ECLI:NL:RBMNE:2022:4427
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Juiste toepassing van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten en de berekening van het maandinkomen bij winst uit onderneming
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een sportschoolhouder, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de berekening van zijn uitkering. Eiser ontving tot 5 juni 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA, maar deze eindigde omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het Uwv stelde dat eiser te veel uitkering had ontvangen over het jaar 2020, omdat zijn inkomsten uit onderneming hoger waren dan zijn WIA-maandloon. Eiser moest een bedrag van € 11.437,94 terugbetalen. Het Uwv verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, waarna eiser beroep instelde.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en beoordeeld of het Uwv terecht de totale winst van eiser over 2020 door twaalf maanden heeft gedeeld en of deze berekeningswijze leidde tot een kennelijk onredelijk resultaat. Eiser voerde aan dat hij door de coronamaatregelen zijn sportschool moest sluiten en dat hij in de eerste helft van 2020 nauwelijks inkomsten had. De rechtbank oordeelde dat de berekeningswijze van het Uwv in overeenstemming was met het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB) en dat er geen sprake was van een kennelijk onredelijk resultaat. De rechtbank concludeerde dat het Uwv het AIB correct had toegepast en dat het beroep van eiser ongegrond was. Eiser kreeg geen gelijk en moest zijn griffierecht en proceskosten zelf dragen.