Overwegingen
8. Eiser voert een aantal procedurele beroepsgronden aan tegen het projectplan en de watervergunning. Die zal de rechtbank eerst bespreken. Daarna bespreekt de rechtbank de inhoudelijke beroepsgronden. Eiser heeft op de zitting bevestigd dat de inhoudelijke beroepsgronden alleen tegen het projectplan zijn gericht, en niet tegen de watervergunning. Hij woont te ver van de zwemplas om daar eventuele gevolgen van te kunnen ondervinden.
De procedurele beroepsgronden
9. Eiser voert aan dat voor de voorbereiding van de besluiten de coördinatieregeling uit de Waterwet had moeten worden gevolgd omdat de besluiten gevolgen hebben voor een primaire waterkering. Toepassing van de coördinatieregeling leidt tot gecoördineerde voorbereiding van de besluiten en gelijktijdige bekendmaking. Omdat de coördinatieregeling niet is gevolgd vindt eiser dat hij is benadeeld in zijn rechtspositie.
10. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Uit de Waterwet volgt dat de coördinatieregeling kan worden toegepast voor uitvoeringsbesluiten van een projectplan tot het aanleggen, verleggen of versterken van primaire waterkeringen.Het toepassen van de coördinatieregeling is in die gevallen een bevoegdheid en geen verplichting. Het projectplan in deze zaak ziet bovendien op de wijziging van de uiterwaarden. Op grond van de Waterwet worden de uiterwaarden gezien als oppervlaktewaterlichamen en niet als waterkeringen. Het projectplan in deze zaak is dus geen projectplan dat ziet op het aanleggen, verleggen of versterken van een (primaire) waterkering. De coördinatieregeling is dus niet van toepassing op de nu voorliggende besluiten. De minister heeft toegelicht dat de besluiten wel gecoördineerd zijn voorbereid en ter inzage zijn gelegd om overzicht te geven van alle besluiten die zijn genomen in het kader van de gebiedsontwikkeling. Dit leidt echter niet tot de verplichting de coördinatieregeling in de zin van de Waterwet te volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser voert aan dat de minister de besluiten niet op de juiste wijze bekend heeft gemaakt. De minister heeft nagelaten om eiser een exemplaar van de besluiten toe te sturen, terwijl hij daartoe wel verplicht was.
12. Deze beroepsgrond van eiser kan niet leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten. De wettelijk voorgeschreven wijze van bekendmaking heeft als doel om belanghebbenden in de gelegenheid te stellen om tijdig kennis te nemen van een besluit en daartegen rechtsmiddelen in te stellen. Uit vaste rechtspraak volgt dat een gebrek in de bekendmaking aanleiding kan zijn om niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar- of beroepschrift in verband met termijnoverschrijding achterwege te laten.Eiser heeft tijdig beroep ingesteld zodat hij ontvankelijk is in zijn beroep. Het feit dat de minister heeft verzuimd om eiser een volledig exemplaar van de besluiten toe te sturen kan de rechtmatigheid van de besluiten niet aantasten.
De beroepsgronden over het projectplan
13. De minister heeft het projectplan vastgesteld om de ecologische waterkwaliteit in de uiterwaard van de Lek bij [gebied] te verbeteren en te kunnen voldoen aan de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW). Om de doelen uit de KRW te bereiken voorziet het projectplan in een dynamische getijdegeul, de zogenaamde KRW-geul. Eisers inhoudelijke beroepsgronden zijn tegen dit onderdeel van het projectplan gericht.
14. De rechtbank stelt bij de beoordeling van het projectplan voorop dat de minister bij het vaststellen van een projectplan beleidsruimte toekomt en de betrokken belangen moet afwegen. De bestuursrechter beperkt zich aan de hand van de beroepsgronden tot de vraag of het projectplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het projectplan onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van het projectplan te dienen doelen.
15. Eiser vreest dat de grondwaterstand als gevolg van het aanleggen van de KRW-geul zal stijgen en dat door een toenemende waterdruk wateroverlast rondom zijn woning en in zijn kruipruimte zal ontstaan. Daarnaast neemt volgens eiser door het aanleggen van de KRW-geul het risico op ‘piping’ onder de dijk en onder zijn woning toe. Piping is een faalmechanisme bij dijken waarbij water en zanddeeltjes onder de dijk doorstromen en achter de dijk weer omhoog komen. Er ontstaat onder de grond een kanaaltje (een ‘pipe’) en een wel aan de binnenzijde van de dijk. Eiser vreest dat de kans op piping onder zijn woning toeneemt omdat zijn kruipruimte rechtstreeks in verbinding staat met de eerste zandlaag. De kleilaag die tegen deze waterdruk beschermt is ter hoogte van de woning niet meer aanwezig. Bij een toename van de waterdruk onder de woning als gevolg van piping kan volgens eiser het kruipluik openbarsten waardoor extreme wateroverlast ontstaat. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij zich met name zorgen maakt over het risico op piping onder zijn woning als gevolg van de aanleg van de KRW-geul en niet zozeer over het ontstaan van piping onder de dijk.
16. De minister stelt zich op het standpunt dat de uitvoering van het projectplan geen significante effecten heeft op de binnendijkse waterhuishouding en dus niet tot extra wateroverlast leidt voor eiser. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de minister de volgende onderzoeken en rapporten overgelegd:
- het Milieueffectrapport [gebied] ontkiemt van 3 september 2021 door WSP;
- de rivierkundige beoordeling – RBK 5.0 van 17 mei 2021 door WSP;
- waterbezwaar ‘ [gebied] ’ van 12 juni 2020 door WSP;
- Memo aanvullende effecten studie waterbezwaar [gebied] van 21 april 2021 door WSP.
Daarnaast heeft de minister onderzoek laten doen naar de effecten van de KRW-geul op de grondwaterstand ter hoogte van de woning van eiser. De resultaten van die onderzoeken zijn opgenomen in de volgende rapporten:
- Geohydrologische beschouwing aanleg KRW-geul [locatie] van 23 mei 2022 en 19 augustus 2021 (aanvulling), hierna: het rapport Geohydrologische beschouwing;
- De memo Waterhuishouding [gebied] van 23 mei 2022.
De situatie bij eisers woning
17. De onderstaande afbeelding (
figuur 2.5: stroompijlen grondwater) is afkomstig uit het rapport Geohydrologische beschouwing en toont een dwarsdoorsnede van de [locatie] en de uiterwaard ter hoogte van de woning van eiser.
18. Aan de linkerzijde is de rivier de Lek te zien. In het midden van de afbeelding, ter hoogte van de inkeping in de verschillende bodemlagen, is de KRW-geul opgenomen. Aan de rechterzijde is vervolgens de dijk te zien en uiterst rechts staat de woning van eiser. De afbeelding maakt de stroomrichting van het grondwater in de verschillende bodemlagen inzichtelijk in de bestaande situatie. Daarnaast geeft de afbeelding ook inzicht in de verschillende bodemlagen. De bruine bodemlaag is de pleistocene zandlaag. De gele bodemlaag is de holocene zandlaag en de groene laag is het freatisch pakket, ook wel kleiige deklaag genoemd. De afbeelding toont dat het grondwater vanuit de Lek zowel naar boven, richting de kleiige deklaag, als naar beneden richting de pleistocene zandlaag stroomt. Een deel van het water stroomt ook horizontaal verder de holocene zandlaag in.
19. De bovenstaande afbeelding is op de zitting met partijen besproken. Daarbij zijn namens de minister de volgende kanttekeningen bij de afbeelding geplaatst. Ten eerste staat de KRW-geul, in tegenstelling tot de situatie in de afbeelding, overal in rechtstreeks contact met de holocene zandlaag omdat het kleiige deklaag een stuk dunner en plaatselijk afwezig is. Ten tweede toont de afbeelding dat er ook onder de woning van eiser nog een kleiige deklaag aanwezig is, terwijl de kleiige deklaag daar juist is weggegraven ten tijde van de bouw van de woning van eiser. De woning van eiser staat dus in rechtstreeks contact met de holocene zandlaag. Eiser heeft dat op de zitting erkend.
Wat volgt er uit het rapport Geohydrologische beschouwing?
20. In het rapport Geohydrologische beschouwing is een modelmatige weergave gemaakt van de huidige en de toekomstige geohydrologische situatie bij de woning van eiser na aanleg van de KRW-geul. Daarvoor zijn de grondwaterstand en de stijghoogtes in de verschillende bodemlagen onderzocht in de periode van november 2019 tot en met mei 2022 door middel van peilbuizen. Het uitgangspunt van het rapport is dat het intredepunt, het punt waar het rivierwater bij een hoge rivierwaterstand de grond in gaat, in de oude en de nieuwe situatie gelijk is. Dit komt omdat de voorgenomen locatie van de KRW-geul ook nu al onder water staat bij hoge rivierwaterstanden. Het verschil is dat er in de KRW-geul permanent water zal staan. Daarnaast is de KRW-geul dieper en breder en is er sprake van minder bodemweerstand door de afwezigheid van de kleiige deklaag. Deze laatste twee punten kunnen tot gevolg hebben dat bij hoge rivierwaterstanden sprake is van een hogere stijghoogte omdat het oppervlaktewater over een groter oppervlak kan infiltreren in de bodem. Om het effect op de grondwaterstand ter plaatse van de woning van eiser in kaart te brengen zijn de stijghoogtes in de zandlaag voorafgaand en na het realiseren van de KRW-geul vergeleken. In de bestaande situatie is alleen bij een bovengemiddeld hoge rivierwaterstand sprake van water in de kruipruimte van eiser. In de toekomstige situatie zal in de dagelijkse omstandigheden, bij een gemiddeld hoge en een gemiddeld lage rivierwaterstand, sprake zijn van een stijging van de stijghoogte van enkele centimeters. Deze stijging wordt in het rapport gezien als niet significant. Er is dan ook geen toename van mogelijke wateroverlast. Alleen bij een extreem hoge rivierwaterstand kan een stijging van 5 à 10 centimeter worden waargenomen. Daarover heeft [C] op de zitting toegelicht dat een extreem hoge rivierwaterstand eens in de 10.000 jaar voor kan komen. Een dergelijke stijging bij extreem hoog water kan tot gevolg hebben dat er iets vaker een natte kruipruimte voorkomt. Omdat de kruipruimte in rechtstreeks contact staat met de onderliggende zandlaag is de verwachting dat water sneller in de bodem infiltreert. Grondwateroverlast in de vorm van optrekkend vocht wordt daarom in de toekomstige situatie niet verwacht.
Wat vindt eiser van het rapport Geohydrologische beschouwing?
21. Volgens eiser heeft de aanleg van de KRW-geul een groter effect op de stijging van de grondwaterstand en het risico op piping dan volgt uit het rapport Geohydrologische beschouwing. Eiser heeft in een aanvullend stuk en op de zitting nog toegelicht dat hij de bevindingen uit het rapport Geohydrologische beschouwing niet betwist voor zover daaruit volgt dat het intredepunt in de oude en de nieuwe situatie gelijk is. Volgens eiser is de kans op intredend rivierwater na aanleg van de KRW-geul echter groter, omdat de kleiige deklaag die beschermt tegen intredend rivierwater wordt verwijderd. Bovendien wordt de waterdruk op het intredepunt groter na aanleg van de KRW-geul. Hierdoor kan het oppervlaktewater makkelijker en met meer snelheid in de grond infiltreren en neemt het risico op piping toe.
Kan de rechtbank de conclusies uit het rapport Geohydrologische beschouwing volgen?
22. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de gevolgen van de aanleg van de KRW-geul op de binnendijkse waterhuishouding groter zijn dan beschreven in het rapport Geohydrologische beschouwing. De minister heeft met zijn onderzoeken naar de effecten op de binnendijkse waterhuishouding in het algemeen, en met de onderzoeken naar het effect op de waterhuishouding ter hoogte van de woning van eiser in het bijzonder, aannemelijk gemaakt dat het aanleggen van de KRW-geul geen significante stijging van de grondwaterstand met zich brengt. In het rapport zelf en met de toelichting op het rapport op de zitting heeft de minister de uitkomsten uit dit onderzoek inzichtelijk gemotiveerd. De minister kan zich in redelijkheid op de uitkomst van de onderzoeken baseren. Dit betekent dat ervan uit moet worden gegaan dat de aanleg van de KRW-geul bij een extreem hoge rivierwaterstand een stijging van de grondwaterstand van 5 à 10 centimeter met zich brengt. Op zitting is besproken, en de minister heeft bevestigd, dat er geen absolute zekerheid is over de gevolgen van de aanleg van de KRW-geul. De verwachte effecten zijn immers gebaseerd op modelmatige berekeningen. Maar, gelet op de wijze waarop de berekening tot stand zijn gekomen, mocht de minister uitgaan van de conclusies uit deze onderzoeken.
23. Op de zitting heeft [C] toegelicht dat er niet meer kans op piping is als gevolg van het graven van de KRW-geul, omdat het intredepunt hetzelfde blijft nadat de KRW-geul is gegraven. Er is onderzoek gedaan naar de effecten van de KRW-geul op piping in het kader van het projectplan ‘Sterke [locatie] ’. Eiser heeft dit niet betwist, maar hij trekt de conclusies in twijfel. Ook is hij bang dat er eerder piping plaats zal vinden, omdat de KRW-geul al wordt gegraven voordat de [locatie] wordt versterkt én hij vindt dat het plaatsen van een prolockscherm geen geschikte maatregel is om piping tegen te gaan.
24. De rechtbank heeft begrip voor de zorgen van eiser, maar stelt tegelijkertijd vast dat er onderzoek is gedaan naar het risico op piping door het graven van de KRW-geul. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen reden om aan te nemen dat de conclusies uit het onderzoek onjuist zijn en dat het risico op piping door de KRW-geul groter is dan waar de minister en het hoogheemraadschap nu van uit gaan. Op de zitting is met partijen vastgesteld dat het prolock scherm als maatregel tegen piping onderdeel uitmaakt van het projectplan “Dijkversterking [locatie] , [gebied] ” en daarom bij de beoordeling van de besluiten in deze zaak niet aan de orde komt.
Conclusie ten aanzien van het risico op wateroverlast
25. De minister heeft voldoende onderzoek gedaan naar de effecten van de KRW-geul op de grondwaterstand en op piping. Op basis van die onderzoeken heeft de minister mogen concluderen dat de te verwachten effecten van de KRW-geul niet significant zijn ter hoogte van de woning van eiser. Dat betekent niet, zoals ook op de zitting is besproken, dat eiser gegarandeerd geen wateroverlast zal ondervinden door de KRW-geul, maar de kans daarop is (zeer) klein. Er is in de huidige situatie al een risico op wateroverlast bij eisers woning en dat risico wordt door de KRW-geul nauwelijks groter. Onder die omstandigheden heeft de minister de belangen die met het graven van de KRW-geul gediend zijn – het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit – zwaarder mogen laten wegen dan het belang dat eiser er bij heeft dat de KRW-geul er niet komt.
26. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat het project [gebied] ontkiemt! in de uitvoeringsfase zal leiden tot de uitstoot van stikstof, terwijl niet met zekerheid kan worden uitgesloten dat de tijdelijke werkzaamheden de natuurlijke kenmerken van de aanwezige Natura 2000-gebieden Zouweboezem en Uiterwaarden Lek niet zullen aantasten. Dat is volgens eiser in strijd met de Wet natuurbescherming (Wnb). Eiser voert daarbij aan dat niet kan worden teruggevallen op de ‘bouwvrijstelling’ uit artikel 2.9a van de Wnb, omdat die in strijd is met artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
27. De rechtbank beoordeelt deze beroepsgrond niet inhoudelijk, omdat het in de wet opgenomen relativiteitsvereistedaaraan in de weg staat. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende overwegingen.
28. Het relativiteitsvereiste schrijft voor dat een besluit niet vernietigd kan worden op grond van strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel, als deze regel niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. De wetgever heeft hiermee de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin eiser door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen vanwege schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van eiser.
29. De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, zijn bedoeld om het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden te beschermen. Dat is een algemeen belang, en deze bepalingen zijn dan ook niet direct gericht op eisers persoonlijke belangen. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat het relativiteitsvereiste een burger dan niet kan worden tegengeworpen.Maar daarvan is hier geen sprake. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied Uiterwaarden Lek. Dit Natura 2000-gebied bevindt zich deels aan de overkant, aan de zuidzijde van de rivier de Lek op ruim 1 kilometer vanaf de woning van eiser. Een tweede deel van het gebied Uiterwaarden Lek bevindt zich aan de noordzijde van de rivier de Lek, aan dezelfde kant als waar eiser woont. Dit gebied ligt op ongeveer 2,9 kilometer afstand van de woning van eiser. Deze afstanden zijn naar het oordeel van de rechtbank ook gelet op de barrière van de Lek te groot om (delen van) deze Natura 2000-gebieden te kunnen rekenen tot de directe woon- en leefomgeving van eiser. Gelet hierop kan het betoog over stikstofuitstoot die vrijkomt bij de uitvoering van het project, gelet op relativiteitsvereiste, niet leiden tot vernietiging van het projectplan.