee heb ik nooit gezegd. Wij alle drie wisten er van wat we zouden doen voordat we in [woonplaats] waren. Het is vooraf allemaal besproken. Iedereen wist ervan wat er ging gebeuren.
V: Wanneer heb je dit besproken?
A: Die zaterdag
A: We hebben het met z’n drieën besproken en de risico's ook.
V: Was er een plan.
A: Ja
A:. Iedereen wist eigenlijk al wat er moest gebeuren.
V: Wanneer is [verdachte] naar boven gegaan?
A Hij is meerdere keren naar boven gegaan. Eerste keer kwam hij met broek van die man naar beneden. Hij ging daarna weer naar boven, iets van de derde keer ben ik ook naar boven gegaan.
A: [verdachte] is een paar keer naar boven en beneden gelopen om spullen te gaan zoeken.
Uit het van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
A: Toen de man tegen de grond ging, schreeuwde [medeverdachte 1] tegen die man "wat is je pincode". ik zag dat de man weer bij kwam en gaf toen zijn pincode. [verdachte] was toen naar boven gelopen.
Op de zitting van 24 november 2022 heeft [verdachte] - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
[medeverdachte 1] gaf die man klappen en op een gegeven moment ging hij knock-out. Ik was naar boven gegaan en toen ik weer beneden kwam zag ik dat er een mes in het spel was gekomen. [medeverdachte 2] had het mes overhandigd aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft toen het mes op de keel van die man gezet en riep ‘pincode, pincode’. [medeverdachte 1] had het mes vast met zijn mouw ertussen. [medeverdachte 2] zat toen op de benen van die man.
Uit het verhoor van verdachte [verdachte] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Terwijl ik naar boven liep hoorde ik [medeverdachte 1] roepen "pak mes, pak mes". Daarna hoorde ik [medeverdachte 1] roepen "pincode". Ik hoorde dat die man zijn pincode zei.
Uit het verhoor van verdachte [verdachte] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
O: [verdachte] er wordt onderzoek gedaan naar DNA/ dacty sporen op een ijzeren koker welke uit de woning is weggenomen.
V: Zou het kunnen dat jouw DNA/ dacty op de koker wordt aangetroffen? Dat is een koker met geld er in.
A: Ja dat kan.
V: Hoe komt jouw DNA/dacty daar?
A: ik heb dat vastgehouden.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende het ter plaatse komen, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
De twee verdachte personen zouden het pand zijn ingegaan waarvan de deur open stond. Vervolgens zouden de gordijnen direct zijn dichtgedaan.[…] Ik hoorde dat de meldster toen verklaarde dat ik samen met collega [verbalisant 1] bij de juiste woning stond. Ik zag dat de gordijnen aan de voorzijde van de woning dicht zaten. Ook de gordijnen bij de voordeur zaten dicht. Vervolgens klopte ik op het raam aan de voorzijde. Ik hoorde vervolgens luide geluiden vanuit de woning komen.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] , blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 16 september 2021 werd verdachte [medeverdachte 2] aangehouden. Bij zijn aanhouding had hij een lphone 11 in de zak van zijn spijkerbroek zitten. Ik heb gezocht op het woord " [woord] ". Dit woord werd in de telefoon aangetroffen bij de webapplicatie van Google Maps. Er komen 9 treffers op de zoekterm [adres] op 12 september 2021 tussen 19.53 uur en 20.19 uur. Ambtshalve is mij bekend dat de data die wordt weergegeven 7 dagen later is dan de daadwerkelijke datum. In dit geval zijn deze Google Maps treffers gemaakt op de dag van de woningoverval.
Uit een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de aangetroffen geldkoker, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op donderdag 9 september 2021 waren wij op de [adres] . De bewoner, meneer [getuige] , vertelde dat hij eerder al een melding had gedaan bij de politie van geld en een koker wat hij had aangetroffen in zijn straat. Ik vroeg aan [getuige] waar en hoe hij het geld had aangetroffen. Ik hoorde hem het volgende vertellen:
"-Ik heb het geld gevonden op het grasveldje naast de woning op [straat] huisnummer [nummer] .
- Ik heb het geld en de koker gevonden op maandagochtend 6 september 2021.
- Ik heb het geld en een koker in een plastic zak gedaan."
Ik zag dat het geld in een sealbag zat en de koker in een aparte sealbag.
Bewijsoverweging bij parketnummer 16-240965-21
Vast staat dat [verdachte] op 5 september 2021 samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de woning van aangever [slachtoffer 1] is geweest. In die woning is toen veel geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] , als gevolg waarvan hij fors letsel heeft opgelopen. [slachtoffer 1] is met een mes bedreigd. Uit de woning zijn spullen weggenomen. Ten slotte zijn de drie jongens, toen de politie voor de deur stond en aanklopte, weggevlucht. Aangever [slachtoffer 1] is, kort gezegd, in zijn woning beroofd, mishandeld en bedreigd.
[verdachte] heeft als volgt verklaard over zijn eigen rol. [verdachte] wist niet waar zij heen gingen of wat ze daar gingen doen, toen de drie jongens vanuit Utrecht naar [woonplaats] reisden. [medeverdachte 1] zei alleen dat hij iets moest ophalen bij een bekende. [verdachte] wist niet dat zij naar de woning van [slachtoffer 1] gingen om hem te beroven. Toen hij in de woning was, zag [verdachte] dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] stompen in het gezicht gaf. [slachtoffer 1] raakte op een gegeven moment buiten bewustzijn. [verdachte] is naar boven gegaan om te kijken of hij via een raam weg kon komen. [verdachte] had door de voordeur weg kunnen gaan, maar hij was bang dat mensen op straat hem zouden zien. Toen hij weer naar beneden ging, kwam hij [medeverdachte 1] tegen, die zei dat hij helemaal naar boven moest gaan om te kijken of er nog mensen in het huis waren. [verdachte] is toen naar zolder gegaan en vervolgens weer naar beneden. Onderweg nam hij een broek mee die op de eerste verdieping lag, omdat [medeverdachte 1] hem dat vroeg. [medeverdachte 1] gaf hem ook een koker, die hij direct weer terug heeft gegeven. Toen er aan de deur werd geklopt, is [verdachte] via een raam gevlucht.
De verklaring van [verdachte] dat hij niet wist dat hij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 1] gingen om hem te beroven, vindt de rechtbank ongeloofwaardig.
[medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat hij nooit heeft gezegd dat hij langs een bekende wilde gaan en dat alle drie de jongens wisten wat ze gingen doen. Dat hebben ze met zijn drieën vooraf allemaal besproken en iedereen wist wat er ging gebeuren, aldus [medeverdachte 1] . De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. [medeverdachte 1] heeft behalve [verdachte] en [medeverdachte 2] ook zichzelf belast met zijn verklaring. Dat de jongens alle drie proberen de schuld buiten zichzelf te leggen, zoals de raadsman stelt, geldt dan ook niet voor deze verklaring van [medeverdachte 1] .
Met de telefoon van [medeverdachte 2] is, voordat de drie jongens bij [slachtoffer 1] ’ woning aankwamen, binnen een halfuur negen keer via Google Maps gezocht naar de straat waar [slachtoffer 1] woont. Dit is niet te rijmen met de verklaring van [verdachte] dat [medeverdachte 1] alleen had gezegd dat hij iets moest ophalen, maar sluit wel aan op de verklaring van [medeverdachte 1] dat alle drie de jongens wisten wat ze gingen doen.
[verdachte] ’s verklaring over zijn rol in de woning van [slachtoffer 1] vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Dat [verdachte] alleen naar boven is gelopen om een uitweg te zoeken, is op zichzelf al geen geloofwaardige verklaring. De meest begaanbare uitgangen bevinden zich immers doorgaans niet op de bovenverdieping van een woning. Uiteindelijk zijn de jongens dan ook via een raam op de begane grond gevlucht.
Daarbij komt dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] een paar keer naar boven en beneden is gelopen om spullen te zoeken. Hij ging naar boven op zoek naar waardevolle spullen. De eerste keer kwam hij met de broek van [slachtoffer 1] naar beneden. Dit sluit aan bij de (eerdere) verklaring van [medeverdachte 1] dat [slachtoffer 1] had gezegd dat zijn portemonnee in zijn broek zat en iemand toen naar boven ging om de broek te vinden en sluit aan bij de verklaring van
[medeverdachte 2] dat [verdachte] naar boven is gelopen, toen [slachtoffer 1] zijn pincode gaf.
Deze verklaringen weerspreken dat [verdachte] geen bijdrage aan de beroving heeft geleverd. Ook heeft [verdachte] erkend dat hij een koker met geld heeft vastgehad. Deze koker is later in de tuin gevonden.
[verdachte] wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het beroven, mishandelen en bedreigen van [slachtoffer 1] . Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat betekent dat de – intellectuele en/of materiële – bijdrage van [verdachte] aan de delicten van voldoende gewicht moet zijn geweest. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, houdt de rechtbank rekening met de taakverdeling, het belang van de rol van [verdachte] , zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en de omstandigheid dat [verdachte] niet is vertrokken toen dat wel kon. De rechtbank weegt mee dat [verdachte] tijdens de beroving in de woning van [slachtoffer 1] heeft gezocht naar weg te nemen spullen. Op basis van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan de delicten van voldoende gewicht is geweest en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Aannemelijk is dat [verdachte] zelf geen geweld heeft gebruikt en dat [medeverdachte 1] het ten laste gelegde geweld heeft gebruikt en [slachtoffer 1] met een mes heeft bedreigd. Toch kunnen deze handelingen ook in de zaak tegen [verdachte] bewezen worden verklaard, als onderdeel van het medeplegen van de beroving, de mishandeling en de bedreiging. Het accent ligt bij medeplegen immers op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Plaats delict: [straat] , [woonplaats] .
Op dinsdag 29 juni 2021 omstreeks 16.30 uur, was ik aan het werk als medewerker service en veiligheid bij [vervoersbedrijf] . Ik zag dat de jongen mij een vervoersbewijs overhandigde. Ik zag dat er niet was ingecheckt met het vervoersbewijs. Op dat moment zie ik dat de jongen met vaart op mij af komt. Ik voelde dat de jongen tegen mij aankwam en dat hij mij tegen mijn schouder en borst beukte. Ik probeerde in een reflex de jongen nog vast pakken maar door de beuk vloog ik door de lucht. Ik viel op de grond en voelde meteen een hevige pijn in de buurt van mijn rechterheup. Op de foto's die van mijn heup zijn gemaakt bleek dat ik een gebroken bekken heb ter hoogte van mijn lies.
Op de zitting van 22 november 2022 heeft [verdachte] - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Ik had niet ingecheckt. Ik zag een opening waar ik doorheen wilde om te vluchten. Ik kwam toen met mijn schouder tegen die man aan. Ik viel vervolgens tegen het hek en hij viel naar achter. Wij kwamen wel hard tegen elkaar aan, anders waren wij niet gevallen.
Bewijsoverweging bij parketnummer 16-172982-21
Net als de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] in voorwaardelijke zin opzet had om [slachtoffer 2] te mishandelen. Er was een aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer 2] pijn en letsel zou toebrengen, toen [verdachte] plotseling en hard tegen hem aan botste. Tegen iemand aan botsen op de manier waarop [verdachte] dat heeft gedaan, is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van pijn en letsel, dat [verdachte] die aanmerkelijke kans bewust moet hebben aanvaard.
[slachtoffer 2] heeft als gevolg van deze mishandeling een bekkenbreuk opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit letsel in de gegeven omstandigheden in strafrechtelijke zin als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Zij overweegt daartoe het volgende. Relevant voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel zijn, gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. HR 18 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1486), in elk geval de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze factoren worden gebaseerd. Ook een andere medische behandeling dan een operatie kan van belang zijn. Voor het uitzicht op herstel geldt dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn als het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, maar ook bij een langere periode van herstel of van onzekerheid over dat herstel. Ook kan van belang zijn of tijdens het herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen. Uit de medische gegevens die door [slachtoffer 2] als benadeelde partij zijn overgelegd, blijkt dat hij minimaal twee maanden lang tweemaal per week is behandeld door een fysiotherapeut, die een behandeling van meerdere maanden voorspelde. Uit een advies van de bedrijfsarts van 6 oktober 2021 blijkt dat de mobiliteit van [slachtoffer 2] op dat moment nog beperkt is, dat hij op dat moment 3 x 4 uur per week passend werk verricht en dat dat zijn maximale belasting is. In een bericht gedateerd 2 november 2021 schrijft de behandelend fysiotherapeut dat [slachtoffer 2] op dat moment zes weken in behandeling is, inmiddels tien minuten pijnvrij loopt, maar dat er nog sprake is van pijn na grotere afstanden lopen. Over pijn tijdens het herstel heeft [slachtoffer 2] verklaard dat slapen de nachten na de mishandeling heel moeilijk is geweest vanwege de pijn. Over de periode van herstel en de fysieke beperkingen tijdens dat herstel is gebleken dat [slachtoffer 2] ten minste twee maanden lang volledig arbeidsongeschikt is geweest. Hoewel een operatie niet nodig is geweest, merkt de rechtbank, gelet op de ernst van het letsel, de pijn die [slachtoffer 2] heeft geleden en de duur van het herstel, het letsel aan als zwaar lichamelijk letsel.