In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een monumentale woning in Utrecht, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser had interne werkzaamheden aan zijn woning uitgevoerd zonder de vereiste omgevingsvergunning. Na een melding van mogelijke illegale werkzaamheden heeft het college op 11 mei 2020 een mondelinge bouwstop opgelegd, die op 13 mei 2020 schriftelijk is bevestigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze bouwstop, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 18 december 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 12 januari 2022 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om de bouwstop op te leggen, omdat eiser niet beschikte over de benodigde omgevingsvergunning voor de werkzaamheden aan het rijksmonument. De rechtbank concludeerde dat de bouwstop terecht was opgelegd en dat het college geen onderscheid hoefde te maken tussen vergunningsplichtige en vergunningsvrije activiteiten. Het beroep van eiser tegen de bouwstop en het herstelbesluit, dat een gedeeltelijke opheffing van de bouwstop inhield, werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had onderbouwd waarom de bouwstop voor meer werkzaamheden opgeheven zou moeten worden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.