4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 4In de onder feit 4 ten laste gelegde bewoordingen brengt verdachte het bedrijf waar aangever werkt in verband met moord en het onder dwang mensen injecteren waar ze dood aan gaan. Op zichzelf genomen kan een dergelijke kwalificatie beledigend van aard zijn. Verdachte stelt de kwalificatie echter afhankelijk van de situatie dat zijn ouders wat overkomt door het vaccin. Hoewel grof en overtrokken, acht de rechtbank een dergelijke voorwaardelijke typering (‘als mijn ouders wat overkomt, dan is het moord’) niet beledigend van aard, nu er een onzekere factor is ingebouwd. Van dit feit spreekt de rechtbank verdachte dan ook vrij.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1 en 3
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Pleegdatum/tijd: Tussen 18 januari 2020 [de rechtbank begrijpt: 18 januari 2021] om 00:00 uur en 19 januari 2020 [de rechtbank begrijpt: 19 januari 2021] om 00:00 uur.Hij deed aangifte namens het slachtoffer [stichting][de rechtbank begrijpt: Stichting]
naam conform KvK [stichting] , het [adres] , [vestigingsplaats] en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict.
Ik ben de hoofdredacteur bij de [stichting] . Ik heb enkele verbale uitspraken vernomen van ' [verdachte] ’ waarbij mijn journalistieke medewerkers worden bedreigd en hij angst teweegbrengt. Ik vernam intern dat [verdachte] , wonende te [woonplaats] , op Twitter van zichzelf een video had geplaatst. In de video doet [verdachte] uitspraken naar aanleiding van de demonstratie 'Nederland in verzet', zondag 17 januari j1., op het Museumplein in Amsterdam. In de eerste alinea benoemt hij specifiek de [stichting] waarbij ik mij namens mijn medewerkers voel aangesproken. Aansluitend benoemt hij dat er een zwarte lijst rondgaat met deze mensen. Daarna richt hij zich tot de fotografen en journalisten en heeft hij een persoonlijk bericht voor de journalist. Waarbij hij zich uitspreekt om te vluchten uit Nederland en de mededeling dat hen iets wordt aangedaan. Ik heb diverse journalisten intern gesproken en zijn berichtgeving wordt als zeer (be-)dreigend ervaren en geeft veel onrust.Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 4] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 21 januari 2021 was ik werkzaam op mijn werk de [organisatie] redactie. Dit is gevestigd op de [adres] te [vestigingsplaats] . Ik ben daar werkzaam als hoofdredacteur. Een collega stuurde mij een internetlink via de mail. Mijn collega vertelde in die mail dat er op de link een man was die een bedreiging uitte naar alle journalisten en fotografen. Ik zag dat de man [verdachte] was die zichzelf aan het filmen was. Ik heb het gevoel dat ik door [verdachte] bedreigd word in het uitoefenen van mijn werk als journalist. Ik voel mij bedreigd namens alle journalisten en fotografen van het [organisatie] . Ik doe aangifte namens het [organisatie] . Deze bedreiging raakt direct aan de persvrijheid en de mogelijkheid om ons werk uit te voeren.
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 5] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe namens de Nationale Politie aangifte van belediging dan wel smaad en laster. De verdachte heeft middels een video informatie verspreid welke grote onwaarheden bevat. Deze video is door de verdachte op het internet geplaatst en door verschillende platformen overgenomen. De video heeft hierdoor een groot bereik gehad binnen Nederland. Op maandag 18 of dinsdag 19 januari 2021 is er een filmpje online verschenen op verschillende platforms. Dit filmpje is geplaatst door een persoon welke later bleek te zijn: [verdachte] . [verdachte] benoemt in bovengenoemde tekst dat de politie aan Framen doet. Framen betekent in het Nederlands dat er een situatie wordt gecreëerd die niet overeenkomt met de werkelijkheid. [verdachte] beticht de politie, voornamelijk de aanhoudingseenheid, van het gebruiken van geweld tegen de politie om zo geweld te rechtvaardigen. Dit betekent dat de aanhoudingseenheid en zijn leden zich schuldig maken als verdachte van een misdrijf, namelijk: artikelen 141, 300, 302 Wetboek van Strafrecht en eventueel in combinatie met 45 Wetboek van Strafrecht. Het doen van deze uitspraken kan door [verdachte] niet te goeder trouw gedaan worden en dient geen algemeen belang.Het
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werd een filmfragment van de site [site] bekeken naar aanleiding van een aangifte van de [stichting] . In beeld was een man welke zichzelf filmde en een toespraak/oproep hield. Ik herkende de man als [verdachte] . Het filmfragment is binnenshuis geschoten en [verdachte] heeft de camera in zijn hand en filmt zichzelf. Het filmfragment werd door mij beluisterd waarbij ik het navolgende waarnam/hoorde.
[verdachte] : We hebben gezien dat de politie zorgt voor commotie door middel van Romeo’s in te zetten. Deze Romeo’s die komen binnen met een politiewagen. Die stappen uit en gaan zich ergens tussen de menigte verschuilen. En op het moment dat de politie gaat optreden, dan gaan zij geweld gebruiken. Niet alleen maar tegen de politie zelf, maar ook tegen omstanders… en ja … gewoon demonstranten, waardoor de politie op dat moment weer een reden heeft om daar op in te gaan. Nou, op die manier proberen zij dus ook de demonstranten te framen.Er gaat nu momenteel een zwarte lijst rond van journalisten. Dus als jij dit als journalist hoort, dan zou ik vluchten uit Nederland. Niet omdat ik jou iets ga aandoen, maar omdat ik weet dat jou dadelijk iets wordt aangedaan. Dit is mij via via verteld. Het kan natuurlijk Fake nieuws zijn, maar die gok zou ik niet nemen. Je kan nu ook gewoon ontslag nemen en dan halen we je van de zwarte lijst af.
We moeten goed uit gaan kijken dat in onze groep geen infiltranten komen vanaf de politie. Want dit filmpje gaat zo meteen online en dat wordt gedeeld door heel veel mensen.
Verder benoemt [verdachte] nog kort iets over de kwaliteit van de filmpjes die gemaakt moeten worden en dat het filmfragment zo meteen gedeeld gaat worden en dat men het vooral moet delen.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de uitlatingen gedaan, maar het is een langer filmpje en er is een context.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [adres] , [vestigingsplaats] ( [omroep] )Ik doe aangifte van dwang door middel van bedreiging met geweld dan wel een andere feitelijkheid. De verdachte heeft mij gepoogd te bewegen tot het verwijderen van een artikel. Hij heeft mij persoonlijk meerdere malen benaderd. Op zondag 17 juni 2018 was ik aanwezig op de afdeling waar ik werkzaam ben. Een medewerker had een artikel geschreven over een onderwerp met betrekking tot de VVD te [plaats] . Binnen de partij was er een kandidaat raadslid, welke ongepaste uitlatingen gedaan had op internet sociaal medium Facebook. Dit lid is genaamd [verdachte] en de uitlatingen hadden betrekking op de Marokkaanse gemeenschap. Ik hoorde dat een collega de telefoon opnam en dat zij aangaf dat [verdachte] de beller was. Ik kreeg [verdachte] aan de lijn die zich ook zo voorstelde. Ik moest het artikel direct offline halen en anders zou hij aangifte gaan doen bij de politie. Voor mijn gevoel was het een eenrichtingsverkeer en hij kwam dreigend over.Op dinsdag 18 juni 2018 omstreeks 20:20 uur kwam er wederom een email binnen van [verdachte] . De emails kwamen in eerste instantie binnen op ons omroep e-mailadres, maar waren altijd gericht aan mij. Ik zag dat [verdachte] wederom vroeg om een verwijdering van het bericht en hij sprak daarin weer over smaad, later en aangifte doen. ''Als ik jou was zou ik nog één keer heel goed nadenken met waar jij mee bezig bent.'' Deze regel gaf mij een naar gevoel en ik ervoer een vorm van dwang.In de nacht van dinsdag op woensdag 19 en 20 juni 2018 ontving [omroep] een email van [verdachte] , in de eerder genoemde mailbox. De email bevatte een drietal filmfragmenten, welke door mij zijn gevoegd achter deze aangifte. Ik kreeg deze filmfragmenten doorgestuurd op de volgende ochtend. Ik opende de filmfragmenten en herkende direct [verdachte] . Ik heb alle drie de films bekeken en hoorde dat daarin uitspraken gedaan werden die op mij als bedreiging overkwamen.
Ik zag dat in de mail bij het derde filmpje een tekst verwerkt was. Ik zag dat er stond: “Bedenk goed dat ik al een jaar lang zedendelinquenten aanpak en dat ik voor niemand terugdeins. Je bent een stofje voor mij dus choose you’re battle.
You just fucked with the wrong guy”De filmpjes hebben een grote indruk op mij gemaakt. [verdachte] spreekt dan niet een directe bedreiging uit, maar de manier waarop hij sprak, intonatie en de mimiek die hij aannam kwamen enorm bedreigend over. Het benoemen van de kennis van mijn woonadres en de staat van mijn woning maakte mij angstig. Ik heb een gezin en wil niet dat zij op een dergelijke wijze betrokken worden bij mijn werk. [verdachte] is echt voor mij extreem geweest in zijn manier van communiceren en heeft bij mij, mede door de filmpjes, grote druk uitgeoefend om een goed journalistiek stuk te laten verwijderen.De volgende weken is het rustig en ontvang ik geen berichten van [verdachte] . Ik kreeg het idee dat alles weer normaal zou worden en dat het onder druk zetten van mij, om het artikel te verwijderen, gestopt was. Helaas kwam hier op dinsdag 17 juli 2018 om 19:50 uur verandering in. Ik was aan het werk op mijn redactie. Ik hoorde direct dat ik [verdachte] aan de telefoon kreeg en hij eiste direct dat ik het artikel offline zou halen. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat wij elkaar veel eerder gingen zien en dat hij zou strijden tot de dood, om zijn gelijk te halen.Ik heb gecontroleerd of de entree van [omroep] afgesloten was. Ik ben blij dat ik dit gedaan heb omdat omstreeks 20:40 uur [verdachte] voor de deur stond. Ik zag hem buiten lopen en hij was aan het filmen/foto’s maken met zijn mobiele telefoon. Ik hoorde dat hij daarbij aan het schreeuwen was. [verdachte] kwamen zo boos, opgewonden en bedreigend over dat ik de deur niet geopend heb. Ik heb direct de politie gebeld en zij waren spoedig ter plaatse. Het duurde vervolgens 40 minuten voordat [verdachte] weg was.
Door middel van dreigementen, de filmfragmenten, heeft hij meerdere malen gepoogd mij te dwingen om iets te doen, in dit geval het verwijderen van het artikel.Het
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werden de drie beeldfragmenten bekeken welke door aangever [aangever 2] waren aangeleverd. Alle fragmenten tonen een man welke in de camera spreekt. Ik herkende de man aan zijn gezicht, haardracht en spraak als [verdachte] .
F
ragment 1:En ik kom van de week een keertje langs om met je te gaan babbelen.
Fragment 2:Daarnaast als jij een van mijn filmpjes gebruikt zoals ook onderaan de mail staat. Dan doe ik iets anders met je. Wij zijn ook wat vrijer terug als het om de wetten gaat naar jou toe. Begrijp je wat ik daarmee bedoel?
Fragment 3:He, maar wat je ook nog een keertje doet is mijn leven in gevaar brengen, maar ook van mijn vriendin ja? en ook van mijn ouders. In zoverre dat ik dat zo diep voel dat jij dat aan het doen bent ben ik in alle staten. Begrijp je wat ik daarmee bedoel? Ik maak geen grapje. Ik heb nog niet eens de mogelijkheid gehad om mezelf te verdedigen en dat is nog wel het allerergste en ik ga mij nu verdedigen. En ik wens je succes met je familie ook. He en ik weet ook waar je woont. Dus ehm? Mooie woning ook. Ja en we zien elkaar snel weer? Of niet. Jouw keuze.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben bij [omroep] langsgegaan omdat [aangever 2] niet met mij wilde spreken. Hij wilde het artikel niet verwijderen. De uitlatingen in de filmopnames heb ik gedaan omdat ik emotioneel was. En [aangever 2] lachte er gewoon om.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
In de betreffende opname waarschuwt verdachte de journalist die de opname onder ogen krijgt dat hij maar beter kan vluchten uit Nederland omdat er een zwarte lijst van journalisten rondgaat en verdachte weet dat de journalist iets zal worden aangedaan. ‘Iets aandoen’ kan hier naar normaal spraakgebruik slechts op fysiek geweld slaan, ook nu verdachte uitspreekt dat de journalist om die reden maar beter het land kan ontvluchten. Voorts geeft verdachte aan dat ‘we’ je van de zwarte lijst afhalen als je ontslag neemt. Hieruit volgt bedreiging met geweld: indien de journalist doet wat verdachte wil, dan zullen verdachte en de zijnen hem van de zwarte lijst afhalen, zodat hij geen gevaar meer loopt dat hem iets wordt aangedaan.
Dreigen met geweld teneinde een journalist er toe te bewegen te vluchten of ontslag te nemen is in strijd met iedere maatschappelijke norm, en daarmee wederrechtelijk. Uit de gebezigde dreigende bewoordingen blijkt tevens het opzet op de dwang en de wederrechtelijkheid. Voor zover niet reeds uit de strekking van het dreigement volgt dat dit een geschikt middel kan zijn om het door verdachte nagestreefde doel, ontslag of vlucht, te bereiken, blijkt uit de aangiftes eens te meer dat de uitlating in kringen van journalisten zeer serieus is genomen. Het is dan ook aannemelijk dat een journalist, als gevolg van dergelijke bedreigingen, zou kunnen overwegen met zijn werk te stoppen.
Dat verdachte de bedoeling had om de opname in brede kring te publiceren volgt uit de woorden: ‘dit filmpje gaat zo meteen online en dat wordt gedeeld door heel veel mensen.’
Feit 2Uit de bewezenverklaarde bewoordingen en handelingen, in samenhang bezien, volgt dat verdachte heeft gedreigd met geweld en niet, zoals hij stelt, met juridische procedures. Dit volgt met name uit de aankondiging dat verdachte aangever persoonlijk zal komen opzoeken, de verwijzing naar de familie van aangever, de gestelde bekendheid met diens woonadres, de mededeling dat verdachte in zijn behandeling van aangever ‘vrijer’ is dan de wet en het feit dat verdachte aangever daadwerkelijk op zijn werkplek heeft opgezocht. Met ‘mooie woning trouwens’ suggereert verdachte dat hij in de buurt van aangevers woning is geweest, waar eens te meer dreiging met fysieke confrontatie van uitgaat.
Feit 3Artikel 10 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (hierna: EVRM) beschermt het recht op vrije meningsuiting. Uit het tweede lid van het artikel blijkt dat dit recht bij wet beperkt kan worden voor zover dit noodzakelijk is in een democratische samenleving in het belang van onder andere de goede naam van anderen. Voor beperkingen die zien op bijdragen aan de maatschappelijke discussie ligt de lat echter hoog. De reden voor een dergelijke beperking dient het nodige gewicht te hebben voordat die beperking is gerechtvaardigd. Dat geldt bij uitstek voor kritiek op de overheid. Voor het antwoord op de vraag of een uitlating die in het kader van het publieke debat is gedaan als smaadschrift strafbaar is in verband met het in art. 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting, heeft de Hoge Raad in het arrest van 2 juli 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1059) een toetsingskader geformuleerd. De rechter toetst aan de hand van de volgende stappen:1. of de uitlating naar haar bewoordingen smadelijk is; en vervolgens2. of de uitlating in de context waarin zij is gedaan, een bijdrage kan leveren aan het publieke debat of een uiting is van artistieke expressie; en ten slotte3. of de uitlating als bijdrage aan het publieke debat of als uiting van artistieke expressie niet onnodig grievend is.Verdachte heeft in de betreffende opname gezegd dat de politie welbewust een aanleiding creëert voor een confrontatie met demonstranten door (ongeprovoceerd) geweld toe te passen tegen andere politieagenten en demonstranten, met als doel de demonstranten te ‘framen’ en een aanleiding te hebben om op te treden. Een dergelijke zware beschuldiging aan het adres van de politie draagt een smadelijk karakter en vormt een aanranding van haar eer en goede naam, nu de politie hiermee bij het publiek in een ongunstig daglicht wordt gesteld en haar reputatie publiekelijk wordt geschaad. Er is sprake van tenlastelegging van een bepaald feit, aangezien de beschuldiging een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst (HR 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1035). Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de uitlating van verdachte een bijdrage kan leveren aan het publieke debat. In dat geval biedt het EVRM immers een stevige bescherming. In verband met de vaststelling of een uiting in het openbaar debat geoorloofd is maakt het Europees hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) een onderscheid tussen feitelijke oordelen, waarvan een toereikende feitelijke grondslag mag worden verwacht, en waardeoordelen (EHRM 22 oktober 2007, NJ 2008/443 Lindon e.a). Waardeoordelen hoeven in beginsel niet bewezen te worden, en mogen overdreven of zelfs shockerend zijn. Goed moet worden begrepen dat een kritische waardering van het handelen van de politie onder alle omstandigheden toegestaan en nodig is in een democratische samenleving. Zo zou de enkele typering van politiegeweld als excessief niet snel onder de beperking van het tweede lid van artikel 10 EVRM kunnen vallen. Maar indien kritiek de vorm aanneemt van een ernstige beschuldiging van een bepaalde concrete handeling of handelwijze, mag daarbij een behoorlijke mate van feitelijke onderbouwing worden vereist. Ook overheidsinstanties komt bescherming toe tegen ongefundeerde tenlasteleggingen van ernstige, diffamerende feiten. Verdachte heeft zijn specifieke kenschets van het politieoptreden niet voorzien van enige feitelijke onderbouwing. Daarmee heeft hij slechts een loze beschuldiging geuit, die naar het oordeel van de rechtbank reeds om die reden geen bijdrage van betekenis kan leveren aan het publieke debat. Daarnaast heeft hij de uitlating blijkens de context niet gedaan om aan een debat bij te dragen, maar om medestrijders te werven. Uit het voorafgaande volgt dat artikel 10 EVRM in dit geval geen bescherming biedt tegen een veroordeling wegens smaadschrift.