ECLI:NL:RBMNE:2022:4884

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
16.160468.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot dwang van journalisten en smaadschrift richting politie

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder poging tot dwang van journalisten en smaadschrift richting de Nationale Politie. De verdachte heeft in de periode van 17 januari 2021 tot en met 22 januari 2021 geprobeerd om journalisten van een organisatie en stichting onder bedreiging met geweld te dwingen iets te doen, namelijk te vluchten uit Nederland of ontslag te nemen. Dit deed hij door middel van een filmpje dat hij op sociale media plaatste, waarin hij hen waarschuwde voor een 'zwarte lijst' van journalisten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn uitlatingen een ernstige bedreiging vormde voor de journalisten, die zich hierdoor in hun werk bedreigd voelden.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van smaadschrift jegens de politie. Hij had in een filmpje gesuggereerd dat de politie geweld gebruikt zonder aanleiding, wat de goede naam van de politie aantastte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende feitelijke onderbouwing had voor zijn beschuldigingen, waardoor deze als ongefundeerd en smadelijk werden beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte voor de feiten 1 en 2 schuldig bevonden en hem veroordeeld tot een taakstraf van 90 uur, terwijl hij voor feit 4 werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van feit 4 verklaard, maar dit feit niet bewezen geacht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.160468.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Leeuwarden, naar voren hebben gebracht.
TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 17 januari 2021 tot en met 22 januari 2021 in Hilversum, Almere en/of 's-Gravenhage geprobeerd heeft om journalisten van het [organisatie] en/of [stichting] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden;
feit 2:
in de periode van 17 juni 2018 tot en met 17 juli 2018 in Lelystad en/of Almere geprobeerd heeft om [aangever 2] (journalist bij [omroep] ) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden;
feit 3:
in de periode van 17 januari 2021 tot en met 22 januari 2021 in Amsterdam en/of Almere, opzettelijk de eer en/of de goede naam van de Nationale Politie heeft aangerand;
feit 4:
op 12 april 2021 in Zoeterwoude opzettelijk [aangever 1] heeft beledigd.
VOORVRAGEN
3.1. Geldigheid van de dagvaarding, bevoegdheid van de rechtbank en schorsing van de vervolging
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.2 Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet-ontvankelijk is in de vervolging voor feit 4, omdat belediging een klachtdelict betreft en de klacht te laat is ingediend. Volgens artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet een klacht ingediend worden binnen drie maanden nadat diegene tegen wie de belediging is gepleegd daarvan kennis heeft gekregen. Op 14 april 2021 is aangifte gedaan door [aangever 1] . De klacht is op 8 november 2021 door de hulpofficier van justitie ontvangen. Uit de aangifte blijkt niet onmiskenbaar de wens tot vervolging.
3.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
Dat aangever [aangever 1] vervolging wenst blijkt uit het feit dat hij een vordering benadeelde partij heeft ingediend en daarnaast nog verzocht heeft om een contact- en locatieverbod.
3.2.3 Het oordeel van de rechtbankOp grond van artikel 269 lid 1 Sr wordt belediging niet vervolgd dan op klacht van degene tegen wie het misdrijf is gepleegd. De klacht dient ex artikel 66 Sr te worden ingediend binnen drie maanden na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. Het klachtvereiste strekt ertoe dat het persoonlijk belang van het slachtoffer niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, de voorrang heeft boven het algemene belang van strafvervolging. De rechtbank leidt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad af dat het ontbreken van een formele klacht niet zonder meer hoeft te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het OM, mits vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst. Ook stelt de rechtbank vast dat de Hoge Raad in het arrest van 4 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2242) benadrukt dat overschrijding van de termijn van drie maanden in beginsel tot niet-ontvankelijkheid dient te leiden. Daarbij overweegt de Hoge Raad dat deze bepaling ertoe strekt om de periode te beperken waarin het binnen de macht van aangever ligt om te bepalen of verdachte kan worden vervolgd. In zoverre dient deze uiterste termijn ter bescherming van de verdachte tegen langdurige onzekerheid hierover.
In onderhavige zaak heeft aangever [aangever 1] op 14 april 2021 aangifte gedaan van bedreiging door middel van een whatsappbericht met als pleegdatum 12 april 2021. Hij zet tamelijk indringend uiteen welke gevolgen het betreffende bericht heeft gehad voor hem en zijn gezin. Ook heeft hij printscreens aan de politie gemaild, ten behoeve van het onderzoek. In de aangifte wordt van het doen van klacht niet gesproken. Uit een ‘proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie’ blijkt dat op 8 november 2021 een schriftelijke klacht van aangever is ontvangen, waarin deze uitdrukkelijk heeft verzocht om tot strafvervolging over te gaan. Hiermee is deze klacht niet ingediend binnen de wettelijke termijn van drie maanden.
De rechtbank gaat ervan uit dat ten tijde van de aangifte het doen van klacht niet aan de orde is geweest, omdat bedreiging geen klachtdelict is. Blijkbaar is op enig moment besloten om het strafrechtelijk onderzoek (ook) te betrekken op belediging in plaats van (alleen) bedreiging. Nergens blijkt uit dat deze koerswijziging van aangever is uitgegaan. Het ligt voor de hand dat politie en/of het OM hiertoe heeft besloten, en dat de aangever vervolgens is benaderd om alsnog de voor belediging benodigde klacht in te dienen. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat aangever ten tijde van de aangifte een klacht, strekkende tot vervolging, zou hebben ingediend, indien hij toen op de noodzaak ervan was gewezen. Hierbij betrekt de rechtbank mede de strekking van de aangifte, de naderhand ingediende klacht en het feit dat aangever als benadeelde partij een symbolisch bedrag heeft gevorderd, waaruit blijkt dat hij principieel belang hecht aan een rechterlijke uitspraak, en daarmee aan strafvervolging. Niet-ontvankelijkverklaring van het OM wegens overschrijding van de klachttermijn zou betekenen dat het gewijzigde inzicht van de kant van de autoriteiten omtrent de strafrechtelijke kwalificatie ten nadele van de aangever zou werken. Dit acht de rechtbank onwenselijk, mede nu het klachtvereiste juist bestaat ten behoeve van de belangen van de aangever. De rechtbank heeft er ook oog voor dat de termijn van drie maanden strekt ter bescherming van het belang van de verdachte, zodat hij niet te lang in onzekerheid hoeft te verkeren over de beslissing van de aangever omtrent vervolging. Uit het dossier blijkt echter dat de verdachte pas op 10 december 2021 over de aangifte is verhoord, toen de klacht al was ingediend. Effectief heeft het late indienen van de klacht dus niet geleid tot enige aantasting van het door de drie maandentermijn beschermde belang van de verdachte.
Onder deze omstandigheden verwerpt de rechtbank de stelling dat de termijnoverschrijding als rechtsgevolg moet hebben dat het vervolgingsrecht van het OM is ontvallen, en verklaart het OM ontvankelijk in de vervolging ter zake van de onder feit 4 tenlastegelegde belediging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen en heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
Feit 1
Verdachte heeft op zijn Instagramaccount een filmpje van zichzelf gepost waarin hij de in de tenlastelegging genoemde woorden heeft geuit. Dit heeft hij gedaan in een tijd waarin er veel onrust was in de samenleving door de coronacrisis en de avondklok. De sfeer was niet alleen grimmig naar de politiek en politie maar ook naar de pers, en journalisten voelden zich niet veilig. Journalisten hebben zijn bericht gezien en er is door de [stichting] en het [organisatie] aangifte gedaan tegen verdachte.
Met zijn oproep heeft verdachte geprobeerd journalisten ontslag te laten nemen en te laten vluchten uit Nederland. Hij had opzet op de dwang. Omdat journalisten niet daadwerkelijk ontslag hebben genomen en naar het buitenland zijn gevlucht, is er sprake van een poging tot dwang.
Feit 2
Verdachte heeft aangever [aangever 2] op verschillende manieren onder druk gezet om een bepaald artikel te verwijderen, namelijk door te bellen, e-mails te sturen, filmpjes te posten en door bij de entree van [omroep] te staan schreeuwen. Hij heeft onder meer aangegeven dat hij [aangever 2] zou opzoeken bij zijn woonadres, dat hij voor niemand zal terugdeinzen en zal strijden tot de dood om zijn gelijk te halen. Aangever heeft verklaard dat hij zich onder druk gezet voelde om het artikel van de website van [omroep] te verwijderen. Het artikel is niet van [omroep] verwijderd, zodat het bij een poging tot dwang is gebleven.
Feit 3
Verdachte heeft in een filmpje dat hij op Instagram heeft gepost gesuggereerd dat de politie geweld pleegt zonder aanleiding of noodzaak. Hij raakt daarmee de integriteit van de politie en schaadt opzettelijk haar goede naam. Hij heeft aan de suggestie ruchtbaarheid willen geven door op te roepen het filmpje te delen.
Verdachte kon niet te goeder trouw aannemen dat hetgeen hij beweerde waar was. Als hij onderzoek hiernaar had gedaan, had hij over de werkwijze van de aanhoudingseenheid kunnen lezen. Ook heeft verdachte de beschuldigingen niet gedaan om een maatschappelijk debat te openen. Hij was namelijk op zoek naar strijders.
Verdachte is de grens van wat is toegestaan binnen de vrijheid van meningsuiting overgegaan en heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift.
Feit 4
Verdachte heeft bekend dat hij het bericht van 12 april 2021 heeft gestuurd. In dit bericht heeft verdachte gesuggereerd dat [aangever 1] de kost verdient door moord. [aangever 1] heeft verklaard dat hij trots is op zijn werk. De woorden van verdachte zijn onnodig grievend en hebben [aangever 1] bereikt. Verdachte ging er ook vanuit dat zijn bericht [aangever 1] zou bereiken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde en ontslag van alle rechtsvervolging van het onder 3 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe - samengevat -het volgende aangevoerd.
Feit 1
Bedreiging met geweld kan niet bewezen worden. Het enkel noemen van een zwarte lijst is daarvoor te vaag en veelomvattend en onvoldoende concreet. Verdachte benoemt in het filmpje expliciet dat hij niemand iets gaat aandoen. De uitlatingen van verdachte zijn bovendien niet van zodanige aard dat daartegen geen weerstand kan worden geboden.
Het bestanddeel wederrechtelijkheid kan niet bewezen worden verklaard. Ook ontbreekt opzet bij verdachte. Hij ontkent dat zijn (voorwaardelijk) opzet was gericht op het dwingen van journalisten. Hij heeft ze eerder een waarschuwing willen geven. Indien er wel een aanmerkelijke kans bestaat dat journalisten door dergelijke woorden zouden vluchten of ontslag zouden nemen, dan heeft verdachte geen wetenschap gehad van deze kans en deze evenmin bewust aanvaard.
Tot slot kan niet worden vastgesteld dat verdachte het filmpje heeft laten publiceren op de website van [site] , Twitter of andere media. Hij heeft het filmpje op zijn eigen Instagramaccount geplaatst en later ook weer verwijderd.
Feit 2
Verdachte heeft contact gezocht met [aangever 2] omdat hij geen andere mogelijkheden meer zag. Hij was aangeslagen door alle dreigende berichten die hij zelf had ontvangen. Verdachte ontkent dat hij bedreigingen heeft geuit, hij doelde op het starten van juridische procedures tegen [aangever 2] . Er is dan ook geen sprake van dwang.
Feit 3
Verdachte beroept zich op zijn vrijheid van meningsuiting en verwijst daarvoor naar artikel 10 EVRM. Er moet acht geslagen worden op de bewoordingen die zijn gebruikt alsmede de context. De context betreft het optreden van de politie tijdens demonstraties in Amsterdam tegen de coronamaatregelen. Verdachte wilde zijn ervaringen met het optreden van de politie delen met de maatschappij. Aangezien de politie het geweldsmonopolie heeft, mag kritiek op het aanwenden van dit monopolie niet te snel als strafbaar worden gezien.
Het kennelijke doel van het filmpje was overigens het oproepen van personen, teneinde de handelingen van de politie vast te leggen bij volgende demonstraties. Dit zou dan weer kunnen worden gebruikt om één en ander aan te kaarten zodat hierover in het publieke debat gesproken kon worden. De uitlatingen van verdachte zijn niet onnodig grievend.
Feit 4
De inhoud van de in de tenlastelegging opgenomen tekst is op zichzelf genomen niet beledigend en zo is het ook niet opgevat door aangever.
Als het al beledigend zou zijn, dan ontneemt de context het beledigend karakter aan de uitlating. Verdachte en [aangever 1] zijn kennissen. Uit de zin: ‘misschien goede info voor je broertje’ valt af te leiden dat verdachte ervan uitging dat [aangever 1] misschien niet wist dat er negatieve gevolgen konden kleven aan het vaccin en dat daarover artikelen werden geschreven. Dit neemt een eventueel beledigend karakter van de uitlatingen weg. De uitlatingen waren verder niet onnodig grievend.
Het opzet van verdachte was ook niet gericht op belediging, hij was zich niet bewust van het beledigende karakter van zijn uitlatingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 4In de onder feit 4 ten laste gelegde bewoordingen brengt verdachte het bedrijf waar aangever werkt in verband met moord en het onder dwang mensen injecteren waar ze dood aan gaan. Op zichzelf genomen kan een dergelijke kwalificatie beledigend van aard zijn. Verdachte stelt de kwalificatie echter afhankelijk van de situatie dat zijn ouders wat overkomt door het vaccin. Hoewel grof en overtrokken, acht de rechtbank een dergelijke voorwaardelijke typering (‘als mijn ouders wat overkomt, dan is het moord’) niet beledigend van aard, nu er een onzekere factor is ingebouwd. Van dit feit spreekt de rechtbank verdachte dan ook vrij.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1 en 3 [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Pleegdatum/tijd: Tussen 18 januari 2020 [de rechtbank begrijpt: 18 januari 2021] om 00:00 uur en 19 januari 2020 [de rechtbank begrijpt: 19 januari 2021] om 00:00 uur.Hij deed aangifte namens het slachtoffer [stichting][de rechtbank begrijpt: Stichting]
naam conform KvK [stichting] , het [adres] , [vestigingsplaats] en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict.
Ik ben de hoofdredacteur bij de [stichting] . Ik heb enkele verbale uitspraken vernomen van ' [verdachte] ’ waarbij mijn journalistieke medewerkers worden bedreigd en hij angst teweegbrengt. Ik vernam intern dat [verdachte] , wonende te [woonplaats] , op Twitter van zichzelf een video had geplaatst. In de video doet [verdachte] uitspraken naar aanleiding van de demonstratie 'Nederland in verzet', zondag 17 januari j1., op het Museumplein in Amsterdam. In de eerste alinea benoemt hij specifiek de [stichting] waarbij ik mij namens mijn medewerkers voel aangesproken. Aansluitend benoemt hij dat er een zwarte lijst rondgaat met deze mensen. Daarna richt hij zich tot de fotografen en journalisten en heeft hij een persoonlijk bericht voor de journalist. Waarbij hij zich uitspreekt om te vluchten uit Nederland en de mededeling dat hen iets wordt aangedaan. Ik heb diverse journalisten intern gesproken en zijn berichtgeving wordt als zeer (be-)dreigend ervaren en geeft veel onrust. [2] Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 4] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 21 januari 2021 was ik werkzaam op mijn werk de [organisatie] redactie. Dit is gevestigd op de [adres] te [vestigingsplaats] . Ik ben daar werkzaam als hoofdredacteur. Een collega stuurde mij een internetlink via de mail. Mijn collega vertelde in die mail dat er op de link een man was die een bedreiging uitte naar alle journalisten en fotografen. Ik zag dat de man [verdachte] was die zichzelf aan het filmen was. Ik heb het gevoel dat ik door [verdachte] bedreigd word in het uitoefenen van mijn werk als journalist. Ik voel mij bedreigd namens alle journalisten en fotografen van het [organisatie] . Ik doe aangifte namens het [organisatie] . Deze bedreiging raakt direct aan de persvrijheid en de mogelijkheid om ons werk uit te voeren. [3]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 5] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe namens de Nationale Politie aangifte van belediging dan wel smaad en laster. De verdachte heeft middels een video informatie verspreid welke grote onwaarheden bevat. Deze video is door de verdachte op het internet geplaatst en door verschillende platformen overgenomen. De video heeft hierdoor een groot bereik gehad binnen Nederland. Op maandag 18 of dinsdag 19 januari 2021 is er een filmpje online verschenen op verschillende platforms. Dit filmpje is geplaatst door een persoon welke later bleek te zijn: [verdachte] . [verdachte] benoemt in bovengenoemde tekst dat de politie aan Framen doet. Framen betekent in het Nederlands dat er een situatie wordt gecreëerd die niet overeenkomt met de werkelijkheid. [verdachte] beticht de politie, voornamelijk de aanhoudingseenheid, van het gebruiken van geweld tegen de politie om zo geweld te rechtvaardigen. Dit betekent dat de aanhoudingseenheid en zijn leden zich schuldig maken als verdachte van een misdrijf, namelijk: artikelen 141, 300, 302 Wetboek van Strafrecht en eventueel in combinatie met 45 Wetboek van Strafrecht. Het doen van deze uitspraken kan door [verdachte] niet te goeder trouw gedaan worden en dient geen algemeen belang. [4] Het
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werd een filmfragment van de site [site] bekeken naar aanleiding van een aangifte van de [stichting] . In beeld was een man welke zichzelf filmde en een toespraak/oproep hield. Ik herkende de man als [verdachte] . Het filmfragment is binnenshuis geschoten en [verdachte] heeft de camera in zijn hand en filmt zichzelf. Het filmfragment werd door mij beluisterd waarbij ik het navolgende waarnam/hoorde.
[verdachte] : We hebben gezien dat de politie zorgt voor commotie door middel van Romeo’s in te zetten. Deze Romeo’s die komen binnen met een politiewagen. Die stappen uit en gaan zich ergens tussen de menigte verschuilen. En op het moment dat de politie gaat optreden, dan gaan zij geweld gebruiken. Niet alleen maar tegen de politie zelf, maar ook tegen omstanders… en ja … gewoon demonstranten, waardoor de politie op dat moment weer een reden heeft om daar op in te gaan. Nou, op die manier proberen zij dus ook de demonstranten te framen.Er gaat nu momenteel een zwarte lijst rond van journalisten. Dus als jij dit als journalist hoort, dan zou ik vluchten uit Nederland. Niet omdat ik jou iets ga aandoen, maar omdat ik weet dat jou dadelijk iets wordt aangedaan. Dit is mij via via verteld. Het kan natuurlijk Fake nieuws zijn, maar die gok zou ik niet nemen. Je kan nu ook gewoon ontslag nemen en dan halen we je van de zwarte lijst af.
We moeten goed uit gaan kijken dat in onze groep geen infiltranten komen vanaf de politie. Want dit filmpje gaat zo meteen online en dat wordt gedeeld door heel veel mensen.
Verder benoemt [verdachte] nog kort iets over de kwaliteit van de filmpjes die gemaakt moeten worden en dat het filmfragment zo meteen gedeeld gaat worden en dat men het vooral moet delen. [5]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de uitlatingen gedaan, maar het is een langer filmpje en er is een context.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [adres] , [vestigingsplaats] ( [omroep] )Ik doe aangifte van dwang door middel van bedreiging met geweld dan wel een andere feitelijkheid. De verdachte heeft mij gepoogd te bewegen tot het verwijderen van een artikel. Hij heeft mij persoonlijk meerdere malen benaderd. Op zondag 17 juni 2018 was ik aanwezig op de afdeling waar ik werkzaam ben. Een medewerker had een artikel geschreven over een onderwerp met betrekking tot de VVD te [plaats] . Binnen de partij was er een kandidaat raadslid, welke ongepaste uitlatingen gedaan had op internet sociaal medium Facebook. Dit lid is genaamd [verdachte] en de uitlatingen hadden betrekking op de Marokkaanse gemeenschap. Ik hoorde dat een collega de telefoon opnam en dat zij aangaf dat [verdachte] de beller was. Ik kreeg [verdachte] aan de lijn die zich ook zo voorstelde. Ik moest het artikel direct offline halen en anders zou hij aangifte gaan doen bij de politie. Voor mijn gevoel was het een eenrichtingsverkeer en hij kwam dreigend over.Op dinsdag 18 juni 2018 omstreeks 20:20 uur kwam er wederom een email binnen van [verdachte] . De emails kwamen in eerste instantie binnen op ons omroep e-mailadres, maar waren altijd gericht aan mij. Ik zag dat [verdachte] wederom vroeg om een verwijdering van het bericht en hij sprak daarin weer over smaad, later en aangifte doen. ''Als ik jou was zou ik nog één keer heel goed nadenken met waar jij mee bezig bent.'' Deze regel gaf mij een naar gevoel en ik ervoer een vorm van dwang.In de nacht van dinsdag op woensdag 19 en 20 juni 2018 ontving [omroep] een email van [verdachte] , in de eerder genoemde mailbox. De email bevatte een drietal filmfragmenten, welke door mij zijn gevoegd achter deze aangifte. Ik kreeg deze filmfragmenten doorgestuurd op de volgende ochtend. Ik opende de filmfragmenten en herkende direct [verdachte] . Ik heb alle drie de films bekeken en hoorde dat daarin uitspraken gedaan werden die op mij als bedreiging overkwamen.
Ik zag dat in de mail bij het derde filmpje een tekst verwerkt was. Ik zag dat er stond: “Bedenk goed dat ik al een jaar lang zedendelinquenten aanpak en dat ik voor niemand terugdeins. Je bent een stofje voor mij dus choose you’re battle.
You just fucked with the wrong guy”De filmpjes hebben een grote indruk op mij gemaakt. [verdachte] spreekt dan niet een directe bedreiging uit, maar de manier waarop hij sprak, intonatie en de mimiek die hij aannam kwamen enorm bedreigend over. Het benoemen van de kennis van mijn woonadres en de staat van mijn woning maakte mij angstig. Ik heb een gezin en wil niet dat zij op een dergelijke wijze betrokken worden bij mijn werk. [verdachte] is echt voor mij extreem geweest in zijn manier van communiceren en heeft bij mij, mede door de filmpjes, grote druk uitgeoefend om een goed journalistiek stuk te laten verwijderen.De volgende weken is het rustig en ontvang ik geen berichten van [verdachte] . Ik kreeg het idee dat alles weer normaal zou worden en dat het onder druk zetten van mij, om het artikel te verwijderen, gestopt was. Helaas kwam hier op dinsdag 17 juli 2018 om 19:50 uur verandering in. Ik was aan het werk op mijn redactie. Ik hoorde direct dat ik [verdachte] aan de telefoon kreeg en hij eiste direct dat ik het artikel offline zou halen. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat wij elkaar veel eerder gingen zien en dat hij zou strijden tot de dood, om zijn gelijk te halen.Ik heb gecontroleerd of de entree van [omroep] afgesloten was. Ik ben blij dat ik dit gedaan heb omdat omstreeks 20:40 uur [verdachte] voor de deur stond. Ik zag hem buiten lopen en hij was aan het filmen/foto’s maken met zijn mobiele telefoon. Ik hoorde dat hij daarbij aan het schreeuwen was. [verdachte] kwamen zo boos, opgewonden en bedreigend over dat ik de deur niet geopend heb. Ik heb direct de politie gebeld en zij waren spoedig ter plaatse. Het duurde vervolgens 40 minuten voordat [verdachte] weg was.
Door middel van dreigementen, de filmfragmenten, heeft hij meerdere malen gepoogd mij te dwingen om iets te doen, in dit geval het verwijderen van het artikel. [6] Het
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werden de drie beeldfragmenten bekeken welke door aangever [aangever 2] waren aangeleverd. Alle fragmenten tonen een man welke in de camera spreekt. Ik herkende de man aan zijn gezicht, haardracht en spraak als [verdachte] .
F
ragment 1:En ik kom van de week een keertje langs om met je te gaan babbelen.
Fragment 2:Daarnaast als jij een van mijn filmpjes gebruikt zoals ook onderaan de mail staat. Dan doe ik iets anders met je. Wij zijn ook wat vrijer terug als het om de wetten gaat naar jou toe. Begrijp je wat ik daarmee bedoel?
Fragment 3:He, maar wat je ook nog een keertje doet is mijn leven in gevaar brengen, maar ook van mijn vriendin ja? en ook van mijn ouders. In zoverre dat ik dat zo diep voel dat jij dat aan het doen bent ben ik in alle staten. Begrijp je wat ik daarmee bedoel? Ik maak geen grapje. Ik heb nog niet eens de mogelijkheid gehad om mezelf te verdedigen en dat is nog wel het allerergste en ik ga mij nu verdedigen. En ik wens je succes met je familie ook. He en ik weet ook waar je woont. Dus ehm? Mooie woning ook. Ja en we zien elkaar snel weer? Of niet. Jouw keuze. [7]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben bij [omroep] langsgegaan omdat [aangever 2] niet met mij wilde spreken. Hij wilde het artikel niet verwijderen. De uitlatingen in de filmopnames heb ik gedaan omdat ik emotioneel was. En [aangever 2] lachte er gewoon om.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
In de betreffende opname waarschuwt verdachte de journalist die de opname onder ogen krijgt dat hij maar beter kan vluchten uit Nederland omdat er een zwarte lijst van journalisten rondgaat en verdachte weet dat de journalist iets zal worden aangedaan. ‘Iets aandoen’ kan hier naar normaal spraakgebruik slechts op fysiek geweld slaan, ook nu verdachte uitspreekt dat de journalist om die reden maar beter het land kan ontvluchten. Voorts geeft verdachte aan dat ‘we’ je van de zwarte lijst afhalen als je ontslag neemt. Hieruit volgt bedreiging met geweld: indien de journalist doet wat verdachte wil, dan zullen verdachte en de zijnen hem van de zwarte lijst afhalen, zodat hij geen gevaar meer loopt dat hem iets wordt aangedaan.
Dreigen met geweld teneinde een journalist er toe te bewegen te vluchten of ontslag te nemen is in strijd met iedere maatschappelijke norm, en daarmee wederrechtelijk. Uit de gebezigde dreigende bewoordingen blijkt tevens het opzet op de dwang en de wederrechtelijkheid. Voor zover niet reeds uit de strekking van het dreigement volgt dat dit een geschikt middel kan zijn om het door verdachte nagestreefde doel, ontslag of vlucht, te bereiken, blijkt uit de aangiftes eens te meer dat de uitlating in kringen van journalisten zeer serieus is genomen. Het is dan ook aannemelijk dat een journalist, als gevolg van dergelijke bedreigingen, zou kunnen overwegen met zijn werk te stoppen.
Dat verdachte de bedoeling had om de opname in brede kring te publiceren volgt uit de woorden: ‘dit filmpje gaat zo meteen online en dat wordt gedeeld door heel veel mensen.’
Feit 2Uit de bewezenverklaarde bewoordingen en handelingen, in samenhang bezien, volgt dat verdachte heeft gedreigd met geweld en niet, zoals hij stelt, met juridische procedures. Dit volgt met name uit de aankondiging dat verdachte aangever persoonlijk zal komen opzoeken, de verwijzing naar de familie van aangever, de gestelde bekendheid met diens woonadres, de mededeling dat verdachte in zijn behandeling van aangever ‘vrijer’ is dan de wet en het feit dat verdachte aangever daadwerkelijk op zijn werkplek heeft opgezocht. Met ‘mooie woning trouwens’ suggereert verdachte dat hij in de buurt van aangevers woning is geweest, waar eens te meer dreiging met fysieke confrontatie van uitgaat.
Feit 3Artikel 10 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (hierna: EVRM) beschermt het recht op vrije meningsuiting. Uit het tweede lid van het artikel blijkt dat dit recht bij wet beperkt kan worden voor zover dit noodzakelijk is in een democratische samenleving in het belang van onder andere de goede naam van anderen. Voor beperkingen die zien op bijdragen aan de maatschappelijke discussie ligt de lat echter hoog. De reden voor een dergelijke beperking dient het nodige gewicht te hebben voordat die beperking is gerechtvaardigd. Dat geldt bij uitstek voor kritiek op de overheid. Voor het antwoord op de vraag of een uitlating die in het kader van het publieke debat is gedaan als smaadschrift strafbaar is in verband met het in art. 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting, heeft de Hoge Raad in het arrest van 2 juli 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1059) een toetsingskader geformuleerd. De rechter toetst aan de hand van de volgende stappen:
1. of de uitlating naar haar bewoordingen smadelijk is; en vervolgens
2. of de uitlating in de context waarin zij is gedaan, een bijdrage kan leveren aan het publieke debat of een uiting is van artistieke expressie; en ten slotte
3. of de uitlating als bijdrage aan het publieke debat of als uiting van artistieke expressie niet onnodig grievend is.
Verdachte heeft in de betreffende opname gezegd dat de politie welbewust een aanleiding creëert voor een confrontatie met demonstranten door (ongeprovoceerd) geweld toe te passen tegen andere politieagenten en demonstranten, met als doel de demonstranten te ‘framen’ en een aanleiding te hebben om op te treden. Een dergelijke zware beschuldiging aan het adres van de politie draagt een smadelijk karakter en vormt een aanranding van haar eer en goede naam, nu de politie hiermee bij het publiek in een ongunstig daglicht wordt gesteld en haar reputatie publiekelijk wordt geschaad. Er is sprake van tenlastelegging van een bepaald feit, aangezien de beschuldiging een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst (HR 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1035).
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de uitlating van verdachte een bijdrage kan leveren aan het publieke debat. In dat geval biedt het EVRM immers een stevige bescherming. In verband met de vaststelling of een uiting in het openbaar debat geoorloofd is maakt het Europees hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) een onderscheid tussen feitelijke oordelen, waarvan een toereikende feitelijke grondslag mag worden verwacht, en waardeoordelen (EHRM 22 oktober 2007, NJ 2008/443 Lindon e.a). Waardeoordelen hoeven in beginsel niet bewezen te worden, en mogen overdreven of zelfs shockerend zijn. Goed moet worden begrepen dat een kritische waardering van het handelen van de politie onder alle omstandigheden toegestaan en nodig is in een democratische samenleving. Zo zou de enkele typering van politiegeweld als excessief niet snel onder de beperking van het tweede lid van artikel 10 EVRM kunnen vallen. Maar indien kritiek de vorm aanneemt van een ernstige beschuldiging van een bepaalde concrete handeling of handelwijze, mag daarbij een behoorlijke mate van feitelijke onderbouwing worden vereist. Ook overheidsinstanties komt bescherming toe tegen ongefundeerde tenlasteleggingen van ernstige, diffamerende feiten. Verdachte heeft zijn specifieke kenschets van het politieoptreden niet voorzien van enige feitelijke onderbouwing. Daarmee heeft hij slechts een loze beschuldiging geuit, die naar het oordeel van de rechtbank reeds om die reden geen bijdrage van betekenis kan leveren aan het publieke debat. Daarnaast heeft hij de uitlating blijkens de context niet gedaan om aan een debat bij te dragen, maar om medestrijders te werven. Uit het voorafgaande volgt dat artikel 10 EVRM in dit geval geen bescherming biedt tegen een veroordeling wegens smaadschrift.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 17 januari 2021 tot en met 22 januari 2021 te Hilversum, Almere en ’s-Gravenhage, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om anderen, te weten journalisten van het [organisatie] en de [stichting] , door bedreiging met geweld gericht tegen die anderen, te weten andere journalisten, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten:
- het nemen van ontslag en
- te vluchten uit Nederland
daartoe een filmpje van zichzelf heeft opgenomen en ingesproken en gepubliceerd, met daarin de dwingende woorden:
“Er gaat nu momenteel een zwarte lijst rond van journalisten. Dus als jij dit als journalist hoort, dan zou ik vluchten uit Nederland. Niet omdat ik jou iets ga aandoen, maar omdat ik weet dat jou dadelijk iets wordt aangedaan. Dit is mij via via verteld. Het kan natuurlijk Fake nieuws zijn, maar die gok zou ik niet nemen. Je kan nu ook gewoon ontslag nemen en dan halen we je van de zwarte lijst af.”
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
feit 2
in de periode van 17 juni 2018 tot en met 17 juli 2018 te Lelystad en Almere, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten
[aangever 2] (journalist bij [omroep] ) door bedreiging met geweld gericht tegen die ander, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten:
- het verwijderen van een artikel over verdachte van de site van [omroep] en daartoe
- een e-mail heeft gestuurd naar [omroep] en gericht aan die [aangever 2] met daarin de tekst en/of woorden: “als ik jou was, zou ik nog één keer heel goed nadenken met waar jij mee bezig bent” en
- een e-mail heeft gestuurd naar [omroep] en gericht aan die [aangever 2] met filmfragmenten van zichzelf met daarin de dwingende woorden:
-“Ik ben in alle staten… Ik kom van de week even babbelen. Als jij mijn filmpjes gebruikt, doe ik iets anders met jou. Wij zijn ook wat vrijer als het gaat om de wet naar jou toe, begrijp je wat ik daarmee bedoel? Omdat je het leven van mij, mijn vriendin en mijn ouders in gevaar brengt, ben ik in alle staten. Begrijp je wat ik daarmee bedoel? Ik maak geen grapjes. Ik ga mij nu verdedigen. Ik wens je succes met je familie ook. Ik weet ook waar jij woont, dus ehh, mooie woning trouwens. We zien elkaar snel weer. Of niet, dat is jouw keuze.” en
-“Bedenk goed dat ik al een jaar lang zedendelinquenten aanpak en dat ik voor niemand terugdeins. Je bent een stofje voor mij dus choose your battle. You just fucked with the wrong guy”, en
- heeft gebeld naar die [aangever 2] en heeft geëist dat die [aangever 2] direct voornoemd artikel offline zou halen en daarbij gezegd dat zij elkaar zouden zien en dat hij zou strijden tot de dood om zijn gelijk te halen en
- naar het kantoor van [omroep] is gegaan en voor deur van [omroep] is gaan staan en geruime tijd zich bij het bedrijfspand heeft opgehouden en daarbij heeft geschreeuwd en filmopnames heeft gemaakt,

zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;

feit 3
in de periode van 17 januari 2021 tot en met 22 januari 2021 te Almere, althans in Nederland, opzettelijk de eer en de goede naam van de Nationale Politie heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, namelijk dat de politie bewust (excessief) geweld gebruikt, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van afbeeldingen verspreid en openlijk tentoongesteld, door een filmpje van zichzelf op social media openlijk te plaatsen waarin hij de volgende uitlatingen doet:
“We hebben gezien dat de politie zorgt voor commotie door middel van Romeo’s in te zetten. Deze Romeo's die komen binnen met een politiewagen. Die stappen uit en gaan zich ergens tussen de menigte verschuilen. En op het moment dat de politie gaat optreden, dan gaan zij geweld gebruiken. Niet alleen maar tegen de politie zelf, maar ook tegen omstanders... en ja... gewoon demonstranten, waardoor de politie op dat moment weer een reden heeft om daar op in te gaan. Nou, op die manier proberen zij dus ook de demonstranten te framen”,
terwijl dit filmpje toegankelijk was voor anderen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feiten 1 en 2, telkens:
poging tot een ander door bedreiging met geweld gericht tegen die ander en derden wederrechtelijk dwingen iets te doen;
feit 3:
smaadschrift.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 weken, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte op te leggen voor de duur van 3 jaren, inhoudende een contactverbod met [aangever 1] en een locatieverbod voor een straal van 200 meter rondom de woning van [aangever 1] , waarbij per overtreding een vervangende hechtenis van 10 dagen kan worden opgelegd met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
Indien een veroordeling voor feit 2 plaatsvindt, is van belang dat verdachte zich in het nauw gedreven voelde doordat hij veel last heeft gehad van bedreigingen naar aanleiding van de publicatie door [omroep] . Bovendien gaat het om een gedraging uit 2018. Er is daarom sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Door de bedreigingen die verdachte heeft ondervonden is hij al gestraft. De verdediging heeft daarom verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a Sr.
De verdediging vindt de eis van de officier van justitie tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf disproportioneel. Verdachte zet zich nog altijd in voor zijn ideële belangen. Hij is niet meer met justitie in aanraking gekomen. Voor smaad en belediging wordt doorgaans een geldboete opgelegd. Het feit dat verdachte een uitkering heeft, is geen reden om geen geldboete op te leggen.
Ook heeft de raadsman verzocht om de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte niet op te leggen omdat de noodzaak ontbreekt. Als deze maatregel wordt opgelegd, heeft de verdediging verzocht deze niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft geprobeerd om de eindredacteur van [omroep] onder bedreiging met geweld te dwingen een publicatie, die betrekking had op verdachte, in te trekken. Hij heeft het slachtoffer hiertoe op verschillende manieren indringend benaderd en bedreigingen geuit. Uit de aangifte blijkt dat het slachtoffer angstig is geworden en dat zijn persoonlijk leven erdoor is beïnvloed. De vrees dat verdachte het niet bij dreigementen zou laten was reëel, omdat verdachte naar het gebouw van de [omroep] is gegaan en daar voor een gesloten deur heeft staan schreeuwen.
Verder heeft verdachte geprobeerd om journalisten in het algemeen, en die van de [stichting] in het bijzonder, te dwingen om ontslag te nemen of het land te verlaten. Hij heeft hiertoe enigszins omfloerste maar niet mis te verstane bedreigingen geuit. Dit is gebeurd in een periode dat het corona-debat en de tegengestelde meningen hierover op scherp stonden. De politie heeft de dreigementen van verdachte serieus genomen en uitgebreid onderzoek verricht naar het bestaan van een zwarte lijst en de rol van verdachte hierbij. Het is de rechtbank uit het dossier niet gebleken dat verdachte werk heeft gemaakt van de uitvoering van zijn dreigementen. Het is dan ook goed mogelijk dat hij ze in een onbezonnen opwelling heeft geuit. Maar dat was voor de bedreigde journalisten destijds niet duidelijk. Juist gezien de spanningen in de samenleving in die periode is het invoelbaar dat zij het dreigen met een zwarte lijst zeer serieus hebben genomen.
Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan smaadschrift jegens de politie, door een ernstige beschuldiging te publiceren zonder feitelijke onderbouwing. De bewering dat de politie welbewust een confrontatie uitlokt door zonder aanleiding geweld toe te passen tast de goede naam van de politie aan. Niet alleen privépersonen, maar ook publieke instituties moeten beschermd worden tegen ongefundeerde beschuldigingen. Het respect voor en aanzien van de politie is ook een publiek belang. Kritiek uiten mag en is nodig. Maar met het verspreiden van zware beschuldigingen zonder onderbouwing wordt de strafrechtelijke grens gepasseerd.
Persoon van verdachteDe rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals gebleken uit het verhandelde ter terechtzitting en het over hem opgemaakt rapport van de reclassering van 24 november 2021. Al met al lijkt verdachte een licht ontvlambaar persoon die gedreven door sterke eigen overtuigingen conflicten is aangegaan, die naderhand niet vindt dat hij daarbij verkeerd heeft gehandeld en volgens de reclassering ook niet tot dergelijke zelfreflectie in staat is. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) blijkt dat verdachte geen relevante recente veroordelingen op zijn naam heeft.
Straf
De raadsman heeft bepleit om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf (artikel 9a Sr). Ook heeft hij aangevoerd dat voor smaad en belediging doorgaans een geldboete wordt opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank zou een geldboete of een rechterlijk pardon geen recht doen aan de ernst van de feiten, waaronder tweemaal poging tot dwang. Tegelijk acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de officier van justitie heeft geëist, evenmin passend. De feiten zijn al weer van enige tijd geleden en niet is gebleken dat verdachte sindsdien weer op een dergelijke manier over de schreef is gegaan. Ook heeft hij geen relevante documentatie. Ten aanzien van feit 2 is sprake van overschrijding van de redelijke termijn, nu de berechting ruim langer dan twee jaar op zich heeft laten wachten. Tenslotte spreekt de rechtbank vrij van het door de officier van justitie wel bewezen geachte feit 4.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 90 uur passend, bij niet verrichten te vervangen door 45 dagen hechtenis. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal op de taakstraf in mindering worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om het gevorderde symbolische bedrag van € 1,- toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De immateriële schade staat in direct verband met het strafbare feit.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, omdat er geen rechtstreeks gevolg is nu aangever het heeft over een bedreiging in plaats van belediging. Subsidiair heeft de raadsman aangegeven dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Aangever heeft niet verklaard dat hij zich beledigd heeft gevoeld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 4 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 57, 261 en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde;
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 90 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 45 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij
  • verklaart [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. A.M. Loots en
M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 januari 2021 tot en met 22 januari 2021 te Hilversum, Almere en/of ’s-Gravenhage, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om anderen of een ander, te weten journalisten van het [organisatie] en/of [stichting] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten andere journalisten, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten:
-het nemen van ontslag en/of
-te vluchten uit Nederland
(daartoe) een filmpje van zichzelf heeft opgenomen en/of ingesproken en/of gepubliceerd en/of laten publiceren op de website van [site] en/of op Twitter en/of andere media, met daarin de dwingende tekst en/of woorden:
“Er gaat nu momenteel een zwarte lijst rond van journalisten. Dus als jij dit als journalist hoort, dan zou ik vluchten uit Nederland. Niet omdat ik jou iets ga aandoen, maar omdat ik weet dat jou dadelijk iets wordt aangedaan. Dit is mij via via verteld. Het kan natuurlijk Fake nieuws zijn, maar die gok zou ik niet nemen. Je kan nu ook gewoon ontslag nemen en dan halen we je van de zwarte lijst af.”
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juni 2018 tot en met 17 juli 2018 te Lelystad en/of Almere, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten
[aangever 2] (journalist bij [omroep] ) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten:
-het verwijderen van een artikel over verdachte van de site van [omroep] en/of (daartoe)
- een e-mail heeft gestuurd naar [omroep] en/of gericht aan die [aangever 2] met daarin de tekst en/of woorden: “als ik jou was, zou ik nog één keer heel goed nadenken met waar jij mee bezig bent” en/of
- een e-mail heeft gestuurd naar [omroep] en/of gericht aan die [aangever 2] met filmfragmenten van zichzelf met daarin de dwingende tekst en/of woorden:
-“Ik ben in alle staten… Ik kom van de week even babbelen. Als jij mijn filmpjes gebruikt, doe ik iets anders met jou. Wij zijn ook wat vrijer als het gaat om de wet naar jou toe, begrijp je wat ik daarmee bedoel? Omdat je het leven van mij, mijn vriendin en mijn ouders in gevaar brengt, ben ik in alle staten. Begrijp je wat ik daarmee bedoel? Ik maak geen grapjes. Ik ga mij nu verdedigen. Ik wens je succes met je familie ook. Ik weet ook waar jij woont, dus ehh, mooie woning trouwens. We zien elkaar snel weer. Of niet, dat is jouw keuze.” en/of
-“Bedenk goed dat ik al een jaar lang zedendelinquenten aanpak en dat ik voor niemand terugdeins. Je bent een stofje voor mij dus choose you’re battle. You just fucked with the wrong guy”, althans woorden van gelijke dreigende en/of dwingende aard en/of strekking, en/of
- heeft gebeld naar die [aangever 2] en heeft geëist/gevraagd dat die [aangever 2] direct voornoemd artikel offline zou halen en/of daarbij gezegd dat zij elkaar zouden zien en/of dat hij zou strijden tot de dood om zijn gelijk te halen en/of
- naar het kantoor van [omroep] is gegaan en/of voor deur van [omroep] is gaan staan en/of geruime tijd zich voor/bij het bedrijfspand heeft opgehouden en/of daarbij heeft geschreeuwd en/of filmopnames heeft gemaakt,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
Feit 3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 januari 2021 tot en met 22 januari 2021 te Amsterdam en/of te Almere, althans elders in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van de Nationale Politie heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, namelijk dat de politie bewust (excessief) geweld gebruikt tegen demonstranten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door een filmpje, althans afbeeldingen, van zichzelf op Youtube en/of social media openlijk te plaatsen, althans te verspreiden en/of openlijk ten gehore te brengen, waarin hij de volgende uitlatingen doet:
“We hebben gezien dat de politie zorgt voor commotie door middel van Romeo’s in te zetten. Deze Romeo's die komen binnen met een politiewagen. Die stappen uit en gaan zich ergens tussen de menigte verschuilen. En op het moment dat de politie
gaat optreden, dan gaan zij geweld gebruiken. Niet alleen maar tegen de politie zelf, maar ook tegen omstanders ... en ja ...
gewoon demonstranten, waardoor de politie op dat moment weer een reden heeft om daar op in te gaan. Nou, op die manier proberen zij dus ook de demonstranten te framen”,
terwijl dit filmpje toegankelijk was voor anderen;
Feit 4
hij op of omstreeks 12 april 2021 te Zoeterwoude, althans in Nederland, opzettelijk [aangever 1] , door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd, door via de broer van die [aangever 1] een whatsappbericht te sturen met de inhoud:
"Je broertje werkt bij [bedrijf] . Dus als mijn ouders wat overkomt. Door het vaccin. Weet ik waar ik moet zijn. Misschien goede info voor je broertje. Is moord he? Onder dwang mensen injecteren waar ze dood aan gaan. Begrijp jezelf ook wel hé",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, terwijl dit werd gevolgd door een aantal artikelen vanuit de media waarin het bedrijf [bedrijf] is genoemd over dat er gevallen zijn van trombose;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 maart 2021, genummerd PL0900-2021027062, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 212 (voor de feiten 1 tot en met 3) en in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 24 januari 2022, genummerd PL1500-2021104717, opgemaakt door politie Den Haag, doorgenummerd 1 tot en met 27 (voor feit 4). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 7, 9.
3.Pagina 14.
4.Pagina’s 16, 17.
5.Pagina 10.
6.Pagina’s 20 t/m 24.
7.Pagina’s 39, 40.