In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.2-1.14. Deze komen, samengevat, op het volgende neer.
(i) FNV is een werknemersvereniging die onder meer cao’s afsluit met werkgeversverenigingen en toeziet op de naleving daarvan.
(ii) [eiseres] neemt voornamelijk arbeidsintensief productiewerk aan in diverse branches, waaronder de pluimveeverwerkende industrie.
(iii) [A] B.V. (hierna: [A]) houdt zich bezig met het uitsnijden van kipproducten (onder andere voor enkele grote fastfoodketens en voor verschillende industriële bedrijven) en met de in- en verkoop en de im- en export van kipproducten. [A] maakt in het kader van haar werkzaamheden gebruik van eigen werknemers, maar ook van (verschillende) opdrachtnemers en (onder)aannemers.
(iv) Vanaf 2011 hebben [eiseres] en [A] overeenkomsten van aanneming van werk gesloten, met [A] als opdrachtgever en [eiseres] als aannemer.
(v) [A] is lid van de Vereniging van de Nederlandse Pluimvee Verwerkende Industrie (hierna: NEPLUVI), de werkgeversvereniging in de pluimveeverwerkende industrie. NEPLUVI is partij bij de Cao Pluimveeverwerkende Industrie (hierna: Cao Pluimvee), die is gesloten tussen NEPLUVI, FNV en CNV Vakmensen.
(vi) [eiseres] is geen lid van NEPLUVI en geen partij bij een cao. Zij betaalt haar werknemers overeenkomstig het wettelijke minimumloon.
(vii) In 2014 rees bij FNV het vermoeden dat in de verhouding tussen [A], [eiseres] en de werknemers van [eiseres] sprake was van uitzending in de zin van art. 7:690 BW en art. 1 lid 1, aanhef en onder c, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (hierna: Waadi). Indien daarvan sprake is, moet [eiseres] op grond van art. 8 Waadi en (art. 19 van) de algemeen verbindend verklaarde Cao voor Uitzendkrachten (hierna: ABU Cao) haar werknemers hetzelfde loon betalen als [A] aan haar werknemers betaalt.
(viii) De Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: Inspectie SZW) heeft naar aanleiding van een verzoek van FNV onderzoek gedaan naar de feitelijke situatie bij [A] en [eiseres] over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
(ix) Nadat FNV van de Inspectie SZW een rapport van bevindingen had ontvangen, heeft FNV in 2016 [eiseres] gesommeerd te bevestigen dat [eiseres] haar werknemers in ieder geval vanaf 1 januari 2016 overeenkomstig de ABU Cao en art. 8 Waadi zal betalen. Ook heeft FNV [eiseres] uitgenodigd om afspraken te maken over de nabetalingen die moeten worden verricht aan werknemers die in het verleden te weinig loon van [eiseres] hebben ontvangen.
2.2.1FNV vordert, voor zover in cassatie van belang, dat [eiseres] wordt veroordeeld tot:
(i) naleving van de ABU Cao en art. 8 Waadi;
(ii) naleving van de ABU Cao en art. 8 Waadi voor de periode van 8 september 2009 tot 26 februari 2011;
(iii) (a) het maken van loonberekeningen op basis van de loonverhoudingsvoorschriften in de Cao Pluimvee, (b) het doen van een nabetaling aan de (ex-)werknemers van [eiseres], ter hoogte van de bedragen die uit de loonberekeningen voortvloeien, en (c) het overleggen van deugdelijke salarisspecificaties en betaalbewijzen aan de (ex-)werknemers van [eiseres] en aan FNV, dit alles voor de periode van 26 februari 2011 tot en met de datum waarop de arbeidsovereenkomsten met de (ex-)werknemers rechtsgeldig zullen zijn geëindigd en voor wat betreft de vordering onder (c) op straffe van een dwangsom;
(iv) betaling van de maximale wettelijke verhoging op grond van art. 7:265 BW over het onder (ii) en (iii) gevorderde salaris.
2.2.2FNV legt aan de hiervoor in 2.2.1 genoemde vorderingen ten grondslag, kort samengevat, dat [eiseres] haar werknemers jarenlang te weinig loon heeft betaald. Er is volgens FNV sprake van een uitzendrelatie, zodat [eiseres] verplicht is haar werknemers te verlonen volgens de ABU Cao en art. 8 Waadi. Als [eiseres] geen uitzendbureau is, dan valt zij rechtstreeks onder de werkingssfeer van de Cao Pluimvee, aldus FNV.