Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING ('FNV'),
(mede) h.o.d.n. FNV,
gevestigd te Utrecht,
eiseres, hierna ook te noemen: FNV,
gemachtigde: mr. J. van Overdam,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.H. van Daal.
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
Door de OR-leden [C] en [D] , tevens leden van het dagelijks bestuur, is tijdens de mondelinge behandeling de verklaring van [A] over de gang van zaken op 16 maart 2020 bevestigd.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben [E] en [B] verklaard dat zij op 16 maart 2020 om 15:30 uur werden overvallen door de mededeling van de directie aan het voltallige personeel dat met instemming van de OR besloten is tot een sluiting en collectieve vakantie over te gaan. Voorafgaand aan die mededeling zijn zij niet geïnformeerd door het dagelijks bestuur van de OR en zij hebben beiden benadrukt niet aanwezig te zijn geweest bij een overleg van de OR dat aansluitend op de vergadering met de directie zou hebben plaatsgevonden.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt met zich dat de vraag of voldaan is aan het vereiste dat de vakantie tijdig is vastgesteld in de zin van artikel 4.1.6 sub g van de CAO, geen beantwoording meer behoeft. Evenmin hoeft nog te worden geoordeeld of in strijd met artikel 4.1.7 sub b en c van de CAO is gehandeld, omdat dit de uitkomst van de procedure voor het overige niet anders maakt.
Ten aanzien van de vervaltermijn van het opnemen van deze vakantiedagen overweegt de kantonrechter dat daarop onverminderd de geldende verval- en verjaringstermijnen op grond van artikel 7:640a en 7:642 BW van toepassing zijn. De kantonrechter ziet evenwel aanleiding om deze termijnen in dit geval een aanvang te laten nemen op het moment dat [gedaagde] de betreffende dagen heeft bijgeboekt op het vakantiedagensaldo van de betreffende werknemers.
De kantonrechter ziet aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Het gaat hier immers om een uitzonderlijke situatie gedurende het begin van de coronacrisis op grond waarvan [gedaagde] onder tijdsdruk, niet geheel ten onrechte, snel heeft willen handelen. Daarnaast is het doel van de wettelijke verhoging om de werkgever te prikkelen tot betaling van het overeengekomen loon en overige componenten. [gedaagde] is er vanuit gegaan dat zij conform de CAO heeft gehandeld bij het vaststellen van de collectieve vakantie. Nu geenszins is komen vast te staan dat [gedaagde] bij het vaststellen van de collectieve vakantie bewust in strijd met de CAO heeft gehandeld, mist de prikkel tot nakoming ook zijn functie. Verder lijkt FNV ook pas in deze procedure voor het eerst aanspraak te maken op de wettelijke verhoging, zodat van enige prikkelende werking hoe dan ook geen sprake is. Als vanzelfsprekend brengt dat met zich mee dat ook de wettelijke rente die over de wettelijke verhoging is gevorderd wordt afgewezen.
Wat betreft de wettelijke rente over de vakantiedagen die moeten worden uitbetaald, wijst de kantonrechter deze toe, op de hierna in het dictum nader te melden wijze.
1 juli 2012 is ingetreden.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat FNV deze kosten al daadwerkelijk aan haar gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden.
[gedaagde] betwist dat FNV schade heeft geleden en concludeert tot afwijzing, omdat FNV de vermeende schade ook niet heeft onderbouwd.
€ 487,00 aan griffierecht, € 125,09 aan kosten dagvaarding en € 600,00 aan salaris gemachtigde (3 punten x tarief € 200,00).
3.De beslissing
€ 1.212,09, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
€ 100,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
26 oktober 2022.