ECLI:NL:RBMNE:2022:4723
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Hilversum
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Hilversum. De heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum had op 28 februari 2021 de waarde van de woning vastgesteld op € 1.073.000,- per 1 januari 2020. Eiser, de eigenaar van de woning, ging in bezwaar tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 25 juli 2022, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een kantoorgenoot. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer moet zijn, en dat deze waarde wordt vastgesteld aan de hand van vergelijkingen met recent verkochte woningen in de omgeving.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank oordeelde dat de referentiewoningen die in de taxatiematrix zijn opgenomen, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser. Eiser heeft verschillende argumenten naar voren gebracht, waaronder de ligging van de woning en de gebruikte indexeringspercentages, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.